Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Inleiding
het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard, de last in stand gelaten en aangevuld met een Memo waarin de last nader is geconcretiseerd en de schepen, wrakken en objecten duidelijker zijn omschreven.
Het geschil
Overwegingen
voorbehoudheeft gemaakt. De voorzieningenrechter ziet dat verweerder in de onderhandelingscorrespondentie met verzoeker, maar ook in de conceptvaststellingsovereenkomst (diverse) voorbehouden heeft gesteld aan het aangemeerd hebben en houden van de ‘ [naam] ’ op de locatie. Er is daarom geen sprake van een toezegging waar verzoeker gerechtvaardigde verwachtingen aan kon ontlenen.
pleegtof
medepleegt, zo volgt uit artikel 5:1, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder kan verzoeker dus alleen aanmerken als overtreder als verzoeker de pleger of medepleger is van het aangemeerd hebben en houden van de beunbak. Hiervan is echter onvoldoende gebleken. Het standpunt van verweerder dat verzoeker overtreder is, omdat hij het ‘overtrederschap’ als het ware zou hebben aanvaard door de beunbak op de locatie te laten liggen, volgt de voorzieningenrechter niet. De locatie waar de beunbak door de eigenaar is aangemeerd en achtergelaten is weliswaar ‘het plekje’ waar verzoeker een groot deel van zijn leven al gebruik van maakt, maar hij heeft het betreffende water en de gronden niet in eigendom. Bovendien heeft verzoeker op de zitting onweersproken toegelicht dat hij de beunbak nooit in gebruik heeft genomen. Verweerder kon verzoeker dan ook niet als pleger of medepleger en daarmee als ‘overtreder’ aanmerken van het aangemeerd hebben en houden van de beunbak op de locatie.