ECLI:NL:RBMNE:2020:525
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van een last onder bestuursdwang in het bestuursrechtelijke geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D.M. Woelinga, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, dat hem een last onder bestuursdwangsom heeft opgelegd om objecten te verwijderen uit de Vechtmonding bij Muiden. De eiser heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat de termijn voor het voldoen aan de last verstrijkt voordat het college op zijn bezwaar kan beslissen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en de schorsing van het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar uitgesproken. De voorzieningenrechter oordeelde dat het financiële belang van de verzoeker bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van het college om het besluit in stand te houden. Er was geen acute gevaarlijke situatie die onmiddellijke actie vereiste, en er moest nog verder onderzoek plaatsvinden in de bezwaarfase.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat het college het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 178,- moet vergoeden en dat het college de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 1050,-, moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.