Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- Kopie afschriften van alle in het bezit zijnde bank- en spaarrekeningen met vermelding IBAN, tenaamstelling, totaal af- en bijschrijvingen en het begin- en eindsaldo (indien u gebruik maakt van internetbankieren dient u de afschriften te downloaden in pdf formaat en deze in te leveren);
- Mochten er stortingen of bijschrijvingen op uw afschriften staan van derden, dan dient u daarvan concrete en controleerbare bewijsstukken te overleggen. Deze bewijsstukken moeten duidelijk maken waarom en van wie u deze bedragen heeft ontvangen. Als u bepaalde bedragen heeft verdiend, dan moeten de bewijsstukken duidelijk maken hoe u dit heeft verdiend (welke tegenprestatie stond er tegenover)
- Oprichtingsakte van de Stichting [stichting] ;
- Jaarrekeningen van de Stichting [stichting] .”
de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 mei 2019.
In reactie op eisers e-mail van 13 juni 2019 attendeert verweerder in dit besluit eiser erop dat hij bij zijn bank om een nieuwe kaartlezer kan verzoeken en dat het mogelijk is om zijn afschriften van de bank in papieren vorm te laten verstrekken. Omdat eiser heeft verklaard dat de oprichtingsakte van de Stichting [stichting] is gestolen, verzoekt verweerder eiser om de aangifte van diefstal en het proces-verbaal te overleggen. Ook attendeert verweerder eiser erop dat hij bij de Kamer van Koophandel bepaalde gegevens (digitaal) kan opvragen.
Eiser is er op gewezen dat indien hij de gevraagde gegevens niet tijdig inlevert, zijn bijstand met toepassing van artikel 54 van de Pw met ingang van de datum van opschorting kan worden ingetrokken.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser de gevraagde gegevens niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft overgelegd, terwijl het wel gegevens betreft die voor het vaststellen van het recht op bijstand van belang zijn. Niet is gebleken en niet is aannemelijk gemaakt dat eiser binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs niet heeft kunnen beschikken over deze gegevens. Daarom is aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Pw voldaan en heeft verweerder de bijstand na opschorting ingetrokken met ingang van 14 juni 2019.
Maar ook los daarvan is van belang dat gesteld noch gebleken is dat het voor eiser niet mogelijk was om zich in de periode met ingang van 7 juni 2019 tot de notaris te wenden om een afschrift van de oprichtingsakte op te vragen en te verkrijgen opdat hij deze tijdig, vóór 5 juli 2019 aan verweerder kon verstrekken.