ECLI:NL:RBMNE:2020:3241

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
16/203324-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisvredebreuk en aanranding van een 84-jarige vrouw door verdachte

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk en aanranding van een 84-jarige vrouw. De verdachte is op 12 oktober 2018 zonder toestemming de woning van het slachtoffer binnengedrongen en heeft haar daar aangerand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid, een grote inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 80 uren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte onder beschermingsbewind staat en de bewindvoerder niet was opgeroepen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/203324-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 oktober 2019, 25 maart 2020 en 29 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.S. Bissumbhar, advocaat te Almere, alsmede mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht en I.C. Bastiaans namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
feit 1
op 12 oktober 2018 te [woonplaats] door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen;
feit 2
op 12 oktober 2018 te [woonplaats] huisvredebreuk heeft gepleegd in de woning, gelegen aan de [adres] , bij [slachtoffer] , in gebruik;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onderdeel ‘het tonen van zijn geslachtsdeel’ heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster niet op elkaar aansluiten, op zichzelf staan en niet ondersteund worden door ander bewijs. De raadsvrouw is daarom van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zijn geslachtsdeel zou hebben getoond aan aangeefster. Ook voor de verklaring van aangeefster dat verdachte haar bij haar borsten heeft gepakt, bestaat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Op de trui van de aangeefster ter hoogte van de borsten is geen DNA aangetroffen. Ten slotte kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met zijn ontblote geslachtsdeel van achteren tegen de billen van aangeefster heeft staan rijden of bonken nu er geen DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen op de broek van aangeefster. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte stellig ontkent die dag in de woning van aangeefster te zijn geweest, maar dat de verdediging zich zal refereren aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van bewezenverklaring van dit feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor feit 1 en 2 [1]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Zij heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
Op 12 oktober 2018 op de [adres] te [woonplaats] .
V: Tegen wie doet u aangifte?
A: Dat kleine donkere mannetje. Hij heeft een baardje, onooglijk ziet ie er uit en hij stinkt naar de drank. Hij had een ruitachtige licht gekleurde broek aan, bruine schoenen, witte bodywarmer en blauw mutsje op zijn hoofd, gebreid. Het was een klein kereltje, ik denk net zo groot als ik. Noot verbalisant: Aangeefster is 150-160 cm lang. [2] Ik stond bij de kast en opeens stond hij in de slaapkamer achter mij. Ik zei: "Wat doe jij hier. Wegwezen. Opdonderen." Hij zei: "Ik bij jou. Ik bij jou." Ik draaide mij, omdat ik 112 wilde bellen. De telefoon staat in de woonkamer. Via de gang wilde ik naar de woonkamer lopen. Ik wilde langs die man lopen richting de deur naar de hal. Ik zag dat hij met zijn geslachtsdeel uit zijn broek stond te zwaaien. Hij stond met zijn geslachtsdeel in zijn hand te spelen. Hij was in slappe toestand. Hij stond er echt mee te slingeren. Zo een beetje op en neer. Ik ben verder gelopen richting de deur van de hal. Ter hoogte van de deur stond hij tegen mij aan te rijden. Ik voelde dat hij van achteren tegen mijn aan stond te bonken. Hij bonkte met zijn onderlichaam. Ik voelde dat hij tegen mij aan stond te schudden. Tegen mijn billen aan, in het midden.
V: Hoe kan hij tegen u aanrijden als u aan het lopen bent?
A: Hij liep met mij mee. Ik liep de gang in en daar ging hij weer tegen mijn aanrijden en sloeg hij zijn arm om me heen. Om mijn middel. Mijn armen zaten onder zijn armen. Volgens mij lagen zijn handen op mijn borsten.
V: Wat voelde u met dat rijden tegen u aan?
A: Hetzelfde weer. Hij bonkte tegen mijn billen aan. Een paar keer. Ik zei: "Oprotten, wegwezen." Ik liep door naar de telefoon. Hij liet me namelijk net weer los. Ik ben toen dus doorgelopen naar de telefoon. Ik pakte de telefoon en die wilde hij uit mijn handen pakken. [3] Hij liep naar mij toen en greep naar de telefoon. Ik hield de telefoon goed vast. Hij pakte de telefoon ook vast. Hij liet hem toen weer los en toen kon ik 112 bellen. [4]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Hierop zag ik, verbalisant, de verdachte aan komen lopen. Hierna is de verdachte aangehouden voor huisvredebreuk en aanranding. Signalement kwam geheel overeen met het gegeven signalement door de aangeefster en het signalement van de foto van cameratoezicht, van de verdachte is een foto gemaakt na aanhouding. [5]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In het kader van de waarheidsvinding zijn stukken van overtuiging veiliggesteld en in beslag genomen, waaronder biologische sporen. Deze lenen zich voor DNA-onderzoek.
SIN: AALY6958NL
Object: Kleding (Trui) [6]
Uit bemonstering AALY6958NL (#01: onderaan achterpand en #02: linker bovenarm), van de trui die het slachtoffer aan had ten tijde van de aanranding, is een DNA-mengprofiel van ten minste drie personen verkregen. Het DNA-profiel van verdachte is vergeleken met dit DNA-mengprofiel van de trui van het slachtoffer. Een deel van het DNA in de bemonstering AALY6958NL kan afkomstig zijn van verdachte. Het verkregen DNA-mengprofiel AALY6958NL is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer, verdachte en één willekeurige onbekende man, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer en twee willekeurige onbekende personen. [7]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Het door de raadsvrouw gevoerde verweer, dat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om feit 1 bewezen te verklaren, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. Daarbij merkt de rechtbank op dat artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering – waarin het wettelijk bewijsminimum is neergelegd – de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan (vgl. HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094).
Conclusie voor feit 1 en 2
De rechtbank acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen (zoals hierna onder 5 omschreven).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 12 oktober 2018 te [woonplaats] door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij
- zijn geslachtsdeel getoond aan die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] bij de (met kleding bedekte) borsten gepakt en
- meermalen met zijn ontblote geslachtsdeel (van achteren) tegen (de billen van) die [slachtoffer] aan staan rijden en bonken
en bestaande dat geweld en die feitelijkheden uit het
- ongenodigd binnentreden in de woning van die [slachtoffer] en
- plotseling en onverhoeds uitvoeren van bovengenoemde handelingen en
- bonken en rijden tegen (de billen van) die [slachtoffer] en
- ( met zijn, verdachtes armen om die [slachtoffer] heen) vastpakken/beetpakken van die [slachtoffer] en
- proberen te pakken van de telefoon uit handen van die [slachtoffer] ;
feit 2
op 12 oktober 2018 te [woonplaats] in de woning, gelegen aan de [adres] , bij [slachtoffer] , in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen en wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2
het in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen en wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds verwijderen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

In het dossier bevindt zich een brief van i-psy interculturele psychiatrie van 3 juli 2019, ondertekend door J.A.H.B. Bartels (arts GGZ) en A. Negash (psychiater). Uit deze brief volgt niet dat de bewezen geachte feiten aan verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Er is ook overigens niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer] en een locatieverbod voor de [locatie] in [woonplaats] .
Daarnaast heeft hij gevorderd dat de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van vijf jaar zal opleggen, inhoudend dat verdachte op geen enkele wijze contact zal zoeken en/of hebben met [slachtoffer] en zich niet zal ophouden in de [locatie] te [woonplaats] . Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, moet aan verdachte per overtreding een maand hechtenis worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging in strafmatigende zin in aanmerking te nemen dat de psychiater van i-psy interculturele culturele psychiatrie heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van beperkte zelfredzaamheid en problemen in het sociaal-maatschappelijk functioneren. Vermoed wordt dat deze problemen worden veroorzaakt door ernstige cognitieve stoornissen bij een combinatie van Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH), een complexe posttraumatische stress stoornis en chronisch alcoholmisbruik. De verdediging vindt dat op basis van dit rapport psychologisch onderzoek noodzakelijk was om antwoord te geven op de vraag in hoeverre er een verband is tussen de geconstateerde stoornissen en het begane delict. Dat dit noodzakelijke onderzoek achterwege is gebleven mag niet ten nadele van verdachte strekken. Een detentie heeft vergaande gevolgen voor verdachte. Hij verblijft nu in een verpleegtehuis en ontvangt hier de zorg die hij nodig heeft. Een detentie zou kunnen leiden tot ontregeling van zowel het ingezette traject als van verdachte zelf. Verder is verdachte onvoldoende in staat om een werkstraf uit te voeren. Gelet op de persoonlijkheid van verdachte heeft de verdediging verzocht hem geen straf op te leggen dan wel een voorwaardelijke straf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
De aard en ernst van het feitVerdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan huisvredebreuk door de woning van het – destijds 84-jarige – slachtoffer, mevrouw [slachtoffer] , binnen te dringen en daar niet weg te gaan toen zij tegen hem zei dat hij weg moest gaan. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer in haar eigen woning aangerand door haar zijn ontblote geslachtsdeel te laten zien, daarmee tegen haar aan te rijden en haar bij de borsten vast te pakken. Terwijl verdachte dit deed heeft het slachtoffer zich richting de huistelefoon bewogen, zodat zij de politie kon bellen. Verdachte heeft geprobeerd dit te verhinderen door te proberen de telefoon af te pakken. Uiteindelijk is dit niet gelukt en heeft het slachtoffer 112 kunnen bellen. Door zijn handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer, dat al op hoge leeftijd was, en op haar gevoel van veiligheid. De eigen woning is bij uitstek een plek waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. De impact van het handelen van verdachte blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring die de dochter van het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen en de toelichting op de door aangeefster gevorderde immateriële schadevergoeding. Het slachtoffer is tot op de dag van vandaag angstig en heeft aangeven dat haar leven niet meer hetzelfde is. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten als de onderhavige is veroordeeld.
Over de persoon van verdachte is de volgende informatie beschikbaar:
  • een reclasseringsadvies uitgebracht op 6 mei 2020 door T. Jaarsveld, reclasseringswerker van Reclassering Nederland;
  • een brief van 3 juli 2019 van J.A.H.B. Bartels, GGZ arts en A. Negash, psychiater, van i-psy interculturele psychiatrie.
Uit het hierboven genoemde reclasseringsrapport blijkt dat geen sprake is van een delictpatroon. Verdachte woont sinds ongeveer 5 jaar in Nederland. Hij heeft in eerste instantie in een AZC gewoond en is vandaaruit zelfstandig gaan wonen in een woning van het Leger des Heils. Dit ging niet goed omdat verdachte niet in staat bleek om zelfstandig te wonen. Sinds half april 2020 woont verdachte in een specialistisch verpleeghuis van het Leger des Heils voor mensen met complexe problematiek. Er is sprake van een forse alcoholverslaving en het lukt verdachte niet om te stoppen/minderen met alcoholgebruik. Tevens zijn er vermoedens van Niet Aangeboren Hersenletsel. In algemene zin kan de reclassering de kans op recidive niet inschatten. Wel kan zij uitspraken doen over het recidivegevaar betreffende seksuele delicten omdat zij een specifieke zeden risicotaxatie heeft uitgevoerd. Het risico dat verdachte binnen vijf jaar recidiveert is laag. De reclassering adviseert in haar rapport tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer] , en eventueel een locatieverbod voor de [locatie] in [woonplaats] .
Uit de hierboven genoemde brief van i-psy blijkt onder andere dat verdachte veel drinkt vanuit stress en machteloosheid vanwege kinderen die in Somalië in zorgelijke omstandigheden zijn achtergebleven. Hij is naar Nederland gekomen in het kader van gezinshereniging en heeft nog twee andere kinderen die in Rotterdam in een pleeggezin verblijven. Hij heeft regelmatig contact met hen. Verdachte is beperkt zelfredzaam. In zijn vroege kinderjaren is hij verwaarloosd en fysiek mishandeld. Hij is door zijn stiefmoeder verstoten en heeft vanaf zijn zevende jaar als straatkind in Mogadishu (Somalië) geleefd met een oudere broer. Deze is later door een zwerfkogel om het leven gekomen waar verdachte bij was. Hij heeft nauwelijks opleiding genoten en is al op jonge leeftijd Qat (drugs) en alcohol gaan gebruiken. In zijn voorgeschiedenis is verder sprake van meerdere ernstige auto-ongevallen met vermoedelijk hersenletsel. Hij is destijds na een week weggelopen uit het ziekenhuis, zo ook na plaatsing in een kindertehuis in Somalië. Hij vertelt nachtmerries en herbelevingen te hebben van trauma's ondergaan in zijn vroege kinderjaren, latere jeugd, oorlogsgeweld op straat in Mogadishu en ervaringen tijdens de vlucht. Verder is er sprake van problemen met in- en doorslapen en angstklachten in de ochtend, die zich lichamelijk uiten als een 'druk' hoofd, pijn op de borst en benauwdheid. Deze klachten roepen extra angst en onrust op. Het ontbreekt verdachte aan overzicht en inzicht bij meer complexe taken en hij heeft veel begeleiding nodig bij het huishouden, persoonlijke administratie, het maken van contact en het zoeken van zijn weg in de nieuwe woonomgeving. De detoxopnamen bij Amethist heeft hij niet af kunnen maken. Verdachte voelde zich opgesloten en onrustig. Ook is hij angstig in een medische setting en voor medische ingrepen. Anamnestisch en bij observatie is er duidelijk sprake van gedragsproblemen en ontremming bij ernstige stoornissen in het cognitieve en executieve functioneren. Neuropsychologisch onderzoek is slechts beperkt mogelijk bij analfabete migranten/vluchtelingen die de Nederlandse taal niet spreken en onbetrouwbaar bij alcoholisten die niet abstinent zijn. De schrijvers van de brief vermoeden dat de beperkte zelfredzaamheid en problemen in het sociaal-maatschappelijk functioneren worden veroorzaakt door ernstige cognitieve stoornissen bij een combinatie van Niet Aangeboren Hersenletsel, een complexe post traumatische stress stoornis en chronisch alcoholmisbruik. Dit laatste mogelijk ook als zelfmedicatie.
Gelet op voorgaande bevindingen en conclusies van psychiater Negash en GGZ arts Bartels is de rechtbank van oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het tenlastegelegde aan de orde was – verdachte is hier immers niet eerder effectief voor behandeld – en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten en in het kader van normhandhaving kan geen andere straf worden opgelegd dan een gevangenisstraf. Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht, zal zij de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen. De rechtbank beoogt met bestraffing mede verdachte ervan te weerhouden om opnieuw dergelijke feiten te begaan, in het bijzonder in relatie tot mevrouw [slachtoffer] . De rechtbank zal daarnaast als bijzondere voorwaarde aan verdachte opleggen dat hij op geen enkele wijze contact zal zoeken en/of hebben met [slachtoffer] . De politie zal toezien op de naleving van dit verbod. De rechtbank zal aan verdachte geen locatieverbod voor de [locatie] in [woonplaats] opleggen, omdat uit het procesdossier niet blijkt van een gevaar dat verdachte daar zal terugkeren. Verdachte woont op dit moment immers in een specialistisch verpleeghuis in Baarn en zal waarschijnlijk op termijn naar Rotterdam worden overgeplaatst. Door oplegging van het contactverbod met het slachtoffer (in de vorm van een bijzondere voorwaarde) acht de rechtbank het gevaar dat verdachte andermaal een feit zal plegen in relatie tot het slachtoffer voldoende ondervangen. Zij zal aan verdachte daarom ook geen vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht opleggen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De ten laste gelegde feiten zijn ruim anderhalf jaar geleden gepleegd en verdachte is sindsdien niet voor soortgelijke feiten in aanraking met politie en justitie is gekomen. Er bestaat daarom naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding te veronderstellen dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank alleen een voorwaardelijk strafdoel niet afdoende. Daarom zal zij aan verdachte ook een taakstraf opleggen. Hoewel de reclassering schrijft dat – vanwege zijn complexe problematiek – het gevaar aanwezig is dat verdachte overvraagd wordt bij uitvoering van een taakstraf, acht de rechtbank oplegging van een taakstraf wenselijk. Bij de tenuitvoerlegging van een taakstraf kan rekening worden gehouden met de capaciteiten van verdachte en kan passend werk worden gezocht.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een contactverbod met mevrouw [slachtoffer] en een taakstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 40 dagen hechtenis, passend en geboden is en zal deze straf aan verdachte opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 949,49. Dit bedrag bestaat uit € 364,49 aan materiële schade en € 585,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de vordering benadeelde partij moet worden gematigd, omdat verdachte een uitkering krijgt en onder beschermingsbewind is gesteld. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht of de schadevergoeding in termijnen kan worden voldaan.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting is gebleken dat het vermogen van verdachte onder beschermingsbewind, als bedoeld in de artikelen 1:431 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, is gesteld. Hierdoor mist verdachte de (zelfstandige) bevoegdheid tot beheer en beschikking over zijn vermogen. Die bevoegdheid ligt bij de bewindvoerder, die verdachte bij de vervulling van zijn taak ook in rechte vertegenwoordigt. Hieruit volgt dat verdachte niet bevoegd is zelfstandig te procederen met betrekking tot de tegen hem ingestelde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij. Ook zijn raadsvrouw is dat niet. De bewindvoerder is niet opgeroepen, noch verschenen. Het alsnog oproepen van de bewindvoerder in het geding, opdat die de procedure van de verdachte, wat betreft de vorderingen van de benadeelde partij, als formele procespartij over kan nemen, vormt in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding vanwege de daarmee gemoeide vertraging van de afdoening van het strafproces. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Dit laat onverlet de mogelijkheid van mevrouw [slachtoffer] om haar vorderingen bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De rechtbank compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 138, 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] geboren op [1934] en wonende te [woonplaats] aan de [adres] ;
- bepaalt dat de politie toezicht zal houden op de naleving van bovengenoemd contactverbod;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. R. Carbo en I.S.A. Nahumury griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 augustus 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 12 oktober 2018 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij
- zijn geslachtsdeel getoond aan die [slachtoffer] en/of
- de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] betast en/of die [slachtoffer] bij de (met kleding bedekte) borsten gepakt en/of
- meermalen, althans éénmaal (telkens) met zijn ontblote geslachtsdeel (van achteren) tegen (de billen van) die [slachtoffer] aan staan rijden en/of bonken en bestaande dat geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) uit het
- ongenodigd binnentreden in de slaapkamer, althans de woning van die [slachtoffer] en/of
- plotseling en/of onverhoeds uitvoeren van bovengenoemde handelingen en/of
- bonken en/of rijden tegen (de billen van) die [slachtoffer] en/of
- ( met zijn, verdachtes armen om die [slachtoffer] heen) vastpakken/beetpakken van die [slachtoffer] en/of
- proberen te slaan en/of te pakken van de telefoon uit handen van die [slachtoffer] ;
feit 2
hij op of omstreeks 12 oktober 2018 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland in de woning, gelegen aan de [adres] , bij [slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen en/of wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de
rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 maart 2019, genummerd PL0900-2018294512, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 68. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 20.
3.Pagina 21.
4.Pagina 22.
5.Pagina 12 met bijlage op pagina 12b.
6.Pagina 67.
7.een rapport DNA-onderzoek d.d. 6 mei 2019, ongenummerd.