8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
De aard en ernst van het feitVerdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan huisvredebreuk door de woning van het – destijds 84-jarige – slachtoffer, mevrouw [slachtoffer] , binnen te dringen en daar niet weg te gaan toen zij tegen hem zei dat hij weg moest gaan. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer in haar eigen woning aangerand door haar zijn ontblote geslachtsdeel te laten zien, daarmee tegen haar aan te rijden en haar bij de borsten vast te pakken. Terwijl verdachte dit deed heeft het slachtoffer zich richting de huistelefoon bewogen, zodat zij de politie kon bellen. Verdachte heeft geprobeerd dit te verhinderen door te proberen de telefoon af te pakken. Uiteindelijk is dit niet gelukt en heeft het slachtoffer 112 kunnen bellen. Door zijn handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer, dat al op hoge leeftijd was, en op haar gevoel van veiligheid. De eigen woning is bij uitstek een plek waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. De impact van het handelen van verdachte blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring die de dochter van het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen en de toelichting op de door aangeefster gevorderde immateriële schadevergoeding. Het slachtoffer is tot op de dag van vandaag angstig en heeft aangeven dat haar leven niet meer hetzelfde is. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten als de onderhavige is veroordeeld.
Over de persoon van verdachte is de volgende informatie beschikbaar:
- een reclasseringsadvies uitgebracht op 6 mei 2020 door T. Jaarsveld, reclasseringswerker van Reclassering Nederland;
- een brief van 3 juli 2019 van J.A.H.B. Bartels, GGZ arts en A. Negash, psychiater, van i-psy interculturele psychiatrie.
Uit het hierboven genoemde reclasseringsrapport blijkt dat geen sprake is van een delictpatroon. Verdachte woont sinds ongeveer 5 jaar in Nederland. Hij heeft in eerste instantie in een AZC gewoond en is vandaaruit zelfstandig gaan wonen in een woning van het Leger des Heils. Dit ging niet goed omdat verdachte niet in staat bleek om zelfstandig te wonen. Sinds half april 2020 woont verdachte in een specialistisch verpleeghuis van het Leger des Heils voor mensen met complexe problematiek. Er is sprake van een forse alcoholverslaving en het lukt verdachte niet om te stoppen/minderen met alcoholgebruik. Tevens zijn er vermoedens van Niet Aangeboren Hersenletsel. In algemene zin kan de reclassering de kans op recidive niet inschatten. Wel kan zij uitspraken doen over het recidivegevaar betreffende seksuele delicten omdat zij een specifieke zeden risicotaxatie heeft uitgevoerd. Het risico dat verdachte binnen vijf jaar recidiveert is laag. De reclassering adviseert in haar rapport tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer] , en eventueel een locatieverbod voor de [locatie] in [woonplaats] .
Uit de hierboven genoemde brief van i-psy blijkt onder andere dat verdachte veel drinkt vanuit stress en machteloosheid vanwege kinderen die in Somalië in zorgelijke omstandigheden zijn achtergebleven. Hij is naar Nederland gekomen in het kader van gezinshereniging en heeft nog twee andere kinderen die in Rotterdam in een pleeggezin verblijven. Hij heeft regelmatig contact met hen. Verdachte is beperkt zelfredzaam. In zijn vroege kinderjaren is hij verwaarloosd en fysiek mishandeld. Hij is door zijn stiefmoeder verstoten en heeft vanaf zijn zevende jaar als straatkind in Mogadishu (Somalië) geleefd met een oudere broer. Deze is later door een zwerfkogel om het leven gekomen waar verdachte bij was. Hij heeft nauwelijks opleiding genoten en is al op jonge leeftijd Qat (drugs) en alcohol gaan gebruiken. In zijn voorgeschiedenis is verder sprake van meerdere ernstige auto-ongevallen met vermoedelijk hersenletsel. Hij is destijds na een week weggelopen uit het ziekenhuis, zo ook na plaatsing in een kindertehuis in Somalië. Hij vertelt nachtmerries en herbelevingen te hebben van trauma's ondergaan in zijn vroege kinderjaren, latere jeugd, oorlogsgeweld op straat in Mogadishu en ervaringen tijdens de vlucht. Verder is er sprake van problemen met in- en doorslapen en angstklachten in de ochtend, die zich lichamelijk uiten als een 'druk' hoofd, pijn op de borst en benauwdheid. Deze klachten roepen extra angst en onrust op. Het ontbreekt verdachte aan overzicht en inzicht bij meer complexe taken en hij heeft veel begeleiding nodig bij het huishouden, persoonlijke administratie, het maken van contact en het zoeken van zijn weg in de nieuwe woonomgeving. De detoxopnamen bij Amethist heeft hij niet af kunnen maken. Verdachte voelde zich opgesloten en onrustig. Ook is hij angstig in een medische setting en voor medische ingrepen. Anamnestisch en bij observatie is er duidelijk sprake van gedragsproblemen en ontremming bij ernstige stoornissen in het cognitieve en executieve functioneren. Neuropsychologisch onderzoek is slechts beperkt mogelijk bij analfabete migranten/vluchtelingen die de Nederlandse taal niet spreken en onbetrouwbaar bij alcoholisten die niet abstinent zijn. De schrijvers van de brief vermoeden dat de beperkte zelfredzaamheid en problemen in het sociaal-maatschappelijk functioneren worden veroorzaakt door ernstige cognitieve stoornissen bij een combinatie van Niet Aangeboren Hersenletsel, een complexe post traumatische stress stoornis en chronisch alcoholmisbruik. Dit laatste mogelijk ook als zelfmedicatie.
Gelet op voorgaande bevindingen en conclusies van psychiater Negash en GGZ arts Bartels is de rechtbank van oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het tenlastegelegde aan de orde was – verdachte is hier immers niet eerder effectief voor behandeld – en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten en in het kader van normhandhaving kan geen andere straf worden opgelegd dan een gevangenisstraf. Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht, zal zij de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen. De rechtbank beoogt met bestraffing mede verdachte ervan te weerhouden om opnieuw dergelijke feiten te begaan, in het bijzonder in relatie tot mevrouw [slachtoffer] . De rechtbank zal daarnaast als bijzondere voorwaarde aan verdachte opleggen dat hij op geen enkele wijze contact zal zoeken en/of hebben met [slachtoffer] . De politie zal toezien op de naleving van dit verbod. De rechtbank zal aan verdachte geen locatieverbod voor de [locatie] in [woonplaats] opleggen, omdat uit het procesdossier niet blijkt van een gevaar dat verdachte daar zal terugkeren. Verdachte woont op dit moment immers in een specialistisch verpleeghuis in Baarn en zal waarschijnlijk op termijn naar Rotterdam worden overgeplaatst. Door oplegging van het contactverbod met het slachtoffer (in de vorm van een bijzondere voorwaarde) acht de rechtbank het gevaar dat verdachte andermaal een feit zal plegen in relatie tot het slachtoffer voldoende ondervangen. Zij zal aan verdachte daarom ook geen vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht opleggen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De ten laste gelegde feiten zijn ruim anderhalf jaar geleden gepleegd en verdachte is sindsdien niet voor soortgelijke feiten in aanraking met politie en justitie is gekomen. Er bestaat daarom naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding te veronderstellen dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank alleen een voorwaardelijk strafdoel niet afdoende. Daarom zal zij aan verdachte ook een taakstraf opleggen. Hoewel de reclassering schrijft dat – vanwege zijn complexe problematiek – het gevaar aanwezig is dat verdachte overvraagd wordt bij uitvoering van een taakstraf, acht de rechtbank oplegging van een taakstraf wenselijk. Bij de tenuitvoerlegging van een taakstraf kan rekening worden gehouden met de capaciteiten van verdachte en kan passend werk worden gezocht.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een contactverbod met mevrouw [slachtoffer] en een taakstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 40 dagen hechtenis, passend en geboden is en zal deze straf aan verdachte opleggen.