Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoekster] , verzoekster, mede namens haar minderjarige zoon [minderjarige] , (hierna tezamen te noemen: verzoekers),
Procesverloop
Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak hebben verzoekers, waaronder een minderjarige, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in verband met de beëindiging van verblijfsondersteuning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. De voorzieningenrechter heeft op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek, dat was ingediend na een primair besluit van 16 juni 2020, waarin de verblijfsondersteuning in een hotel werd beëindigd. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen om een voorlopige voorziening, die op 22 juni 2020 ter zitting werd behandeld.
Tijdens de zitting is het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzoekers hebben ook verzocht om vergoeding van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bestuursorgaan aan verzoekers tegemoet is gekomen door hen opnieuw toe te laten tot de opvang. Dit leidde tot de vraag of verweerder in de proceskosten moest worden veroordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een proceskostenveroordeling zouden uitsluiten, en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.050,- aan proceskosten, gebaseerd op de door verzoekers gemaakte kosten voor rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. van Gestel. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.