ECLI:NL:RBMNE:2020:3119
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot WOZ-waarde
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar aan de orde. De heffingsambtenaar heeft op 10 februari 2020 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens hem geen procesbelang zou zijn. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld op 20 maart 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de heffingsambtenaar onvoldoende gegevens heeft aangeleverd om te onderbouwen dat eiseres geen procesbelang heeft. Eiseres heeft betoogd dat er wel degelijk procesbelang is, en verweerder kan niet bewijzen dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft zich in haar uitspraak gebaseerd op een recent arrest van de Hoge Raad, waarin werd geoordeeld dat de ontvankelijkheid van het bezwaar niet zomaar kan worden afgewezen.
De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd en hem opgedragen om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 525,-, en dat het griffierecht door de verweerder moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen op 23 juli 2020, en is niet in het openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.