ECLI:NL:RBMNE:2020:3118
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-waarde en procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde, maar dit bezwaar werd door verweerder op 10 februari 2020 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld op 20 maart 2020.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er onvoldoende gegevens zijn aangeleverd die aantonen dat eiseres door een wijziging van de WOZ-waarde in een financieel of fiscaal betere positie kan verkeren. Eiseres betoogde echter dat er wel degelijk procesbelang is en dat verweerder niet kan bewijzen dat zij geen belang heeft. In het verweerschrift van 14 mei 2020 heeft verweerder aangegeven dat het beroep gegrond verklaard dient te worden, verwijzend naar een arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2020.
De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar van verweerder vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen. Tevens is bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 525,-, en dat verweerder het griffierecht moet vergoeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van samenhangende zaken, ondanks dat meerdere beroepschriften door dezelfde gemachtigde zijn ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.