ECLI:NL:RBMNE:2020:3115
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot WOZ-waarde
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2020, is de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres aan de orde. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, die haar bezwaar op 24 februari 2020 niet-ontvankelijk had verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld op 3 april 2020.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Eiseres stelde dat er wel degelijk procesbelang was, terwijl verweerder in zijn verweerschrift van 7 juli 2020 aangaf dat het beroep gegrond verklaard diende te worden, verwijzend naar een arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2020.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaar van eiseres ontvankelijk is en heeft de uitspraak op bezwaar van 24 februari 2020 vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens is bepaald dat eiseres recht heeft op vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 525,-, en dat het griffierecht door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.