Uit de overgelegde emailwisseling tussen partijen blijkt dat de afspraken over de wijze waarop partijen na 1 april 2020 uit elkaar gaan, in een vergevorderd stadium waren. Zo schrijft de gemachtigde van [verzoeker] op 27 maart 2020 aan [verweerder] :
“Namens cliënt stel ik voor om met gesloten beurzen uit elkaar te gaan. In dat geval zal cliënt geen aanspraak maken op de transitievergoeding en een eventuele uitkering van vakantiedagen. U zult in dat geval geen schadeclaim indienen bij mijn cliënt. Hierbij is wel van belang dat cliënt zijn salaris over de maand maart nog wel op reguliere wijze uitbetaald krijgt. Hiervoor is hij op dit moment nog het project ‘ [project] ’ aan het afronden. ..”
[verweerder] heeft op 31 maart 2020 per email voorgesteld hieraan een alinea toe te voegen, met een boetebeding bij het aanbieden van producten van haar producten. [verzoeker] heeft de voorgestelde alinea in de brief van 31 maart 2020 enigszins aangepast en [verweerder] gevraagd op die dag aan te geven of hij zich hierin, samen met de afspraken in de brief van 27 maart 2020, kan vinden. [verweerder] heeft hierop gereageerd.
[verzoeker] schrijft vervolgens in de email van 31 maart 2020, 15:03 uur:
“..
Desalniettemin acht ik het, in het kader van een afwikkeling, niet langer wenselijk om over deze zaken te steggelen nu partijen overeenkomen dat er geen financiële afwikkeling over en weer meer zal plaatsvinden.
Ik verzoek u dit aan mij (en cliënt) te bevestigen en zie uw reactie graag zo spoedig mogelijk tegemoet.”
[verweerder] antwoordt vervolgens op 31 maart 2020 om 16:41:53:
“.. Wat wij zijn overeengekomen over gesloten beurzen betreft het wegstrepen van schadeclaims vanuit ons bedrijf tegenover het recht op een transitievergoeding als werknemer (bij verondersteld vast dienstverband) na beëindiging van het contract tijd nodig heeft om op te starten. Uw cliënt heeft die tijd genomen in de vorm van extra vakantiedagen terwijl hij nog in dienst was. Die extra vakantiedagen verrekenen wij met het salaris over de maand maart, nadat de opdrachtgever van het project [project] heeft aangegeven tevreden te zijn met het resultaat. ..”
[verzoeker] heeft per brief van 2 april 2020 geprotesteerd tegen het inhouden van vakantiedagen en een aangepast voorstel gedaan, mits vóór 6 april 2020 het volledige salaris en de onkostenvergoeding over maart bij hem op de rekening is gestort.