In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over huurtoeslag. Eiseres, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, had beroep ingesteld tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, die de huurtoeslag voor de jaren 2016 en 2018 op € 0,- had vastgesteld. Eiseres was van mening dat zij recht had op huurtoeslag, omdat de woningcorporatie haar huurprijs met terugwerkende kracht had verlaagd tot onder de maximale huurprijs voor huurtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst de huurprijs die eiseres daadwerkelijk had betaald, niet correct had meegenomen in de beoordeling van het recht op huurtoeslag. De rechtbank oordeelde dat de huurprijs die met terugwerkende kracht was verlaagd, als uitgangspunt moest worden genomen bij de vaststelling van het recht op huurtoeslag. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden besluiten en droeg de Belastingdienst op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht diende te worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.