ECLI:NL:RBMNE:2020:2942
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening en onvoldoende bewijs van ontvangst van het bestreden besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), waarbij haar loongerelateerde WGA-uitkering was beëindigd. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Eiseres had onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij het bestreden besluit niet had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat uit de gedragingen van eiseres kon worden afgeleid dat zij het besluit wel had ontvangen, en er was geen verschoonbare reden om van niet-ontvankelijkheid af te zien.
Het procesverloop begon met een besluit van 30 januari 2018, waarin eiseres een WGA-uitkering werd toegekend. Na bezwaar van een derde partij werd dit besluit op 27 juli 2018 ingetrokken. Eiseres stelde dat zij het bestreden besluit niet had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat het bestuursorgaan aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was verzonden. De rechtbank wees op de verplichtingen van het bestuursorgaan om de verzending aan te tonen, maar concludeerde dat de omstandigheden in deze zaak erop wezen dat eiseres het besluit wel had ontvangen.
De rechtbank benadrukte dat eiseres, zelfs als zij het besluit niet had ontvangen, te laat was met het indienen van haar beroep, aangezien zij op 25 maart 2019 al op de hoogte was gesteld van de beëindiging van haar uitkering. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen omstandigheden had aangevoerd die de overschrijding van de beroepstermijn zouden rechtvaardigen. Uiteindelijk werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.