ECLI:NL:RBMNE:2020:288

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3121
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.A.M. van der Geld, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder om haar huishoudelijke hulp te verlagen van 5 uur per week naar 3 uur en 30 minuten per week, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de aanvraag van eiseres op de juiste wijze heeft beoordeeld en dat de beslissing om de hulp te verlagen gerechtvaardigd was. Eiseres had eerder een persoonsgebonden budget ontvangen voor huishoudelijke hulp, maar verweerder heeft na een herbeoordeling geconcludeerd dat de situatie van eiseres niet zodanig was veranderd dat zij recht had op een hogere indicatie. De rechtbank oordeelde dat verweerder de hulpvraag van eiseres correct had geïnterpreteerd en dat de afname van de hulp niet onredelijk was, gezien de omstandigheden. Eiseres had ook geen recht op extra hulp vanwege haar sociale contacten en de ondersteuning die zij van haar familie ontving. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder
(gemachtigden: mr. W.M. van der Wielen en J.G.F. van Ree).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden verstrekt voor 3 uur en 30 minuten per week voor de periode 13 juli 2019 tot en met 12 mei 2020, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
Bij besluit van 23 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard. Hieraan heeft verweerder het advies van de Commissie bezwaarschriften van verweerder van 1 juli 2019 ten grondslag gelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens is namens eiseres verschenen haar zoon, de heer [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

De beoordeling

Inleiding
1. Eiseres heeft onder meer last van artrose en een rug- lies- en darmaandoening. Zij ondervindt onder andere beperkingen bij het uitvoeren van huishoudelijke taken en bij het zitten. Van 15 mei 2018 tot en met 12 mei 2019 heeft eiseres op grond van de Wmo 2015 een pgb ontvangen voor huishoudelijke hulp voor 5 uur per week.
2. Eiseres heeft zich op 6 maart 2019 bij verweerder gemeld met een hulpvraag. Zij wil ten eerste verlenging en uitbreiding van haar indicatie voor huishoudelijke hulp en ten tweede verlenging van de indicatie voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van haar eigen auto.
3. Naar aanleiding van de hulpvraag heeft mevrouw [B] (sociaal professional bij Geynwijs, dat namens verweerder belast is met de uitvoering van de Wmo 2015) een huisbezoek gebracht aan eiseres. Er is een onderzoeksverslag gemaakt en er is een plan opgesteld. Bij de ondertekening van dit plan op 15 mei 2019 heeft eiseres aangegeven dat zij het niet eens is met het plan.
De beslissingen van verweerder
4. Verweerder heeft vastgesteld dat eiseres beperkingen ondervindt in haar mobiliteit en dat zij daardoor belemmeringen heeft bij de uitvoering van een gedeelte van de lichte huishoudelijke taken (stoffen en opruimen op hoge en lage plaatsen), bij de uitvoering van alle zware huishoudelijke taken en bij de volledige verzorging van kleding en linnengoed.
5. Verweerder heeft op 10 mei 2019 in het primaire besluit gedeeltelijk beslist op de aanvraag van eiseres. Verweerder heeft haar voor de periode 13 juli 2019 tot en met 12 mei 2020 de volgende maatwerkvoorziening toegekend:
- lichte huishoudelijke taken: gedeeltelijke overname: 60 minuten per week
- zwaar huishoudelijk werk: volledige overname: 90 minuten per week
- verzorging kleding/linnengoed: volledige overname: 60 minuten per week.
Totaal: 3 uur en 30 minuten per week.
Omdat eiseres teruggaat van 5 uur per week naar 3 uur en 30 minuten per week huishoudelijke hulp, heeft verweerder haar een afbouwperiode gegund van twee maanden (gerekend vanaf 13 mei 2019).
6. Omdat verweerder nog extra informatie nodig had van eiseres, is er op 10 mei 2019 in het primaire besluit niet beslist over de tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto. Ook wilde verweerder over dit punt een medisch advies inwinnen.
7. Verweerder heeft zijn beslissing gebaseerd op de Wmo 2015 [1] , de Beleidsregels Wmo Nieuwegein 2015 (de Beleidsregels) [2] , de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) [3] en de Wmo en Jeugdhulpverordening gemeente Nieuwegein 2017 (de Verordening) [4] .
Het standpunt van eiseres
8. Eiseres vindt dat de beslissing van verweerder niet klopt. Zij heeft hiervoor de volgende argumenten:
(a) verweerder heeft ten onrechte geen beslissing genomen over de vervoerskostenvoorziening: zij ontvangt deze tegemoetkoming al 24 jaar en haar medische en andere gegevens zijn bekend bij verweerder. Het is onredelijk en onbegrijpelijk dat verweerder nu opnieuw allerlei gegevens wil ontvangen;
(b) op grond van de Beleidsregels zou zij in aanmerking moeten komen voor 6 uur huishoudelijke hulp per week: zij heeft een eengezinswoning en hiervoor geldt een indicatie van 90 minuten voor licht poetswerk. In haar woning zijn minimaal vier kamers daadwerkelijk in gebruik en hiervoor geldt een indicatie van 180 minuten. Voor de verzorging van kleding/linnengoed geldt een indicatie van 60 minuten. Daarnaast maakt eiseres aanspraak op 30 minuten voor een extra contactmoment omdat zij anders vereenzaamt;
(c) door verweerder zijn geen goede redenen gegeven voor de verlaging van de huishoudelijke hulp van 5 naar 3½ uur per week. Zij heeft al sinds 30 mei 2017 5 uur per week huishoudelijke hulp en er is sindsdien niets veranderd in haar situatie of in de wet of de gemeentelijke regelgeving;
(d) de huurcommissie heeft in 2017 gesteld dat eiseres behoefte heeft aan minimaal 5 uur per week huishoudelijke hulp en aan een vervoerskostenvoorziening;
(e) het onderzoek van verweerder is onzorgvuldig geweest.
Het oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank oordeelt ten eerste dat het geen verschil maakt dat eiseres in het verleden 5 uur per week huishoudelijke hulp heeft gehad. Op grond van de wet moet verweerder iemands situatie namelijk eens in de zoveel tijd opnieuw beoordelen [5] en dat is wat verweerder hier heeft gedaan.
10. De hoogste rechter [6] in dit soort zaken heeft bepaald hoe verweerder te werk moet gaan als een burger zich meldt met een hulpvraag. Hiervoor moet verweerder eerst vaststellen (1) wat de hulpvraag is, waarna moet worden vastgesteld (2) óf en zo ja, welke problemen er zijn bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, of het zich kunnen handhaven in de samenleving. Vervolgens moet worden vastgesteld (3) welke hulp en ondersteuning naar aard en omvang nodig is. Ten slotte gaat verweerder na (4) of en zo ja, in welke mate één en ander kan worden gedaan door de burger zelf, door gebruikelijke hulp, door mantelzorg, door ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk of door voorliggende (algemene) voorzieningen. Als die mogelijkheden allemaal ontoereikend zijn, moet een maatwerkvoorziening worden geboden. Verder is verweerder verplicht een deskundigenadvies te vragen als dat nodig is voor het onderzoek naar de nodige hulp en ondersteuning.
11. De rechtbank oordeelt dat verweerder in de zaak van eiseres het onderzoek op de juiste manier heeft verricht. De rechtbank oordeelt ook dat verweerder de beslissing over de vervoersondersteuning heeft kunnen uitstellen omdat eiseres de opgevraagde informatie nog niet had ingeleverd. Eiseres heeft gesteld dat zij na het huisbezoek niets meer van verweerder heeft gehoord, maar in het dossier zitten twee brieven van 9 mei 2019 en van 27 augustus 2019 waarin duidelijk staat welke informatie eiseres moest verstrekken. Dat eiseres dat niet heeft gedaan, komt voor haar risico. Omdat verweerder in de besluiten van 10 mei 2019 en 23 juli 2019 niet hoefde te beslissen over de vervoersondersteuning, mag de rechtbank daar in deze uitspraak geen oordeel over geven. De beroepsgronden van eiseres die hierover gaan, worden buiten beschouwing gelaten. De rechtbank geeft alleen een oordeel over het punt van de huishoudelijke hulp.
12. In deze zaak gaat de discussie over punt (3): de omvang van de benodigde hulp. De rechtbank oordeelt dat verweerder er van uit heeft mogen gaan dat eiseres maar één slaapkamer in haar huis echt (als eigen slaapkamer) gebruikt en dat de andere twee slaapkamers alleen als logeerkamers worden gebruikt voor als haar zelfstandig wonende zoon en diens kinderen komen logeren. Uit het onderzoeksverslag blijkt namelijk dat eiseres dit zelf heeft gezegd tijdens het huisbezoek. De zoon van eiseres stelt tijdens de zitting weliswaar dat één van deze beide andere slaapkamers ook door eiseres wordt gebruikt als werkkamer (er staan een laptop en printer die eiseres gebruikt) en als speelkamer voor de kleinkinderen, maar deze stelling wordt niet nader onderbouwd. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat als eiseres in die andere twee slaapkamers spullen heeft liggen die zij frequent gebruikt, het niet onredelijk van verweerder is om van haar te verwachten dat zij deze spullen verhuist naar de kamer(s) in huis die zij dagelijks gebruikt. Deze beide andere slaapkamers zijn dan ook geen zogenaamde ‘essentiële leefruimtes’ die bij de beoordeling van de noodzaak van huishoudelijke hulp moeten worden betrokken [7] .
13. Verder blijkt uit het dossier dat niet alle lichte huishoudelijke werkzaamheden hoeven te worden overgenomen, maar alleen het stoffen en opruimen op hoge en lage hoogtes. Ook heeft verweerder in de besluitvorming mogen betrekken hoe intensief de woning wordt gebruikt en wat de bewoningsgraad is. Verweerder heeft kunnen beslissen dat voor het werk dat bij eiseres thuis moet worden overgenomen, op grond van de Beleidsregels een indicatie geldt van 3 uur en 30 minuten per week huishoudelijke hulp.
14. Uit het onderzoeksverslag blijkt ook dat één van de zoons van eiseres vijf keer per week voor haar kookt en bij haar eet, dat de andere zoon regelmatig langskomt met zijn kinderen en dat er geregeld contact is tussen eiseres en haar kleinkinderen en andere familieleden. Verweerder heeft daarom kunnen oordelen dat eiseres niet dreigt te vereenzamen en dat zij dus geen recht heeft op 30 minuten extra huishoudelijke hulp. Dat eiseres in de rouw is vanwege het overlijden van haar man, is heel begrijpelijk en verdrietig, maar dat maakt niet dat verweerder een extra indicatie hoefde af te geven.
15. Het beroep is ongegrond en eiseres krijgt haar proceskosten niet vergoed. Ook hoeft verweerder niet het griffiegeld aan eiseres terug te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. O.T.J.A. Kicken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Als eiseres het niet eens is met deze uitspraak, kan zij hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep in Utrecht. Eiseres moet dat dan doen binnen zes weken na
de dag van verzending van deze uitspraak.

Voetnoten

1.Artikel 2.3.2 lid 1, lid 4 en lid 9, artikel 2.3.5 lid 2, lid 3, lid 4 en lid 5, artikel 2.3.6, artikel 2.3.8 lid 3 en artikel 2.3.9 lid 1.
2.Artikel 2.3.2, artikel 4.10 en bijlage 2 bij de Beleidsregels.
3.Artikel 3:2.
4.Artikel 4, artikel 5 en artikel 7.
5.Dit staat in artikel 2.3.9 lid in van de Wmo 2015.
6.De Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.
7.CRvB 9 oktober 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2032.