ECLI:NL:RBMNE:2020:2845

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
7721459 UC EXPL 19-4323 HvW/971
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoopovereenkomst van elektrische auto's voor taxivervoer en de gevolgen van ontbinding en schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2020, gaat het om een huurkoopovereenkomst van elektrische auto's, specifiek Tesla Model S, die door eisers zijn aangeschaft voor taxivervoer. Eisers, bestaande uit vier partijen, hebben een financiële leaseovereenkomst gesloten met Tesla Motors Netherlands B.V. en Mercedes-Benz Financial Services Nederland B.V. (MBFS). Ze vorderen ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding, omdat de auto's gebreken vertoonden en niet voldeden aan de verwachtingen. De rechtbank oordeelt dat de ontbinding van de overeenkomst wordt afgewezen, omdat eisers niet de verkoper/financier (MBFS) hebben gedagvaard. De vorderingen tot schadevergoeding worden eveneens afgewezen, omdat de specifieke verwijten over onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens en tekortkomingen in de auto's niet slagen. De rechtbank concludeert dat de koopovereenkomst tussen eisers en MBFS is gesloten, en dat Tesla niet als contractspartij kan worden aangemerkt. De eisers worden in de proceskosten van Tesla veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7721459 UC EXPL 19-4323 HvW/971
Vonnis van 29 juli 2020
inzake

1.[eiser sub 1] , handelend onder de naam [eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats]
2. de vennootschap onder firma
[eiser sub 2] VOF,
gevestigd te [vestigingsplaats]

3.[eiser sub 3] , handelend onder de naam [eiser sub 3] ,

wonende te [woonplaats]
4. de vennootschap onder firma
[eiser sub 4],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder gezamenlijk te noemen eisers en afzonderlijk: [eiser sub 1] , [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4]
eisende partijen in conventie
verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. K. Kasem,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tesla Motors Netherlands B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen Tesla,
gedaagde partij in conventie
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. A. al Mansouri.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties (1 t/m 39)
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid
- de conclusie van antwoord in incident
- het vonnis in incident van de rechtbank Amsterdam met verwijzing van de zaak naar deze rechtbank
- het vonnis in incident waarin is geoordeeld dat de kantonrechter in deze zaak bevoegd is
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
- de conclusie van antwoord in incident
- vonnis in incident waarin verzoek tot oproeping in vrijwaring is toegewezen
- de conclusie van antwoord en (voorwaardelijke) eis in reconventie en producties (1 t/m 15)
- de akte van Tesla houdende overlegging producties en wijziging van eis in reconventie (16 t/m 24)
- de akte van Tesla houdende wijziging van eis in reconventie en overlegging producties (25 en 26)
- de akte van eisers houdende wijziging van eis in conventie met producties (40 en 41)
- de akte van eisers houdende overlegging producties in conventie (42 en 43)
- de akte van eisers houdende overlegging producties in conventie (44 en 45)
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
In conventie

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
BBF Schipholtaxi (verder: BBF) is vanaf 1 juni 2014 – na een aanbesteding – met andere partijen het taxivervoer vanaf luchthaven Schiphol gaan verzorgen. Eisers hebben zich bij BBF aangesloten en daartoe een overeenkomst met BFF gesloten. Voorwaarde voor deelname was dat de aangesloten chauffeurs bij het taxivervoer gebruik zouden maken van een elektrische auto, namelijk een Tesla Model S (verder: de auto of de auto’s). Voor de aanschaf van de auto’s hebben eisers een financiële leaseovereenkomst gesloten. De ondergetekenden bij die overeenkomst zijn (1) eisers, (2) Tesla en (3) Mercedes-Benz Financial Services Nederland B.V. (verder: MBFS), de financier van de auto’s.
2.2.
Volgens eisers vertoonden de auto’s zeer kort na de levering talloze gebreken, in de dagvaarding opgesomd op de bladzijden 6 tot en met 27. Daarnaast hadden de auto’s na een software-update plotseling een kleinere oplaadcapaciteit dan was toegezegd en daarmee ook een minder bereik (200-250 km in plaats van 500 km) en werden ook andere toezeggingen door Tesla niet nagekomen. Onder verwijzing naar onder meer deze mankementen/tekortkomingen stellen eisers dat de afgeleverde auto’s niet de eigenschappen bezitten die zij daarvan mochten verwachten en daardoor niet aan (koop)overeenkomsten beantwoorden (vergelijk artikel 7:17 BW). Zij vorderen daarom primair om die overeenkomsten te ontbinden. Subsidiair voeren eisers aan dat alle door Tesla gedane toezeggingen voorafgaand aan de aankoop van de auto’s, die dus onjuist bleken, een beroep op dwaling en/of bedrog rechtvaardigen. Bij een juiste voorstelling van zaken zouden zij namelijk nooit de auto’s hebben aangeschaft. Eisers vorderen daarom subsidiair vernietiging van de overeenkomsten. Zowel primair als subsidiair willen eisers verder veroordeling van Tesla tot (terug)betaling van (1) het aankoopbedrag van de auto (€ 71.202,48 exclusief BTW) aan ieder van hen dan wel aan MBFS, vermeerderd met rente, (2) schadevergoeding, nader op te maken bij staat, (3) de buitengerechtelijke kosten van € 1.487,02 per eiser en (4) de proces- en nakosten. Aan de vordering tot betaling van schadevergoeding leggen eisers aanvullend het verwijt ten grondslag dat Tesla zonder hun toestemming persoonsgegevens van eisers met BBF heeft gedeeld.
2.3.
Tesla concludeert tot afwijzing van deze vorderingen. Het meest vertrekkende verweer dat zij daartoe aanvoert is dat niet zij de auto’s aan eisers heeft verkocht maar MBFS. Ontbinding en vernietiging van de overeenkomsten en terugbetaling van de koopprijs kunnen eisers daarom alleen in een procedure tegen MBFS vorderen. Verder betwist Tesla onder meer de gestelde tekortkomingen, althans zijn die volgens haar verjaard en/of rechtvaardigen die niet de ontbinding van de overeenkomsten en/of een volledige terugbetaling van de kooprijs (vergelijk artikel 6:272 lid 1 BW).

3.De beoordeling in conventie

Was Tesla wel of geen contractspartij bij de koopovereenkomst?

3.1.
De rechtbank zal eerst het verweer van Tesla beoordelen dat niet zij maar MBFS partij bij de koopovereenkomsten met eisers is. Voor die beoordeling is van belang dat partijen het erover eens zijn dat de financiële leaseovereenkomst (zie 2.1.) een driepartijenovereenkomst betreft die (onder meer) kwalificeert als huurkoop in de zin van titel 5A van boek 7A BW. De vraag wie daarbij als ‘de verkoper’ van de auto’s moet worden aangemerkt, beantwoorden partijen echter verschillend (Tesla of MBFS).
3.2.
Om vast te stellen welke partijen met elkaar hebben gecontracteerd en welke verplichtingen daaruit over en weer voortvloeien komt het aan op de vraag wat partijen daarover precies hebben afgesproken. Hierbij moet onder meer naar de tekst van de driepartijenovereenkomst worden gekeken. Ook is van belang wat partijen voorafgaand aan en bij het sluiten van die overeenkomst daarover hebben besproken en welke verwachtingen zij daaraan mochten ontlenen.
3.3.
Voorafgaand aan het sluiten van de financiële leaseovereenkomst is het volgende gebeurd. Nadat BBF de concessie had verkregen om het taxivervoer vanaf Schiphol te (gaan) verzorgen, heeft zij 96 auto’s bij Tesla besteld. De afspraken hierover zijn neergelegd in een op 20 januari 2014 tussen BBF en Tesla gesloten
‘Motor Vehicle Purchase Agreement’. Daarin is de verplichting voor BBF opgenomen om per bestelde auto een aanbetaling van € 2.000,- aan Tesla te voldoen, wat neerkomt op een totaalbedrag van € 192.000,- (96 x € 2.000,-). In die overeenkomst wordt BBF als ‘Buyer’ aangeduid en Tesla als ‘Seller’.
3.4.
Na deze bestelling en aanbetaling, heeft BBF de chauffeurs die interesse hadden getoond om mee te doen, waaronder eisers, in een e-mail van 19 mei 2014 geïnformeerd over de verschillende voorwaarden waaraan een chauffeur moet voldoen om het taxivervoer vanaf Schiphol te mogen verzorgen. Op 21 juli 2014 heeft BBF de inmiddels bij haar aangesloten chauffeurs, die dus blijkbaar aan de gestelde voorwaarden voldeden (waaronder eisers), een e-mail gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
“Omdat de meeste een financiering nodig zullen hebben zijn wij zo vrij geweest om afspraken daarover te maken met Mercedes-Benz Financial Services Nederland B.V. Zij hebben ons gunstige acceptatievoorwaarden toegezegd voor alle (…) rijders.”
3.5.
Nadat eisers alle vier hadden besloten van de geboden financieringsmogelijkheid via MBFS gebruik te maken, hebben zij in september 2014 de financiële leaseovereenkomst gesloten. In die overeenkomst, waarbij MBFS wordt aangeduid als ‘FS’, Tesla als ‘Dealer’ en eisers als ‘Cliënt’, is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
“1. FS stelt de Cliënt het (…) voertuig ter beschikking doordat de Dealer het voertuig aan Cliënt aflevert. (…)
(…)
4. De Cliënt verkrijgt de eigendom van het (…) voertuig nadat de slottermijn door FS is ontvangen (…).
(…)
7. De Cliënt heeft tegelijk bij of voorafgaande aan de levering namens FS een aanbetaling van € 14.952,52 aan de Dealer voldaan. Dealer verklaart door ondertekening van deze overeenkomst dit bedrag te hebben ontvangen en de eigendom van het voertuig hierbij over te dragen aan FS.
(…)”
3.6.
Uit deze in de financiële leaseovereenkomst neergelegde afspraken, lijkt te volgen dat Tesla de auto’s aan MBFS heeft verkocht en dat MBFS en eisers (tegelijk) een koop op afbetaling (huurkoop) zijn overeengekomen. De aanbetaling van € 14.952,52 moest door kopers (eisers) immers
namensMBFS aan Tesla worden gedaan, waarna het eigendom van de auto’s van Tesla op MBFS is overgegaan. Vervolgens rustte op eisers de verplichting om de door hen aan MBFS verschuldigde koopsom in termijnen te voldoen. Na betaling van de slottermijn zou het eigendom van de auto’s vervolgens overgaan van MBFS op eisers. Deze schriftelijke afspraken duiden eerder op een rechtstreekse tussen eisers en MBFS bestaande koop/verkoop-verhouding dan een koopovereenkomst tussen eisers en Tesla. In ieder geval kan op basis van wat in de financiële leaseovereenkomst is afgesproken worden vastgesteld dat eisers en MBFS jegens elkaar gebonden waren om ‘de kernverplichtingen’ van de koopovereenkomst na te komen, namelijk het betalen van een prijs in geld en het levering van de zaak (zie 7:1 BW). De gang van zaken voorafgaand aan het sluiten van de financiële leaseovereenkomst, schijnt geen ander licht op de zaak. Daaruit kan slechts worden opgemaakt dat BBF de eerste contacten met Tesla onderhield en de bestelling voor de auto’s bij Tesla heeft geplaatst (en dus niet eisers).
3.7.
Bij deze stand van zaken ligt het op de weg van eisers om hun andersluidende stelling gemotiveerd te onderbouwen. Ter comparitie is aan eisers gevraagd dat te doen. In reactie daarop hebben zij gewezen op een uitspraak van de kantonrechter van rechtbank Overijssel van 21 november 2017 (ECLI:NL:RBOVE:2017:4644). Daaruit volgt volgens hen – kort gezegd – dat bij een driepartijenovereenkomst als de onderhavige de koop geacht wordt te zijn gesloten tussen de dealer en de afnemer. Deze stelling gaat niet op. In die zaak stond – anders dan hier – namelijk juist niet ter discussie dat de dealer de auto aan de afnemer had verkocht. Dat werd als een vaststaand feit aangenomen (zie r.o. 2.1.). Daar komt bij dat in zijn algemeenheid niet kan worden gezegd dat een leasemaatschappij naast ‘financier’ niet ook ‘verkoper’ van een auto kan zijn.
3.8.
Wat hiervoor is overwogen wordt niet anders doordat de facturen voor de auto’s door Tesla op naam van eisers zijn gezet. Tesla heeft gesteld dat dit alleen is gedaan voor administratieve/fiscale doeleinden en niets zegt over de civielrechtelijke rechtsverhouding. Eisers hebben deze stelling niet gemotiveerd weersproken en ook niet uitgelegd hoe deze facturen binnen het geheel van afspraken moeten worden bezien en waarom bijvoorbeeld op ieder factuur hetzelfde klantnummer staat, terwijl eisers stellen ieder afzonderlijk met Tesla een koopovereenkomst te hebben gesloten.
3.9.
De conclusie is dus dat MBFS met eisers de koopovereenkomst hebben gesloten. MBFS is echter niet mee gedagvaard (naast Tesla). De kantonrechter kan over die rechtsverhouding tussen MBFS en eisers daarom niet oordelen/beslissen (vergelijk artikel 3:51 lid 2 BW). Dat leidt er al toe dat de ingestelde vordering tot ontbinding/vernietiging van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom (aan eisers of MBFS) moet worden afgewezen. Mocht overigens worden aangenomen dat tussen eisers en Tesla wel een koopovereenkomst is gesloten en dat er reden is die te ontbinden/vernietigen, dan ook kan Tesla niet worden veroordeeld tot (gedeeltelijke) terugbetaling van de koopsom aan eisers. Feit blijft namelijk dat eisers de (huur)koopsom aan MBFS hebben betaald, zodat eisers voor het terugkrijgen van die koopsom ook in dat geval bij MBFS moeten zijn (vergelijk Hoge Raad van 23 januari 1998, NJ 1999, 97 en overweging 11 van de noot van mr. J.B.M. Vranken).
Verklaring voor recht en vordering tot schadevergoeding
3.10.
Hiermee komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van de vordering van eisers om voor recht te verklaren dat Tesla aansprakelijk is voor de schade die eisers hebben geleden en nog zullen lijden en de vordering om Tesla te veroordelen tot betaling van die schade nader op te maken bij staat. Niet geheel duidelijk is welke verwijten/tekortkomingen eisers aan deze vorderingen ten grondslag leggen. In dagvaarding werken eisers vijf specifieke verwijten aan Tesla uit, namelijk – kort gezegd – (1) het onrechtmatig delen/verwerken van persoonsgegevens, (2) de vele mankementen aan de auto (waardoor omzetschade is gederfd), (3) het zonder goede grond beëindigen/niet verlengen van de garantieverplichtingen, (4) de aanwezigheid van een niet goed functionerende batterij in de auto’s en (5) het niet ‘onbeperkt en gratis’ gebruik mogen maken van superchargers (palen waarmee een auto relatief snel kan worden opgeladen). Uit de dagvaarding lijkt te volgen dat eisers alleen verwijten (1) en (2) aan hun schadevordering ten grondslag leggen (randnummers 99 tot en met 101). Ter comparitie hebben eisers echter slechts over tekortkoming (5) uitdrukkelijk verklaard dat zij die niet aan haar schadevordering ten grondslag legt. Bij deze stand van zaken zal de kantonrechter volledigheidshalve de verwijten (1) tot en met (4) hieronder bespreken. Voor de verwijten (2) en (4) is een discussiepunt of niet ook hiervoor geldt dat alleen MBFS – als de verkoper van de auto’s – kan worden aangesproken. Toch zullen ook deze verwijten worden beoordeeld. Eisers stellen namelijk dat door Tesla is toegezegd dat de auto’s geschikt zijn om als taxi te worden ingezet, wat volgens hen niet het geval is door de vele gebreken en de slechte (aan slijtage onderhevige) batterij. Als die toezegging is gedaan en als die als een zelfstandige verplichting aan de zijde van Tesla moet worden aangemerkt, kan zij in de nakoming daarvan tekortschieten en schadeplichtig zijn.
Delen persoonsgegevens: ad (1)
3.11.
Het verwijt over het onrechtmatig verwerken van hun persoonsgegevens, onderbouwen eisers als volgt. Voor het opladen van de auto’s maakten eisers gebruik van superchargers van Tesla. Speciaal voor BBF en de daarbij aangesloten taxichauffeurs heeft Tesla in oktober 2016 aan de Loevesteinse weg op Schiphol Noord een nieuw laadstation geopend. Aan eisers is toen niet gezegd dat voor het gebruik van dat laatstation een vergoeding was verschuldigd. Enkele maanden later ontvingen eisers plotseling facturen van BBF in verband met het gebruik dat zij van het laadstation Schiphol Noord hadden gemaakt. De informatie over dit gebruik had BBF van Tesla ontvangen. Omdat eisers voor die gegevensuitwisseling geen toestemming hadden gegeven, is die onrechtmatig en is Tesla gehouden de als gevolg daarvan door eisers geleden schade te vergoeden. Die schade is gelijk aan de door eisers aan BBF betaalde facturen.
3.12.
Dit aan Tesla geuite verwijt slaagt om verschillende redenen niet. Daarvoor geldt ten eerste dat het voor eisers – anders dan zij stellen – bekend was of had moeten zijn dat voor het gebruik van laadstation Schiphol Noord een vergoeding moest worden betaald. In een e-mail van BBF aan eisers van 29 september 2016 wordt namelijk expliciet vermeld dat voor het nieuwe laadstation Schiphol Noord dezelfde voorwaarden gelden als voor het gebruik van het tijdelijke laadstation dat zou worden opgeheven (Better Place terrein). Een van die voorwaarden was dat voor dat gebruik moest worden betaald, zoals eisers in de dagvaarding onder randnummer 24 zelf ook schrijven. Voor eisers kon het daarom ook geen verrassing zijn dat voor het gebruik van laadstation Schiphol Noord bij hen laadkosten in rekening zouden worden gebracht (de facturen hebben eisers ook gewoon betaald). Omdat het voor de facturatie van deze laadkosten noodzakelijk was om het daadwerkelijke gebruik van de laadpalen te registeren, hadden Tesla en BBF een gerechtvaardigd belang bij het verwerken en uitwisselen van de gegevens die daarop betrekking hadden. Eisers hebben ook moeten begrijpen dat Tesla in dit verband gegevens zou moeten verwerken en uitwisselen. Nu zij wisten dat laadkosten in rekening zouden worden gebracht en gegevensuitwisseling daarvoor nodig was, kunnen eisers geacht worden daarmee te hebben ingestemd. Van een onrechtmatige gegevensverwerking en/of een schadevergoedingsplicht is daarom geen sprake.
Omzetderving door gebreken aan de auto: ad (2)
3.13.
In de dagvaarding op de pagina’s 6 tot en met 27 hebben eisers een uitgebreide lijst van gebreken opgeschreven die hun auto’s na gebruik vertoonden. Eisers stellen dat daarmee is aangetoond dat de auto’s niet aan de overeenkomst beantwoorden, althans niet geschikt zijn voor taxivervoer. In beginsel is voor het antwoord op de vraag of een zaak aan de overeenkomst beantwoordt, het afleveringsmoment bepalend. Dat de auto’s toen niet voldeden, is niet door eisers gesteld. Uit het overzicht blijkt dat de gestelde problemen ook pas later begonnen. Zo gaat de auto van [eiser sub 1] voor het eerst na 35.829 km naar de garage vanwege een gebrek aan de portiergreep, die van [eiser sub 2] na 24.145 km door een defecte ruitenwisser, die van [eiser sub 3] na 11.065 km door een afwijking naar rechts en die van [eiser sub 4] na 32.962 km, ook vanwege een probleem bij de portiergrepen.
3.14.
Het overzicht van de gebreken op de pagina’s 6 tot en met 27 van de dagvaarding is door eisers ook niet toegelicht. Zonder die toelichting is niet vast te stellen of (een aantal van) die gebreken al bij levering aanwezig (was) waren of dat het totale aantal of de aard van de mankementen dusdanig was dat de Tesla-auto’s van eisers, mede in vergelijking met andere autotypes die als taxi worden ingezet, niet of minder geschikt waren voor dit beoogd gebruik. De stelling van eisers dat de auto’s niet geschikt waren voor taxigebruik is overigens onaannemelijk gegeven het feit dat drie van de vier eisers ruim vijf jaar na de aanschaf van de auto’s deze nog steeds als taxi gebruiken en daarmee inmiddels gemiddeld 380.000 km hebben gereden, zoals ter comparitie is gebleken. Ook zijn alle aan MBFS verschuldigde termijnen uit hoofde van de huurkoop inmiddels door eisers voldaan waardoor die auto’s hun eigendom zijn geworden. De gebreken waren/zijn blijkbaar niet dusdanig dat de auto’s als non-conform (voor taxigebruik) moeten worden aangemerkt. Voor een toewijzing van schadevergoeding op deze grond is daarom ook geen aanleiding.
Garantie: ad (3)
3.15.
Tussen partijen is niet in geschil dat Tesla de verplichting had om alle gebreken aan de auto’s onder de tussen partijen overeengekomen garantie te repareren. Ook staat vast dat Tesla aan deze verplichting heeft voldaan (tot een bepaald moment). Wel verschillen partijen van mening over de lengte van die garantieverplichting. Eisers stellen dat in de oorspronkelijke garantie weliswaar was opgenomen dat deze zou gelden voor de maximale duur van vier jaar of bij het bereiken van een kilometerstand van 80.000, maar dat Tesla in juni 2015 heeft toegezegd dat een
‘Extended Service Agreement’zou worden aangeboden (verder: ESA). Zolang die aanvullende garantie er nog niet was, zou de oorspronkelijke garantieregeling blijven gelden, ongeacht het aantal kilometers op de teller. Toen echter in mei 2017 de ESA in werking trad, kwamen eisers daarvoor niet meer in aanmerking vanwege de kilometergrens van 160.000 km, waar eisers allen boven zaten. Ook stopte toen de service onder de oorspronkelijk – verlengde – regeling. Omdat die verlenging onbeperkt in duur was totdat de ESA aan eisers werd aangeboden, wat dus niet is gebeurd, had Tesla deze duurovereenkomst niet zomaar per direct mogen opzeggen. Door dat wel te doen, is Tesla haar verplichtingen niet nagekomen, aldus steeds eisers.
3.16.
Tesla heeft als verweer tegen deze stellingen onder meer – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Het is juist dat zij in juni 2015 een e-mail heeft geschreven (aan [eiser sub 2] ) over de ontwikkeling van een ESA waar zij mee bezig was (en dat ze verwachtte die in augustus 2015 te kunnen aanbieden). Ook klopt het dat in die e-mail is gezegd dat zolang die ESA nog niet kon worden aangeboden reparaties aan de auto onder de oorspronkelijke garantie zouden worden verricht, ook al werd niet meer voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden (80.000 km). Deze toezegging was echter niet onbeperkt. Tesla heeft in die e-mail namelijk uitdrukkelijk vermeld dat deze verlenging geheel onverplicht was en alleen op basis van coulance werd gedaan, zonder hiermee een verdergaande verantwoordelijkheid te aanvaarden. Uiteindelijk heeft het veel langer geduurd voordat de ESA kon worden aangeboden (begin 2017 in plaats van augustus 2015). Toen kwamen eisers daarvoor niet meer in aanmerking vanwege de kilometerstand van de auto’s (boven de 160.000 km). Gezien die kilometerstand mocht Tesla toen ook stoppen met het doen van reparaties onder de verlengde oorspronkelijke garantie, aldus Tesla.
3.17.
Om vast te stellen wat partijen in deze hebben afgesproken komt het aan op wat eisers uit de toezeggingen van Tesla over de het aanbieden van de ESA en de verlenging van de oorspronkelijke garantie redelijkerwijs hebben mogen begrijpen en verwachten. De stellingen van eisers komen er feitelijk op neer dat zolang hen geen ESA werd aangeboden (waarvoor zij daadwerkelijk in aanmerking kwamen) de verlengde garantieregeling voor onbepaalde tijd zou gelden en onafhankelijk was van de kilometerstand van hun auto’s. De kantonrechter is van oordeel dat eisers hiermee teveel hebben verwacht van de toezeggingen van Tesla en die toezeggingen ook niet zo hebben mogen opvatten. Daarvoor geldt ten eerste dat de toezegging van Tesla tot verlenging van de oorspronkelijke garantie niet onvoorwaardelijk is gedaan. Dat blijkt al uit de woorden
‘op basis van coulance’,
‘geheel onverplicht’en
‘zonder hiermee een verdergaande verantwoordelijkheid te aanvaarden’. Ten tweede is het niet voor de hand liggend dat een partij bereid is om een eeuwigdurende garantie op een auto te bieden. Eisers mochten dat daarom ook niet van Tesla verwachten. Eisers moeten ook hebben begrepen dat, wanneer hen de ESA zou worden aangeboden, die verlengde garantie ook niet tot het einde van de levensduur van de auto zou zijn. Het is dan ook niet goed voorstelbaar waarom de garantie die Tesla tot het aanbod van de ESA bood, dat wel zou zijn. Ten derde geldt dat als de ESA conform de eerdere verwachting al in augustus 2015 aan eisers kon worden aangeboden, eisers daarvoor toen ook in aanmerking zouden zijn gekomen. De kilometerstand van de auto’s had toen namelijk nog niet de bovengrens van 160.000 km bereikt. Op dat moment zou de oude garantieregeling zijn vervallen en hadden eisers tot 160.000 km van de ESA gebruik kunnen maken. Uit het overzicht van eisers in de dagvaarding blijkt dat de auto van [eiser sub 1] rond februari 2017 160.000 km had gereden, die van [eiser sub 2] rond juli 2016, die van [eiser sub 3] rond oktober 2016 en die van [eiser sub 4] rond juni 2016. Vanaf die respectieve momenten zou ook de ESA dus zijn beëindigd en hadden eisers de reparaties aan hun auto’s zelf moeten betalen. Eisers hebben echter tot begin 2017 gebruik kunnen/mogen maken van de verlengde garantieregeling, ook toen de kilometerstand van drie van de auto’s al ruimschoots de bovengrens van 160.000 km hadden overschreden. Ook hierdoor is Tesla haar in 2015 gedane toezeggingen tot het verstrekken van een verlengde garantie voldoende nagekomen en mochten eisers in 2017 niet verwachten dat die nog langer zou duren. In de nakoming van haar garantieverplichtingen is Tesla dus niet tekort geschoten.
Batterij: ad (4)
3.18.
Een ander verwijt dat eisers aan Tesla maken is dat in de zomer van 2016 als gevolg van een door Tesla uitgevoerde software-update de batterijcapaciteit van de auto’s aanzienlijk is verlaagd. Had die batterij bij aankoop van de auto volgens de specificaties nog een oplaadcapaciteit van 85 kWh, na de update was die nog maar ongeveer 57 kWh. Ook het in een advertentie van Tesla vermelde bereik van 502 km dat met een volle batterij kon worden behaald, was na de update nog maar 200-250 km, aldus eisers.
3.19.
Ook dit verwijt slaagt niet. Daarvoor geldt allereerst dat in de advertentie va Tesla geen gegarandeerd bereik wordt gegeven voor een auto met een opgeladen batterij, maar een
maximaalte realiseren afstand, dus onder de meest gunstige omstandigheden. Verder is relevant dat door Tesla onbetwist is gesteld dat lithium-ionbatterijen, zoals in de auto’s zitten, aan slijtage onderhevig zijn en (daarom ook) uitgesloten zijn van garantie. Die slijtage is onder meer afhankelijk van hoeveel men rijdt, hoe vaak en vol men laad, het gebruik van de soort lader (regulier of supercharging) en andere factoren. Die slijtage van de batterij heeft uiteraard ook zijn uitwerking op de actieradius van de auto, zo eisers ook hebben moeten begrijpen. Daarnaast heeft Tesla onbetwist aangevoerd dat een deel van de capaciteit van de batterij wordt gebruikt voor andere functies van de auto. In het licht van deze vaststaande feiten mochten eisers naar het oordeel van de kantonrechter er niet vanuit gaan dat de oplaadcapaciteit van de batterij en het bereik van de auto bij intensief gebruik, zoals dat bij taxivervoer gebeurt, steeds hetzelfde zou blijven of slechts in gelijke tred zou verminderen als bij ‘normaal gebruik’ (minder vaak opladen en minder gebruik van superchargers etc.).
3.20.
Toen ongeveer twee jaar na aanschaf van de auto’s in de zomer van 2016 de software update werd doorgevoerd waren de auto’s door eisers inmiddels intensief gebruikt ( [eiser sub 1] 129.084 km, [eiser sub 2] 183.093 km, [eiser sub 3] 136.759 en [eiser sub 4] 163.601 km). Dat staat ook onbetwist vast. Volgens Tesla is toen – anders dan eisers stellen – niet de oplaadcapaciteit verlaagd, maar is uitsluitend het inmiddels versleten deel van de batterij en het daarmee al plaatsgevonden verlies van oplaadcapaciteit en actieradius, verdisconteerd in de weergave van die gegevens op de boordcomputer. Dit is onder meer gedaan, zo stelt Tesla, om de rijder ervoor te behoeden dat hij/zij onverwacht stil komt te staan op de weg omdat hij/zij dacht verder te kunnen rijden.
3.21.
Tegen deze gemotiveerde stellingen hebben eisers onvoldoende ingebracht. Zo valt
– anders dan eisers stellen – in de schriftelijke erkenning van Tesla in augustus 2016 dat ‘een wijziging heeft plaatsgevonden aan de batterij waardoor dit de levensduur zou verbeteren’ niet te lezen dat daarmee ook de capaciteit is
verlaagd. Ook de opmerking van Tesla dat door de update het gebruik van de reeds gedegradeerde delen van de batterij worden vermeden, duidt daar niet op. De door eisers overgelegde screenshots van een video (productie 13) ten aanzien van het bereik van de auto met en volle batterij leiden ten slotte evenmin tot en andere conclusie (bij benadering 250 km). Die test is namelijk gedaan bij een veel hogere kilometerstand dan de auto’s hadden gereden ten tijde van de hier besproken update in 2016 (op één van de tellers staat 326.235 km). Verder is door Tesla onbetwist gesteld dat het bereik van de auto met een volle batterij afhankelijk is van vele factoren, waaronder het moment van het opladen van de batterij en of er één lange rit is gemaakt of allerlei kleine ritjes. Die gegevens zijn niet bekend.
3.22.
Bij deze stand van zaken gaat de kantonrechter ervan uit de laadcapaciteit van de batterij in de zomer van 2016 niet is verlaagd, maar dat toen het ‘batterij management system’, zoals Tesla dat noemt, is aangepast/gewijzigd naar de realiteit (rekening houdend met de plaatsgevonden slijtage). Daarmee is het kernverwijt dat eisers Tesla maken verworpen.
3.23.
Aanvullend hebben eisers nog gesteld dat de versnelde slijtage van de batterij bij intensief gebruik, de auto’s ongeschikt maakt voor taxivervoer. Ook deze stelling gaat niet op. Zoals hiervoor al is overwogen, staat immers vast dat drie van de auto’s - meer dan vijf jaar na de aanschaf en ondanks de slijtage van de batterij - nog steeds voor taxivervoer worden gebruikt en dat daarmee inmiddels gemiddeld rond de 380.000 kilometer is gereden. Dat de auto’s ongeschikt zijn voor taxivervoer kan daarom niet worden gezegd.
Conclusie in conventie
3.24.
Alles wat hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de vorderingen van eisers worden afgewezen en dat eisers in de proceskosten van Tesla worden veroordeeld. Omdat in reconventie nog geen eindoordeel kan worden gegeven (zie hierna) en het uit proceseconomische redenen de voorkeur verdient om in conventie en in reconventie gelijktijdig (definitief) te beslissen, zal de beslissing in conventie worden aangehouden.

4.De beoordeling in reconventie

4.1.
In reconventie vordert Tesla – onder de voorwaarde dat de rechtbank de koopovereenkomsten zal ontbinden of vernietigen – om eisers te veroordelen de waardevermindering van de auto’s te vergoeden. Nu deze door Tesla gestelde voorwaarde niet is vervuld, komt de kantonrechter niet toe aan beoordeling van die vordering.
4.2.
In reconventie vordert Tesla – na vermindering van eis – verder veroordeling van (1) [eiser sub 1] tot betaling van een bedrag van € 939,01, (2) [eiser sub 2] tot betaling van een bedrag van € 53,09 en (3) [eiser sub 4] tot betaling van een bedrag van € 2.899,84. Aan deze vorderingen legt Tesla ten grondslag dat deze bedragen zien op reparatiefacturen die door deze eisers niet zijn betaald.
4.3.
Ter comparitie hebben Tesla en eisers gezegd (in ieder geval) dit onderdeel van hun geschil buiten de procedure om te willen regelen. Daarom zijn de door eisers ter betwisting van deze vorderingen toegezonden producties slechts kort besproken. Voor de kantonrechter is onduidelijk of partijen dit onderdeel van hun geschil inmiddels hebben geschikt of dat hierover alsnog een oordeel moet volgen. Mocht een schikking tussen partijen zijn bereikt, dan is het verzoek aan partijen dit op de rolzitting van 26 augustus 2020 in een gezamenlijk bericht te laten weten. In dat geval gaat de kantonrechter ervan uit dat Tesla dat onderdeel van de vordering heeft ingetrokken en dus geen beoordeling meer behoeft.
4.4.
Als tussen partijen geen schikking is bereikt, dan zal Tesla op de rolzitting van 26 augustus 2020 een akte moeten nemen en daarin in ieder geval in moeten gaan op:
De stelling van [eiser sub 1] dat met Tesla was afgesproken dat het bedrag van € 459.02 op factuur eindigend op 82 (productie 24 Tesla) samen zou worden gevoegd met een of meer andere facturen, dat dit is gebeurd (productie 45 van eisers) en dat die samengevoegde factuur vervolgens is betaald;
De stelling van [eiser sub 1] dat hij de factuur eindigend op 81 nooit heeft ontvangen en de daarop vermelde bedragen bovendien niet verschuldigd zijn (onderdelen/werkzaamheden vallen onder de garantie);
De stelling van [eiser sub 2] dat hij nooit de factuur eindigend op 42 ter hoogte van € 53,09 (productie 25 van Tesla) heeft ontvangen en daarvoor ook niet is aangemaand;
De stellingen van [eiser sub 4] dat (1) de factuur eindigend op 28 (productie 14 Tesla) ter hoogte van € 70,- door [eiser sub 4] is voldaan (productie 43 eisers), (2) de factuur eindigend op 68 ter hoogte van € 2,039,67 op een ander kenteken en een andere auto betrekking heeft en daarom niet door [eiser sub 4] is verschuldigd en (3) de factuur eindigend op 55 ter hoogte van € 2.896,69 (productie 26 Tesla) niet is verschuldigd omdat Tesla bij eerdere navraag over de openstaande bedragen deze factuur niet heeft genoemd (productie 43 eisers).

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
houdt iedere beslissing aan;
In reconventie
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 26 augustus te 9.30 uur, waar Tesla zich schriftelijk dient uit te laten over hetgeen bij 4.3. en 4.4. is overwogen;
5.3.
Eisers zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2020.