ECLI:NL:RBMNE:2020:2803

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 848
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering op grond van voldoende draagkracht

In deze zaak hebben eisers, die sinds 1 oktober 2018 onder bewind staan, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering. De aanvraag, die betrekking had op de periode van 1 juni 2019 tot en met december 2019 voor een bedrag van € 1.240,18, werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat eisers over voldoende draagkracht beschikten om in deze kosten zelf te voorzien, zoals vastgelegd in artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw).

Eisers hebben vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop hebben eisers beroep ingesteld. Tijdens de zitting, die via Skype for Business plaatsvond, hebben eisers hun beroepsgronden beperkt tot een beroep op zeer dringende redenen om toch bijzondere bijstand te verlenen, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw. Eisers voerden aan dat zij te maken hebben met medische, sociale en financiële problemen en dat zij de hulp van hun bewindvoerder nodig hebben om verdere financiële problemen te voorkomen.

De rechtbank oordeelde echter dat het beroep van eisers op artikel 16, eerste lid, van de Pw niet slaagde. De rechtbank stelde vast dat de afwijkingsbevoegdheid van artikel 16, eerste lid, niet van toepassing is op aanvragen die zijn afgewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw. Dit betekent dat eisers zich niet konden beroepen op de mogelijkheid van bijstandsverlening op basis van zeer dringende redenen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A.G.C. Bulten, op 15 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/848

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, en

[eiseres], eiseres
hierna te noemen: eisers,
te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. R. Charité),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder
(gemachtigde: V.A. Staat).

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor kosten van bewindvoering afgewezen.
Bij besluit van 14 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype for Business plaatsgevonden op 7 juli 2020. Eisers en verweerder hebben zich door hun respectieve gemachtigden laten vertegenwoordigen. Verder was aanwezig dhr. [A] , de bewindvoerder van eisers.

Overwegingen

1. Eisers staan sinds 1 oktober 2018 onder bewind. Op 22 juli 2019 hebben zij een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering voor de periode van
1 juni 2019 tot en met december 2019 ter hoogte van een bedrag van € 1.240,18.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eisers over voldoende draagkracht beschikken om in deze kosten zelf te voorzien. De grondslag voor deze afwijzing is artikel 35, eerste lid, van de Pw.
3. Ter zitting hebben eisers hun beroepsgronden beperkt tot een beroep op het bestaan van zeer dringende redenen om toch tot bijzondere bijstandsverlening over te gaan. Eisers verwijzen hiermee naar artikel 16, eerste lid, van de Pw. Eisers hebben gesteld dat hun situatie problematisch is. Zij hebben medische, sociale en financiële problemen. Zij zijn genoodzaakt om hun woning te verkopen en om een huurwoning te betrekken. Eisers stellen dat zij de hulp van dhr. [A] nodig hebben om niet verder verzeild te raken in financiële problemen. Zij stellen evenwel de kosten van bewindvoering niet te kunnen betalen.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eisers op artikel 16, eerste lid, van de Pw niet slaagt. Daarvoor is het volgende van belang.
5. Alleen als verweerder een bijstandsaanvraag afwijst op één van de gronden van de artikelen 11 tot en met 15 van de Pw, kan verweerder op basis van artikel 16, eerste lid, van de Pw bij zeer dringende redenen tóch tot verlening van bijstand overgaan. Deze afwijkingsbevoegdheid van artikel 16, eerste lid, van de Pw is niet van toepassing op een aanvraag om bijzondere bijstand die verweerder heeft afgewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw. Dit nu is bij eisers het geval. Dat betekent dus dat eisers zich niet kunnen beroepen op de afwijzingsbevoegdheid van verweerder uit artikel 16, eerste lid, van de Pw. De Pw kent geen afwijkingsbevoegdheid voor de gevallen waarin verweerder een aanvraag heeft afgewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw. De rechtbank wijst bij dit alles onder meer op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 november 2016. [1]
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.G.C. Bulten, griffier, op 15 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken
de griffier is niet in de gelegenheid rechter
om deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.