RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2020 in de zaak tussen
Stichting Wilhelminapark e.o., te Utrecht, eiseres
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Braxhoven).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen: de omwonenden van [adressen] , te [woonplaats] , gemachtigde: P.H.M. Tankink.
Inleiding
1. Eiseres heeft op 12 september 2018 een handhavingsverzoek ingediend bij verweerder. Eiseres verzoekt om de parkeerstrook aan noordwestzijde van het Wilhelminapark, tegenover de adressen [adressen] , op te heffen, omdat deze parkeerstrook in strijd met het bestemmingsplan is. Op 3 oktober 2018 hebben de omwonenden een brief aan verweerder gestuurd, dat zij willen dat het handhavingsverzoek wordt afgewezen.
Verweerder heeft het handhavingsverzoek in een besluit van 2 november 2018 afgewezen, omdat er geen sprake is van een overtreding. De parkeerstrook valt volgens verweerder onder het overgangsrecht.
2. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres in een besluit van 27 maart 2019 ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. J. Langenbach. De omwonenden hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en [C] .
4. Op de zitting zijn de gronden besproken en is door eiseres aangestipt dat de overgangsbepalingen uit het voorgaande bestemmingsplan in het dossier ontbraken. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden en verweerder in de gelegenheid gesteld deze overgangsbepalingen alsnog toe te sturen.
5. Verweerder heeft de overgangsbepalingen op 10 januari 2020 aan de rechtbank gestuurd. De rechtbank heeft vervolgens eiseres en de omwonenden in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. De rechtbank heeft vervolgens in de reactie van eiseres van 30 januari 2019 aanleiding gezien verweerder opnieuw om een reactie te vragen en verzocht om een aantal plankaarten in kleur aan de rechtbank te sturen. Verweerder heeft dit op 11 maart 2020 gedaan.
6. De rechtbank heeft partijen in een brief van 2 april 2020 kenbaar gemaakt dat alle standpunten duidelijk zijn en dat de rechtbank voornemens is zonder tweede zitting uitspraak te doen, tenzij (een van de) partijen aangeven een tweede zitting te willen. Partijen hebben niet op deze brief gereageerd, waarna de rechtbank het onderzoek op 7 mei 2020 heeft gesloten.
Het geschil
7. Ter plaatse is het bestemmingsplan ‘Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen’ van toepassing en op de parkeerstrook rust de bestemming ‘groen’. Tussen partijen is niet in geschil dat de parkeerstrook in strijd is met deze bestemming. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de parkeerstrook onder het overgangsrecht valt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat dat zo is, en er daarom geen overtreding is. Verweerder heeft om die reden geweigerd handhavend op te treden. Eiseres stelt zich (primair) op het standpunt dat het overgangsrecht niet van toepassing is, zodat er sprake is van een overtreding en verweerder (in beginsel) verplicht is handhavend op te treden. De omwonenden sluiten zich aan bij het standpunt van verweerder.
Overgangsrecht
8. Voor de rechtbank overgaat tot de beoordeling, zal de rechtbank eerst de keten van overgangsrechtelijke bepalingen van oud naar meest recent kort toe lichten. Daarbij is van belang dat tussen partijen niet in geschil is dat de parkeerstrook al geruime tijd, in ieder geval sinds 1966, als zodanig aangelegd en in gebruik is. De rechtbank zal bij de beoordeling van dat jaartal uitgaan. De rechtbank gaat er in de beoordeling ook vanuit dat er in het verleden geen vergunning is verleend voor de aanleg of het gebruik van de parkeerstrook.
9. In 1966 was de derde herziening van de verordening ‘Voorschriften voor de bebouwde kom’ (VBK) van toepassing. In deze verordening was per kleur aan gegeven wat in het betreffende gebied was toegestaan. Uit door verweerder op 11 maart 2020 overgelegde kaarten blijkt dat de parkeerstrook ligt in het gebied dat met rood was aangeduid. Het Wilhelminapark ligt in het gebied dat met groen is ingekleurd. Uit artikel 2 en 5 van de VBK volgt dat het rode gebied bedoeld was voor wonen. In de toelichting bij artikel 3 (over het gele gebied) staat namelijk dat het gele gebied een gemengd gebied is, waar de nadruk op de woonfunctie minder sterk is dan in het rode gebied. In artikel 5 van de VBK stond dat rode gronden ‘voor zover en zolang deze onbebouwd zijn’ uitsluitend mogen worden gebruikt als tuin. De rechtbank begrijpt dit artikel zo, dat het dan gaat om gronden bij woningen. Immers, op de kaart is te zien dat alle straten in het gebied ook als rood zijn aangeduid. Over de grond die met groen is aangeduid, bepaalt artikel 6 dat deze uitsluitend als openbaar plantsoen mag worden gebruikt.
10. Ten tijde van de VBK was ook de Utrechtse Bouwverordening van toepassing. In artikel 352, eerste lid, van de Utrechtse Bouwverordening stond dat het verboden was gronden of bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. In het derde lid staat dat dit verbod niet van toepassing is voor een gebruik dat tot het tijdstip van de inwerkingtreding niet onwettig was en zolang er geen wijziging in het gebruik wordt gebracht.
Op 22 februari 1990 is vervolgens de Algemene Leefmilieuverordening (ALMV) vastgesteld. In artikel 6 van de ALMV stond dat het verboden is gronden die bestemd zijn tot- of in gebruik zijn als tuin of erf te gebruiken voor parkeerdoeleinden.
11. In 2000 is het bestemmingsplan Wilhelminapark e.o. in werking getreden. In dit bestemmingsplan is als overgangsrecht opgenomen dat het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van het verbod tot gebruik, mag worden voorgezet, zolang en voor zover de strijdigheid naar aard en omvang niet wordt vergroot. Dit overgangsrecht is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het vorige bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.
In 2008 is het bestemmingsplan Wilhelminapark e.o., 1e herziening, in werking getreden. In dit bestemmingsplan is het overgangsrecht hetzelfde gebleven.
Vervolgens is het huidige bestemmingsplan, Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, in werking getreden. In dit bestemmingsplan is in de planregels ook opgenomen dat het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd mag worden voortgezet. In dit bestemmingsplan is verder ook bepaald dat dit niet geldt indien het gebruik in strijd is met het vorige bestemmingsplan, daarbij in begrepen het overgangsrecht van het vorige bestemmingsplan.