201702540/1/A1.
Datum uitspraak: 28 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 februari 2017 in zaak nr. 16/5101 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2016 heeft het college een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden afgewezen.
Bij besluit van 27 juni 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 februari 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 februari 2018, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door ing. S.V. Donkersloot, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] meent dat bewoning van de woning aan de [locatie] te Woensdrecht in strijd is met het bestemmingsplan, omdat deze woning niet als bedrijfswoning maar als burgerwoning wordt bewoond. Hij heeft het college verzocht om daartegen handhavend op te treden.
Het college heeft dit verzoek bij het besluit van 29 maart 2016 afgewezen omdat de bewoning legaal - op basis van het overgangsrecht van het bestemmingsplan - plaatsvindt. Deze afwijzing is bij het besluit op bezwaar van 27 juni 2016 gehandhaafd.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de bewoning op basis van het overgangsrecht van het bestemmingsplan mag worden voortgezet.
3. Ter plaatse gold bij het nemen van het bestreden besluit op bezwaar het bestemmingsplan "Actualisatie bestemmingsplan, buitengebied, 3e herziening".
In artikel 53.2, onder a, van de planvoorschriften is als overgangsrecht bepaald dat het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
In artikel 53.2, onder d, is bepaald dat dit overgangsrecht niet van toepassing is op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
4. Volgens [appellant], zo leidt de Afdeling uit met name zijn nadere stukken af, is het overgangsrecht niet van toepassing op situaties die - zoals in dit geval - in het voorheen geldende bestemmingsplan al onder het overgangsrecht vielen. Dit betoog berust op een verkeerde lezing van artikel 53.2, onder a en d. Daarin is geregeld dat het gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan mag worden voortgezet indien dat gebruik in het voorheen geldende plan was toegelaten. Daarbij is niet van belang of het gebruik was toegelaten omdat het overeenkomstig de aan de woning gegeven bestemming was, of omdat het was toegelaten op grond van het overgangsrecht.
Nu de bewoning door [appellant] onder het overgangsrecht van het voorheen geldende bestemmingsplan was toegelaten, mocht het onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Actualisatie bestemmingsplan, buitengebied, 3e herziening" worden voortgezet. De rechtbank heeft gelet hierop terecht geoordeeld dat de bewoning op grond van het overgangsrecht mag worden voortgezet.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.
w.g. Van den Broek w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2018
262.