Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
9.Benadeelde partij
10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van een bedrag van € 2.500,00 (zegge vijfentwintighonderd euro) (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover gerekend vanaf 14 februari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 2.500,- (zegge vijfentwintighonderd euro) aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 14 februari 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 11 februari 2020 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 28 dagen.
art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub
artikel 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 en 5 Wetboek van Strafrecht)
artikel 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 en 5 Wetboek van Strafrecht)
artikel 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 en 5 Wetboek van Strafrecht,