ECLI:NL:RBMNE:2020:2668

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
C/16/496722 / KG RK 20-105
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering exequatur voor arbitraal vonnis wegens onduidelijke communicatie over rechtskeuze

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2020 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om exequatur voor een arbitraal vonnis. De verzoekster, Stichting Patrimonium Woonsservice, had een geschil met de verweerster over een huurovereenkomst. De verweerster had de hoofdsom aan Patrimonium betaald, maar er was onduidelijkheid over de geldigheid van een arbitraal beding in de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen geldig arbitraal beding was overeengekomen, omdat dit beding niet bestond ten tijde van het afsluiten van de huurovereenkomst. Patrimonium had later een eenzijdige wijziging doorgevoerd, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerster hierdoor geen reële keuze had gehad om de huurovereenkomst te beëindigen.

Daarnaast werd er gekeken naar de vraag of de verweerster op de juiste wijze was gewezen op haar recht om de zaak voor te leggen aan de burgerlijke rechter. De voorzieningenrechter concludeerde dat Patrimonium de verweerster niet adequaat had geïnformeerd over deze mogelijkheid. De informatie die was verstrekt in een bijsluiter was onvoldoende duidelijk en voldeed niet aan de eisen van artikel 6:236 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een consument een termijn van een maand moet krijgen om voor de gewone rechter te kiezen. Gezien deze tekortkomingen oordeelde de voorzieningenrechter dat het arbitraal vonnis niet kon worden erkend en weigerde het verzochte verlof voor exequatur.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/496722 / KG RK 20-105
Beschikking van de voorzieningenrechter van 15 juli 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING PATRIMONIUM WOONSERVICE,
gevestigd te Veenendaal,
verzoekster,
hierna te noemen: Patrimonium,
gemachtigde J.S. Belgers ( [.] , [..] ),
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster] ,
verschenen in persoon.

1.De verdere beoordeling

1.1.
De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 20 mei 2020 een aantal vragen gesteld aan Patrimonium. Patrimonium heeft daar bij akte van 3 juni 2020 op gereageerd. [verweerster] heeft op 24 juni 2020 gereageerd. Daarin heeft zij onder meer aangegeven dat zij de hoofdsom inmiddels aan Patrimonium heeft betaald, en dat zij de akte van Patrimonium niet had ontvangen. Deze is alsnog aan haar toegestuurd, en daarna heeft zij nog een reactie gestuurd op 8 juli 2020.
1.2.
De voorzieningenrechter begrijpt uit de akte van Patrimonium dat partijen in de oorspronkelijk overeengekomen huurovereenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden geen arbitraal beding zijn overeengekomen. Wel is in de algemene voorwaarden bepaald dat Patrimonium die eenzijdig mag wijzigen. Volgens Patrimonium heeft zij van die mogelijkheid gebruik gemaakt door later alsnog een arbitraal beding in de algemene voorwaarden op te nemen. Als [verweerster] het daar niet mee eens was geweest, had zij het recht gehad om de huurovereenkomst te beëindigen.
1.3.
De voorzieningenrechter plaatst er vraagtekens bij of er onder deze omstandigheden geoordeeld kan worden dat op deze wijze een geldig arbitraal beding is overeengekomen. Ten tijde van het afsluiten van de huurovereenkomst bestond het arbitraal beding namelijk niet. Door dit via een eenzijdige wijzigingsbevoegdheid op te nemen, had [verweerster] in feite geen andere keus dan om dit te accepteren. Het beëindigen van de huurovereenkomst door [verweerster] is – naar de voorzieningenrechter aanneemt – voor [verweerster] geen reëel alternatief, omdat het hier gaat om een huurovereenkomst van (schaarse) woonruimte, terwijl [verweerster] naar zij zelf heeft aangegeven het financieel niet breed heeft. Een verhuizing is bovendien ingrijpend.
1.4.
Wat daar verder ook van zij, de voorzieningenrechter is van oordeel dat de gevraagde exequatur hoe dan ook moet worden geweigerd op grond van het volgende. De voorzieningenrechter heeft in de beschikking van 20 mei 2020 gevraagd op welke wijze [verweerster] is gewezen op haar recht om de zaak voor te leggen aan de burgerlijke rechter. Uit de akte van Patrimonium begrijpt de voorzieningenrechter dat Patrimonium [verweerster] zelf niet heeft gewezen op haar recht om voor de burgerlijke rechter te kiezen. Zij heeft wel geprobeerd [verweerster] (telefonisch) te bereiken, maar dat is niet gelukt. [verweerster] heeft wel van de [naam stichting] een brief met een bijsluiter ontvangen waarin “een maand bedenktijd” stond.
1.5.
In artikel 6:236 onder n van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een algemene voorwaarde met een arbitraal beding als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt, tenzij het de consument een termijn biedt van een maand om voor de gewone rechter te kiezen. Die maand begint op het moment dat de gebruiker van de algemene voorwaarden zich schriftelijk op het beding beroept. In dit geval is niet gebleken dat
Patrimoniumals gebruiker van de algemene voorwaarden zich schriftelijk op het beding heeft beroepen, noch dat zij [verweerster] de gelegenheid heeft gegeven om voor de gewone rechter te kiezen.
Wel heeft de [naam stichting] een brief gestuurd aan [verweerster] . Daarbij was een “bijsluiter” gevoegd met informatie over 13 onderwerpen. Volgens Patrimonium had [verweerster] uit die bijsluiter de informatie kunnen halen dat zij ook voor de gewone rechter kon kiezen. Nog daargelaten dat deze brief geen mededeling van
Patrimoniumis dat zij zich op het arbitraal beding beroept, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [verweerster] in die brief onvoldoende duidelijk op haar in artikel 6:236 onder n BW opgenomen recht is gewezen. De mededeling staat namelijk vermeld (i) in een klein lettertype (ii) in een bijlage bij een brief (iii) tussen een veelvoud aan andere mededelingen. Gelet op het belang van [verweerster] had zij duidelijker op haar recht om naar de gewone rechter te gaan moeten worden gewezen.
1.6.
De voorzieningenrechter is vanwege het voorgaande van oordeel dat het aannemelijk is dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, en het arbitraal vonnis dus op grond van artikel 1065 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vernietigd kan worden. Gelet op het bepaalde in artikel 1063 Rv en rechtsoverweging 2.8.7 van de uitspraak van de Hoge Raad van 8 november 2019 (vindplaats: ECLI:NL:HR:2019:1731) zal de voorzieningenrechter het door Patrimonium verzochte verlof daarom weigeren.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
weigert het verzochte verlof.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2020. [1]

Voetnoten

1.type: JW (4113)