ECLI:NL:RBMNE:2020:2638

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3432
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen van eerdere beslissing inzake Wajong-uitkering

Op 7 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een beroep ingesteld tegen het besluit van 6 augustus 2019, waarin het Uwv haar bezwaar tegen de weigering om terug te komen van een eerdere beslissing van 7 juni 2018 ongegrond verklaarde. Eiseres had eerder een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die was afgewezen op basis van de conclusie dat er sprake was van arbeidsvermogen. Eiseres voerde aan dat er onzorgvuldig onderzoek was gedaan en dat zij wel degelijk adequate therapie had gevolgd. De rechtbank overwoog dat eiseres zonder bericht van verhindering niet was verschenen op de zitting en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere beslissing onjuist was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3432

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. van Mourik).

Procesverloop

Met het besluit van 28 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd terug te komen van de eerdere beslissing van 7 juni 2018.
Met het besluit van 6 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2020. Eiseres is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek is geschorst.
Met een brief van 4 juni 2020 zijn partijen in de gelegenheid gesteld te laten weten of zij op een nadere zitting wilt worden gehoord. Verweerder heeft op 5 juni 2020 afgezien van een nadere zitting. Eiseres heeft niet gereageerd.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op 18 juni 2020 gesloten.

Overwegingen

1.1
Eiseres is geboren op [1994] en is op [2012] achttien jaar geworden.
Op 9 augustus 2016 heeft zij bij het Uwv een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Op grond van deze aanvraag heeft het Uwv met een besluit van 18 oktober 2016 geweigerd om aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat er sprake was van arbeidsvermogen. Aan dit besluit liggen een verzekeringsgeneeskundig rapport van 13 september 2016 en een arbeidskundig rapport van 13 oktober 2016 ten grondslag. In het arbeidskundige rapport is beschreven dat eiseres in staat is om administratieve, huishoudelijke of productietaken te verrichten, zoals bijvoorbeeld het scannen van gegevens, afstoffen of het bestukken van printplaten. In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 3 april 2017 geoordeeld dat er, naast depressieve klachten, ook sprake is van forse paniekklachten met agorafobie en een PTSS. Aan deze klachten is nog weinig aandacht besteed in behandelingen maar eiseres staat op dat moment wel op het punt om ten aanzien van deze klachten een intensief behandeltraject te starten met EMDR en mogelijk ook dagbehandeling. Deze klachten waren in de primaire fase onvoldoende meegenomen bij de beoordeling. De conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is dat er geen sprake is van arbeidsvermogen, maar dat arbeidsvermogen ontbreekt niet duurzaam. De verwachting is dat de behandeling zal leiden tot een toename van de belastbaarheid en daardoor ook tot een toename van het arbeidsvermogen. Daarom bestaat er nog steeds geen recht op een Wajong-uitkering. Eiseres heeft hiertegen geen beroep ingesteld.
1.2
Op 18 mei 2018 heeft eiseres bij het Uwv opnieuw een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. De verzekeringsarts heeft naar aanleiding van deze aanvraag op 1 juni 2018 gerapporteerd. Bij zijn overwegingen heeft hij een brief van psychiater [A] van het UMC Utrecht van 7 mei 2018 betrokken. Het blijkt dat bij eiseres sprake is van nieuwe ziektebeelden, te weten een schizofreniforme stoornis dd andere psychotische stoornis, paniekstoornis en agorafobie, waarbij de psychische klachten al voor het 18e jaar aanwezig waren. Er is echter geen sprake van adequate therapie; eiseres weigert de aangeboden behandelopties en wil uitsluitend psychologische behandelingen. Bij een adequate therapie valt verbetering van de belastbaarheid te verwachten zodat er geen duurzame beperkingen gesteld kunnen worden. Met het besluit van 7 juni 2018 weigert verweerder daarom om terug te komen van het besluit van 18 oktober 2016. Eiseres heeft geen bezwaar of beroep ingediend tegen deze beslissing.
1.3
Op 20 februari 2019, door verweerder ontvangen op 25 februari 2019, heeft eiseres nog een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Deze aanvraag heeft geleid tot de besluiten van het Uwv die onder het kopje ‘Procesverloop’ staan.
2.1
Naar aanleiding van de aanvraag van 20 februari 2019 heeft de primaire verzekeringsarts op 12 maart 2019 gerapporteerd. Hierbij is informatie van psychiater [B] van 21 augustus 2018 betrokken die eiseres met haar aanvraag heeft meegestuurd. De verzekeringsarts beschrijft dat de psychiater de diagnose dysthymie (depressieve klachten) en de PTSS weer noemt, maar dat de agorafobie niet wordt beschreven. De verzekeringsarts concludeert dat er geen sprake is van een adequate therapie waardoor er geen duurzame beperkingen gesteld kunnen worden.
2.2
Naar aanleiding van het bezwaar tegen het primaire besluit heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 1 augustus 2019 gerapporteerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschrijft dat er bij eiseres sprake is van een schizofreniforme stoornis d.d. andere psychotische stoornis, paniekstoornis/agorafobie en PTSS. Hij vindt dat de primaire verzekeringsarts een juiste conclusie heeft getrokken dat de beperkingen niet duurzaam zijn omdat een behandeling nog een verbetering in het functioneren kan opleveren. Eiseres heeft een psychotische aandoening die in het algemeen goed kan worden behandeld met antipsychotica. Er zijn geen aanwijzingen dat eiseres geen baat zou hebben bij antipsychotica. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat er geen sprake is van arbeidsvermogen, maar dat dat niet duurzaam is. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 2 augustus 2019 geconcludeerd dat als de beperkingen afnemen er meer taken in het takenbestand geselecteerd kunnen worden, conform de eerder vastgestelde analyse arbeidsvermogen in het rapport van de arbeidskundige van 13 oktober 2016. Daarna heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3.1
Eiseres voert aan dat verweerder onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Zij wijst er op dat zij sinds 2016 onder behandeling is geweest bij een medisch specialist en dat zij daarover brieven heeft gestuurd aan verweerder. In een medische brief wordt omschreven dat er geen verbetering is gekomen van de psychische belastbaarheid.
3.2
Alvorens het beroep verder te behandelen hecht de rechtbank er waarde aan om het volgende op te merken. Eiseres is zonder bericht van verhindering niet verschenen op de zitting. Ook heeft zij niet gereageerd op brieven van de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet met eiseres kunnen bespreken. Gelet op het beroepschrift en de in het dossier aanwezige stukken meent de rechtbank de gronden van eiseres zo te moeten begrijpen dat zij aanvoert dat verweerder onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan, dat eiseres wel adequate therapie heeft gevolgd, dat er sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen en dat zij haar beroep onderbouwd door te verwijzen naar de brief van psychiater [B] van 21 augustus 2018.
3.3
Verder overweegt de rechtbank dat de aanvraag van eiseres van 20 februari 2019 als een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden aangemerkt. Deze aanvraag strekt er toe dat verweerder terugkomt van het eerdere besluit van 7 juni 2018. In dat geval moet de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderende omstandigheden naar voren brengen. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld [1] .
4.1
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig tot stand is gekomen. Uit zijn rapport van 1 augustus 2019 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de dossiergegevens heeft bestudeerd, waaronder de brief van psychiater [B] van 21 augustus 2018, en dat hij aanwezig is geweest bij de hoorzitting van eveneens 1 augustus 2019. De beroepsgrond slaagt niet.
4.2
Daarnaast kan de rechtbank verweerder volgen in zijn conclusie dat de bij de aanvraag van 20 februari 2019 ingebrachte informatie van psychiater [B] geen aanleiding geeft om te concluderen dat sprake is van nieuwe medische feiten of omstandigheden die zouden moeten leiden tot een andere conclusie dan in 2017/2018. Verweerder stelt zich sinds het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 april 2017 op het standpunt dat er bij eiseres geen sprake is van arbeidsvermogen maar dat dit niet duurzaam is omdat zij weigert adequate therapie te volgen. Eiseres stelt dat zij adequate behandeling heeft gevolgd maar dat er geen verbetering is gekomen in de psychische belastbaarheid en dat dat blijkt uit de informatie van psychiater [B] . De rechtbank is het niet met eiseres eens. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt niet alleen uit de rapporten van de verzekeringsartsen van verweerder en het rapport van psychiater Boks dat eiseres geen adequate therapie heeft gevolgd maar blijkt dat ook uit de bij de aanvraag gevoegde brief van psychiater [B] . [B] beschrijft namelijk dat eiseres nog steeds klachten heeft passend bij onder andere psychotische stoornissen, maar dat deze problematiek niet aansluit bij zijn behandelmogelijkheden. Hij heeft eiseres daarom geadviseerd een behandeling bij het psychose team op te starten maar eiseres heeft bij [B] aangegeven het daar niet mee eens te zijn. De rechtbank is van oordeel dat de primaire verzekeringsarts op basis van de gegevens van [B] tot de conclusie kon komen dat die medische informatie geen nieuw feit of veranderde omstandigheid met zich bracht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de primaire verzekeringsarts daarin kon volgen. Eiseres heeft verder niet gesteld en de rechtbank is ook niet gebleken dat het bestreden besluit evident onredelijk is. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 7 juli 2020 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van B. Inci, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten