Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
- hij toen en daar in het gezelschap was van [medeverdachte] ,
- hij en die [medeverdachte] in het hierboven bedoelde proces-verbaal zijn aangeduid als verdachten,
- [medeverdachte] en hijzelf een man die later [slachtoffer] bleek te zijn genaamd meermalen hebben geschopt.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
first offender. De rechtbank zal het strafrechtelijk verleden van verdachte bij de strafoplegging in zijn nadeel betrekken. Daaraan doet niet af dat de rechtbank wil aannemen dat verdachte in het licht van zijn gezinssituatie op zijn tellen past. Gelet op de recidive, de ernst van het feit en de toepasselijkheid van artikel 22b Sr, acht de rechtbank het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf naast een taakstraf aangewezen. De rechtbank ziet in de door het slachtoffer geleverde bijdrage aan de escalatie aanleiding om verdachte een lagere gevangenisstraf op te leggen dan is gevorderd door de officier van justitie.
9.VORDERING TENUITVOERLEGGING
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11.BESLISSING
gevangenisstrafvan
6 (zes) weken;
taakstrafvan
100 (honderd) uren;