Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2020 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
de uitspraak te ondertekenen
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 63,90, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Weesp. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 14 januari 2019, omdat eiser geen parkeerbelasting had voldaan. Eiser maakte bezwaar tegen de uitspraak op bezwaar van 15 mei 2019, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. Tevens maakte eiser bezwaar tegen de aanmaningskosten die aan hem in rekening waren gebracht. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen ermee instemden om de zaak schriftelijk af te doen.
De rechtbank oordeelde dat de verzending van de uitspraak op bezwaar niet aannemelijk was gemaakt door verweerder, waardoor de beroepstermijn op 17 juli 2019 begon. Het beroepschrift was tijdig ingediend. Eiser stelde dat hij geen parkeerbelasting verschuldigd was, omdat hij bezig was met laden en lossen. De rechtbank oordeelde echter dat de handelingen van eiser niet als onmiddellijk laden en lossen konden worden aangemerkt. Ook het beroep op onmiddellijk in- en uitstappen werd afgewezen, omdat er geen sprake was van handelingen die direct verband hielden met het in- en uitstappen.
De rechtbank concludeerde dat eiser geen redelijke tijd was gegund om de parkeerbelasting te voldoen, maar dat hij onverwijld had moeten handelen. Het beroep werd ongegrond verklaard. Eiser had ook bezwaar gemaakt tegen de aanmaningskosten, maar dit kon niet in deze procedure worden beoordeeld. De rechtbank besloot het beroep ongegrond te verklaren en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, en mr. P.M.J.H. Muijlaert, griffier, op 18 juni 2020.