ECLI:NL:RBMNE:2020:2232
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verwijdering bijzonderheidscodes BKR op basis van wettelijke plicht en belangenafweging
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tot verwijdering van bijzonderheidscodes uit het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) bij het Bureau Kredietregistratie (BKR). [verzoeker] had in 2015 een geluidsinstallatie op afbetaling gekocht, maar had de betalingen niet tijdig verricht, wat leidde tot registratie van bijzonderheidscodes. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] ontvankelijk was in zijn verzoek, ondanks dat hij dit na de wettelijke termijn indiende, omdat [verweerster] niet tijdig had gereageerd.
De rechtbank volgde de lijn van het Hof Arnhem-Leeuwarden, dat in eerdere uitspraken had vastgesteld dat de verwerking van persoonsgegevens door [verweerster] op grond van een wettelijke plicht plaatsvond, zoals vastgelegd in artikel 6 lid 1 onder c van de AVG. De rechtbank concludeerde dat de belangen van [verweerster] om potentiële kredietverstrekkers te informeren over de kredietwaardigheid van [verzoeker] zwaarder wogen dan de belangen van [verzoeker] om de registratie te laten verwijderen. De rechtbank wees het verzoek van [verzoeker] af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten van [verweerster].