ECLI:NL:RBMNE:2020:2221

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
NL 19.12991
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaringszaak met afwijzing van schadevergoeding en proceskostenveroordeling

In deze vrijwaringszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vordering van [eiser sub 2] tegen [verweerder sub 2] in het kader van een aansprakelijkheidskwestie. In de hoofdzaak, met zaaknummer NL 18.24273, was [eiser sub 2] als verweerder opgeroepen door [achternaam] B.V. en anderen, die schadevergoeding eisten wegens vermeende fouten in de uitvoering van werkzaamheden door [eiser sub 2]. De rechtbank heeft in de hoofdzaak de vorderingen van [achternaam] afgewezen, waardoor [eiser sub 2] niet aansprakelijk werd gesteld voor enige schadevergoeding.

In de vrijwaringsprocedure vorderde [eiser sub 2] dat [verweerder sub 2], als assurantietussenpersoon, aansprakelijk zou worden gesteld voor het niet hebben afgesloten van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. De rechtbank oordeelde dat, aangezien de hoofdzaak was afgewezen, de vordering van [eiser sub 2] tegen [verweerder sub 2] ook moest worden afgewezen. De rechtbank heeft [eiser sub 2] bovendien veroordeeld in de proceskosten van [verweerder sub 2], die zijn begroot op € 5.737,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 28 mei 2020.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL19.12991
Vonnis in vrijwaring van 28 mei 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers, hierna samen te noemen: [eiser sub 2] ,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[verweerder sub 2],
wonende te [woonplaats 2] , verweerders, hierna samen te noemen: [verweerder sub 2] , advocaat mr. P.H. Kramer te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Naar aanleiding van de hoofdzaak (met zaaknummer NL 18.24273) met [eiser sub 2] als verweerder en [bedrijfsnaam] B.V. en anderen (hierna: [achternaam] ) als eisers, heeft [eiser sub 2] [verweerder sub 2] in vrijwaring opgeroepen. [verweerder sub 2] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De vrijwaringsprocedure is aangehouden in afwachting van het eindvonnis in de hoofdzaak. In de hoofdzaak zijn bij eindvonnis van 17 april 2020 de vorderingen van [achternaam] afgewezen.
1.3.
Op verzoek van de rechtbank hebben partijen zich uitgelaten over de volgende stap in deze vrijwaringszaak. [verweerder sub 2] heeft de rechtbank verzocht vonnis te wijzen in de vrijwaringszaak. [eiser sub 2] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarna volgt dit vonnis.
NL19.12991 2
28 mei 2020
_________________________________________________________________ _

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[verweerster sub 1] B.V. is de onderneming van [verweerder sub 2] . [eiser sub 2] heeft via [verweerder sub 2] als assurantietussenpersoon een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij Nationale Nederlanden (hierna: NN).
2.2.
[eiser sub 2] heeft vanuit zijn adviesbureau werkzaamheden verricht voor [achternaam] . [achternaam] heeft [eiser sub 2] aansprakelijk gesteld voor fouten die hij volgens [achternaam] heeft gemaakt bij de uitoefening van deze werkzaamheden. In de hoofdzaak heeft [achternaam] gevorderd dat [eiser sub 2] wordt veroordeeld de schade te vergoeden, die volgens [achternaam] het gevolg is van deze tekortkomingen.
2.3.
[eiser sub 2] heeft de aansprakelijkstelling door [achternaam] gemeld bij [verweerder sub 2] en NN en daarop kwam als reactie dat er geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering was afgesloten. Volgens [eiser sub 2] is [verweerder sub 2] tekortgeschoten bij zijn werkzaamheden als assurantietussenpersoon en is het aan hem te wijten dat de verzekering geen dekking biedt voor de claim van [achternaam] . Daarom vordert [eiser sub 2] in de vrijwaringsprocedure dat [verweerder sub 2] wordt veroordeeld aan [eiser sub 2] te betalen al hetgeen waartoe hij in de hoofdzaak (jegens [achternaam] ) mocht worden veroordeeld.
2.4.
In de hoofdzaak heeft de rechtbank de vorderingen van [achternaam] afgewezen en [achternaam]
veroordeeld in de proceskosten. [eiser sub 2] is dus niet veroordeeld tot enige betaling aan [achternaam] . De vordering die [eiser sub 2] tegen [verweerder sub 2] heeft ingesteld moet daarom ook worden afgewezen.
2.5.
[eiser sub 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder sub 2] worden begroot op:
  • griffierecht € 4.030,00
  • salaris advocaat
Totaal € 5.737,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder sub 2] tot op heden begroot op € 5.737,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [eiser sub 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in NL19.12991 3
28 mei 2020
_________________________________________________________________ _
art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P. Dondorp, E.M. de Stigter en J.O. Zuurmond, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2020.