ECLI:NL:RBMNE:2020:2137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
UTR 19/2935-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de duurzaamheid van arbeidsvermogen in Wajong-zaak

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 11 juni 2020, wordt de zaak behandeld van een eiser die een Wajong-uitkering heeft aangevraagd. Eiser, die op 18 september 2018 een uitkering heeft aangevraagd, is achttien jaar geworden en heeft speciaal onderwijs gevolgd. Het UWV heeft in een besluit van 12 december 2018 vastgesteld dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat hij momenteel geen arbeidsvermogen heeft, maar in de toekomst mogelijk wel. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het UWV ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 28 januari 2020 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn moeder, en het UWV vertegenwoordigd was door een gemachtigde.

De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft onderbouwd hoe de basale werknemersvaardigheden van eiser zich in de toekomst kunnen ontwikkelen. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben niet specifiek genoeg toegelicht welke concrete verbeteringen verwacht mogen worden en hoe deze van invloed zijn op de arbeidsmogelijkheden van eiser. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en concludeert dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen met een aanvullende motivering, waarbij het UWV binnen tien weken moet reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2935-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Miltenburg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

1. Eiser is op [datum] 2019 achttien jaar geworden. Hij heeft speciaal onderwijs gevolgd, stage gelopen en gewerkt in het kader van dagbesteding. Eiser heeft op 18 september 2018 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd bij het UWV.
2. In een besluit van 12 december 2018 (het primaire besluit) heeft het UWV beslist dat eiser geen recht heeft op een Wajonguitkering. Volgens het UWV heeft eiser nu geen arbeidsvermogen, maar kan hij in de toekomst wel arbeidsvermogen ontwikkelen. In een beslissing op bezwaar van 25 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3. Het beroep is behandeld op de zitting van 28 januari 2020. Eiser was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.M. van Miltenburg. Zijn moeder, zijn voormalige docent [A] en een buurtgenoot waren ook meegekomen naar de zitting. Namens het UWV was mr. E. Witte aanwezig.
4. Op de zitting zijn de standpunten uitgewisseld. Verder heeft de moeder van eiser een eigen opgesteld stuk voorgedragen. Aan het eind van de zitting is afgesproken dat het UWV een aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zal indienen. Dat heeft het UWV gedaan, en eiser heeft daarop gereageerd.
5. Nadat partijen zijn gewezen op hun recht op een nadere zitting te worden gehoord, heeft geen van de partijen binnen de daartoe door de rechtbank gestelde termijn van vier weken verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek op 2 juni 2020 gesloten.

Het geschil

6. Eiser en het UWV zijn het erover eens dat eiser nu geen arbeidsvermogen heeft. In geschil is of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is, dus de vraag of eiser in de toekomst wel arbeidsvermogen kan ontwikkelen.
7. Eiser voert aan dat hij geen arbeidsvermogen kan ontwikkelen, en dat hij dus wel recht heeft op een Wajonguitkering. Hij vindt dat de beoordeling door het UWV onvoldoende specifiek is en niet op hem is toegespitst. Ook vindt hij dat zijn beperkingen zijn onderschat, waardoor de mogelijkheid van verbetering juist is overschat. Eiser heeft verzocht om onderzoek door een onafhankelijke deskundige.
8. Het UWV stelt zich op basis van rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep en zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op het standpunt dat het arbeidsvermogen van eiser zich nog wel kan ontwikkelen en dat er dus terecht geen Wajonguitkering is toegekend.

Het beoordelingskader: hoe toetst de rechtbank?

9. Op grond van artikel 1a:1 en 1a:2 van de Wajong kan enkel een recht op een Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene ‘als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft’.
Artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bepaalt dat een betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als hij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In artikel 1a:1 onder 4 van de Wajong is vastgelegd dat onder ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben’ de situatie wordt verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
10. De rechtbank stelt voorop dat als het UWV besluit dat iemand geen recht heeft op een Wajonguitkering omdat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is, het UWV dan ten aanzien van alle vier de genoemde criteria moet onderbouwen dat de betrokkene ofwel daartoe in staat is, ofwel die mogelijkheid in de toekomst kan ontwikkelen.
11. De Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in Wajongzaken, hanteert strenge criteria voor de motivering van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe het arbeidsvermogen zich bij eiser kan ontwikkelen. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiser op zijn 18e jaar aan de orde zijn. In het geval de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiser. Uit de rapporten moet volgen wat de behandeling inhoudt en hoe en op welke wijze het arbeidsvermogen van eiser zich door die behandeling kan ontwikkelen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 5 april 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1018).
11. De verzekeringsartsen van het UWV hebben bepaald dat eiser een uur aaneengesloten kan werken (criterium c) en dat hij ten minste vier uur per dag belastbaar is (criterium d). Daar zijn geen beroepsgronden tegen aangevoerd.
13. De arbeidsdeskundigen van het UWV hebben (in overleg met de verzekeringsartsen) bepaald dat eiser op dit moment nog niet over basale werknemersvaardigheden beschikt (criterium b), maar dat hij die in de toekomst nog wel kan ontwikkelen. In de aanvullende motivering heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bepaald dat zodra de basale werknemersvaardigheden van eiser zich hebben ontwikkeld, verondersteld kan worden dat hij in staat is een taak te verrichten in een arbeidsorganisatie (criterium a). De beroepsgronden van eiser hebben betrekking op criterium a en b.
14. De rechtbank bespreekt eerst de beroepsgronden van eiser over criterium b (basale werknemersvaardigheden) en vervolgens die over criterium a (het uitvoeren van een taak in een arbeidsorganisatie).

De beoordeling van het geschil

Criterium b: beschikken over basale werknemersvaardigheden
15. Over dit criterium heeft eiser twee beroepsgronden aangevoerd. Hij vindt dat de ernst van zijn gezondheidsklachten is onderschat, waardoor de mogelijkheid van verbetering juist is overschat. En hij vindt dat het UWV niet goed heeft onderbouwd hoe zijn basale werknemersvaardigheden in de toekomst kunnen verbeteren.
De ernst van de gezondheidsklachten
Wat vindt eiser?
16. Eiser vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de ernst van zijn gezondheidsklachten heeft onderschat. Zijn verstandelijke beperking is niet licht, maar matig tot licht. Dat blijkt uit onderzoeken die voor de school zijn uitgevoerd. Daarnaast is er ook sprake van een autismespectrumstoornis. Die aandoeningen versterken elkaar, en volgens eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep daar niet genoeg rekening mee gehouden.
Wat staat in de rapporten, die verweerder gebruikt?
17. In het rapport van 21 juni 2019, wat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit van een lichte verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis. In het in beroep opgemaakte aanvullende rapport van 28 februari 2020 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat op basis van een beoordeling uit juni 2016 strikt gezien sprake is van een lichte verstandelijke beperking. Ten aanzien van mogelijke ontwikkelingen volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep het standpunt van eiser dat vanwege een disharmonisch profiel uitgegaan moet worden van een matige tot lichte verstandelijke beperking. Daarnaast is er sprake van een autismespectrumstoornis. Van beide aandoeningen bespreekt hij de ontwikkelingsmogelijkheden.
Wat vindt de rechtbank?
18. In reactie op het aanvullende rapport van 28 februari 2020 heeft eiser vraagtekens gezet bij de geldigheid van het onderzoek uit juni 2016. De rechtbank begrijpt niet wat eiser daarmee wil bereiken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is immers, gelet op het aanvullende rapport van 28 februari 2020, meegegaan in het standpunt van eiser dat uitgegaan moet worden van een matige tot lichte verstandelijke beperking. Hij heeft in zijn rapporten ook kenbaar rekening gehouden met de autismespectrumstoornis. Dat hij de klachten en beperkingen van eiser als gevolg van (de combinatie van) die beide stoornissen heeft onderschat, blijkt niet uit de beschikbare (medische) stukken. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de gezondheidstoestand van eiser heeft onderschat. Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.
De mogelijkheid van ontwikkeling van basale werknemersvaardigheden
19. Vervolgens is het de vraag of de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op inhoudelijk overtuigende wijze hebben gemotiveerd dat eiser in staat moet worden geacht in de toekomst de nu nog ontbrekende basale werknemersvaardigheden te ontwikkelen.
Wat vindt eiser?
20. Eiser vindt dat die beoordeling door het UWV onvoldoende specifiek is en niet op hem is toegespitst. Op de zitting heeft de voormalige docent van eiser verklaard dat eiser op grond van de ervaringen op school altijd is aangewezen op hele intensieve zorg. In dit verband heeft eiser gewezen op de uitspraak van de CRvB van 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:301. In deze uitspraak heeft de CRvB overwogen dat de bevindingen van de praktijkschool en van bergeleiders niet subjectief terzijde geschoven mogen worden. Dit geldt volgens eiser ook in dit geval. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien psychomotorische therapie als behandeloptie genoemd, maar met die therapie is eiser in het verleden gestopt, omdat dat niet goed ging. Ook is onduidelijk welke andere therapieën, naast de terloops genoemde ‘psycho-educatie’, mogelijk zijn en op welke wijze deze van invloed zijn op de ontwikkeling van basale werknemersvaardigheden, aldus eiser.
Wat staat in de rapporten, die verweerder gebruikt?
21. In zijn rapport van 21 juni 2019 overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser op dit moment nog niet in staat is om afspraken met een werkgever na te komen. De oorzaak daarvoor zijn beperkingen ten aanzien van communiceren, het aangaan van interacties en relaties, en relationele sociale vaardigheden. Wat de duurzaamheid betreft geeft hij aan dat er voor autisme vormen van behandeling en begeleiding mogelijk zijn, zoals psychomotore therapie. De beperkingen bij autismespectrumstoornissen zullen niet veranderen. Het is moeilijk aan te geven op welke gebieden groei kan worden verwacht. Groei, met daarbij een toename van vaardigheden en bekwaamheden, is niet uitgesloten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst hierbij op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, waarbij wordt uiteengezet dat door arbeidsmatige dagbesteding en beschermd wonen, verbeteringen in de relationele sociale vaardigheden zal kunnen optreden. Ook wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop dat uit eigen onderzoek is gebleken dat eiser in het dagelijks leven in kleine stapjes heeft moeten leren, bijvoorbeeld de hond uitlaten, maar dat hij wel leerbaar is.
In het aanvullende rapport van 28 februari 2020 gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder in op de psychomotorische therapie. Hij wijst erop dat uit de rapportage van [.] van juni 2017 niet blijkt wat het resultaat van deze therapie is geweest. Hij licht toe dat hij PMT als mogelijke behandeling heeft genoemd, met als doel om bij te leren ten aanzien van communicatie, sociale vaardigheden en coping strategieën. Dat de psychomotorische therapie bij eiser niet het gewenste effect heeft, betekent nog niet dat een therapie waarbij eiser wordt begeleid en ondersteund in het ontwikkelen van zijn sociale vaardigheden (beter uiten, meer zelfvertrouwen opbouwen door meer grip op situaties), geen toegevoegde waarde zou hebben. Naast psychomotorische therapie bestaan er ook andere mogelijkheden voor het aanleren van sociale vaardigheden en coping strategieën, bijvoorbeeld psycho-educatie.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst in dit aanvullende rapport verder naar de richtlijn Ontwikkelingsstoornissen Wajong van het UWV. Daarin staat dat bij een matige verstandelijke beperking het arbeidsperspectief weliswaar beperkt is en in de regel leidt tot arbeidsmatige dagbesteding, maar soms is aangepast en ondersteund werken op een sociale werkplaats of bij een reguliere werkgever haalbaar. Om deze reden wordt het niet uitgesloten geacht dat eiser arbeidsvermogen zal kunnen ontwikkelen, waarbij wordt uitgegaan van werk onder beschutte omstandigheden.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overweegt in zijn rapport van 24 juni 2019 dat eiser op dit moment nog niet in staat is om afspraken met een werkgever na te komen, door beperkte relationele sociale vaardigheden. De verdere ontwikkelingsmogelijkheden van eiser zijn beperkt, maar een toename van vaardigheden en bekwaamheden is echter niet uit te sluiten. Eiser zal moeten leren meer controle te krijgen over zijn eigen emoties bij stress; omgaan met nieuwe dingen, veranderingen en onbekenden; communiceren en zich uiten; en persoonlijke verzorging. Bij (arbeidsmatige) dagbesteding met adequate begeleiding kan eiser leren omgaan met nieuwe dingen, veranderingen en onbekenden. Minder stress zal leiden tot meer controle over de eigen emoties.
Daarnaast kan eiser ook een stap zetten richting beschermd wonen, waar ook een groter appèl gedaan zal worden op zijn sociale vaardigheden in het omgaan met nieuwe situaties en onbekenden. Bijvoorbeeld in een woonvorm waar specifiek de aandacht is gericht op een dubbele diagnose. Op basis van arbeidsmatige dagbesteding en beschermd wonen kan in beginsel niet worden uitgesloten dat eiser in de toekomst zal kunnen voldoen aan de voorwaarden voor basale werknemersvaardigheden. Het is denkbaar dat hij in de toekomst, met de juiste begeleiding, werkzaamheden kan verrichten onder beschutte werkomstandigheden.
Wat vindt de rechtbank?
23. Met eiser is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in hun rapporten niet toereikend hebben onderbouwd hoe de basale werknemersvaardigheden van eiser zich in de toekomst nog kunnen ontwikkelen. De motivering in hun rapporten voldoet niet aan de vereisten die de CRvB daaraan stelt, omdat die onvoldoende concreet is en onvoldoende is toegespitst op de situatie van eiser. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
24. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt in zijn rapport van 28 februari 2020 dat niet wordt uitgesloten dat eiser arbeidsvermogen zal kunnen ontwikkelen, waarbij niet wordt uitgegaan van regulier werk, maar van werk onder beschutte omstandigheden. Hij wijst in dit verband op de richtlijn Ontwikkelingsstoornissen Wajong van het UWV. Hierin staat dat bij een matige verstandelijke beperking het arbeidsperspectief weliswaar beperkt is en in de regel leidt tot arbeidsmatige dagbesteding, maar dat aangepast en ondersteund werken op een sociale werkplaats of bij een reguliere werkgever soms haalbaar is. De rechtbank is van oordeel dat dit een algemene conclusie is die niet is gebaseerd op een op de medische situatie van eiser toegespitste beoordeling op de datum hier in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft niet onderbouwd waarom eiser nu juist zo’n uitzondering is waarbij aangepast en ondersteund werken op een sociale werkplaats wél haalbaar is. Dit klemt temeer, omdat bij eiser naast een ontwikkelingsstoornis sprake is van autisme. Bij autisme is, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemeld, eerder sprake van bijleren dan van veranderen van gedragingen en bij eiser is gebleken dat hij in kleine stapjes leert. Ook de school ziet op basis van hun ervaringen met eiser niet in dat beschut werken haalbaar is.
25. In het licht van voorgaande heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met de
overweging dat eiser door inzet van arbeidsmatige dagbesteding en beschermd wonen kan leren omgaan met nieuwe dingen, veranderingen en onbekenden, en dat daardoor in beginsel niet kan worden uitgesloten dat eiser in de toekomst kan beschikken over basale werknemersvaardigheden, onvoldoende uitgewerkt welke concrete verbeteringen hij hiermee verwacht bij eiser, en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn voor de basale werknemersvaardigheden van eiser. In zijn rapportage heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook vermeld dat eiser moet leren communiceren en zich uiten, en hij noemt ook persoonlijke verzorging als aandachtspunt. Hoe eiser zich daarin kan ontwikkelen, heeft hij in zijn rapport niet onderbouwd en ook niet hoe die ontwikkeling van invloed is op de basale werknemersvaardigheden.
26. Over mogelijke therapieën heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat uit de rapportages van [.] niet blijkt wat het resultaat is geweest van de gevolgde PMT. De stelling dat PMT niet als mogelijke behandeling/begeleiding in aanmerking komt, heeft eiser niet onderbouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 28 februari 2010 er echter op gewezen dat ook in het geval PMT bij eiser niet het gewenste effect heeft gehad, andere mogelijkheden voor het aanleren van sociale vaardigheden en andere coping strategieën bestaan, bijvoorbeeld psycho-educatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter niet uitgewerkt welke concrete resultaten van de voorgestelde behandelingen, zoals PMT, psycho-educatie of een andere behandeling, te verwachten zijn voor eiser en wat dat kan betekenen voor de basale werknemersvaardigheden van eiser. Dat had hij wel moeten doen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee dus niet duidelijk op eiser toegespitst onderbouwd wat PMT, psycho-educatie of een andere behandeling kan betekenen voor de basale werknemersvaardigheden van eiser. De rechtbank verwijst in dit verband naar de eerder aangehaalde uitspraak van de CRvB van 5 april 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1018) en naar de uitspraak van de CRvB van 30 januari 2019, r.o. 4.4.3 (ECLI:NL:CRVB:2019:284).
27. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dus niet toereikend onderbouwd hoe de basale werknemersvaardigheden van eiser zich in de toekomst nog kunnen ontwikkelen. De beroepsgrond van eiser slaagt. De rechtbank bespreekt hierna eerst de behandeling van de beroepsgrond over criterium a (het uitvoeren van een taak in een arbeidsorganisatie) en zal daarna de gevolgen bespreken.
Criterium a: het uitvoeren van een taak in een arbeidsorganisatie
Wat vindt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep?
28. Over het criterium a, het uitvoeren van een taak in een arbeidsorganisatie, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de aanvullende motivering van 13 maart 2020 overwogen dat eiser nu nog geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, omdat basale werknemersvaardigheden ontbreken. Zodra de werknemersvaardigheden van eiser voldoende zijn ontwikkeld, kan verondersteld worden dat hij in staat is een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wijst erop dat eiser op dit moment al taken uitvoert in huis: onder begeleiding van zijn moeder ruimt hij de vaatwasser uit en ruimt hij zijn kamer op. Ook verricht hij onder begeleiding taken bij [naam locatie] , waar hij kaarten en folders maakt.
Wat is de reactie van eiser?
29. Eiser heeft in reactie hierop gesteld dat hiermee niet is onderbouwd welke concrete verbeteringen verwacht mogen worden en welke gevolgen die hebben voor zijn arbeidsvermogen. Een overzicht van mogelijke taken in de toekomst ontbreekt.
Wat vindt de rechtbank?
30. De rechtbank begrijpt het standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aldus dat eiser op dit moment taken uitvoert in huis en bij [naam locatie] , maar nu nog geen taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. Hij verwacht dat wanneer eiser op enig moment in de toekomst aan het criterium van basale werknemersvaardigheden zou voldoen, hij ook een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Hoewel de vraag of betrokkene een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie los moet worden beoordeeld van de vraag of betrokkene over basale werknemersvaardigheden beschikt, is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, gelet op de taken die eiser nu al in huis en bij [naam locatie] uitvoert, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de ontwikkeling naar het kunnen verrichten van een taak in een arbeidsorganisatie te verwachten is. De rechtbank kan volgen dat er op dit moment in prognostische zin niet meer over kan worden gezegd en acht de motivering in het licht hiervan voldoende. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en vervolg
31. Het UWV heeft het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Omdat daarin ontoereikend is onderbouwd hoe de basale werknemersvaardigheden van eiser zich in de toekomst nog kunnen ontwikkelen, is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
32. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het UWV in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De rechtbank ziet daar aanleiding toe.
33. Het UWV kan het gebrek herstellen met een aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Daarin moet het volgende worden onderbouwd:
- Hoe kunnen de basale werknemersvaardigheden van eiser zich in de toekomst concreet ontwikkelen? Welke concrete resultaten van de voorgestelde behandelingen zijn er in de specifieke situatie van eiser te verwachten, en wat betekenen die resultaten voor de basale werknemersvaardigheden van eiser? Bij de onderbouwing moeten de paragrafen 23-26 van deze uitspraak in acht worden genomen.
Het UWV kan het gebrek ook herstellen met een nieuwe beslissing op bezwaar.
34. In verband met de coronacrisis en de daarmee samenhangende drukte voor het UWV bepaalt de rechtbank de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op tien weken na verzending van deze tussenuitspraak. Het UWV moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van de herstelmogelijkheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging. In beginsel, ook als het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
35. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing, waaronder een beslissing over het verzoek om deskundigenonderzoek, aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan op 11 juni 2020 door mr. N.M.H. van Ek, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Nog geen hoger beroep mogelijk

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.