ECLI:NL:RBMNE:2020:2024

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
16/289411-19 (P); 99/000474-50 (vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en afdreiging met bedreiging van geweld en diefstal met valse sleutel

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die gedurende vijf maanden de aangeefster heeft afgeperst, afgedreigd en gedwongen tot het afgeven van geld en bankpassen. De verdachte gebruikte hierbij compromitterende foto's en video's als chantagemiddel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 in Utrecht en Amsterdam de aangeefster heeft bedreigd met geweld en haar heeft gedwongen tot het afgeven van geld en het maken van compromitterende beelden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden en een contactverbod van 3 jaar met de aangeefster. Tevens is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte ook is veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/289411-19 (P); 99/000474-50 (vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol.
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 februari 2020 en 19 mei 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en mr. P.M.A.C. van de Wouw, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en/of Amsterdam [slachtoffer] heeft afgeperst;
feit 2:
in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en/of Amsterdam [slachtoffer] heeft afgedreigd;
feit 3:
in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en/of Amsterdam [slachtoffer] heeft gedwongen iets te doen;
feit 4:
in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Amsterdam telkens een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft gestolen door middel van een valse sleutel, te weten een eerder door afpersing verkregen pinpas op naam van die [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en stelt daartoe dat verdachte slachtoffer is geworden van een persoon die misbruik heeft gemaakt van zijn identiteit. Verdachte was tot november 2018 gedetineerd in België en kon daar geen toegang hebben tot een smartphone. De berichten die vóór december 2018 naar aangeefster zijn gestuurd via Facebook en WhatsApp kunnen dus niet van verdachte afkomstig zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Start van het onderzoek
Op 5 november 2019 verklaarde [slachtoffer] (hierna: aangeefster) bij de politie dat ze sinds 2018 via Facebook en WhatsApp gesprekken voerde met een persoon die zich ‘ [verdachte] ’ noemde. [2] Bij het eerste contact maakte [verdachte] gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer] . [3] Op 4 september 2018 nam [verdachte] contact op met de aangeefster via telefoonnummer [telefoonnummer] . Hij vertelde haar dat hij vast zat in België. Eind augustus 2019 maakte de aangeefster foto’s van zichzelf waarop ze naakt te zien was en stuurde deze naar [verdachte] , die ook wilde dat ze een filmpje van zichzelf zou maken. De aangeefster wilde dit eerst niet doen, maar [verdachte] dreigde dat als ze het niet zou doen, hij haar keel en die van haar kinderen zou doorsnijden, waarna de aangeefster een filmpje van zichzelf gemaakt heeft waarin ze naakt is en zichzelf bevredigt. Dit filmpje stuurde ze naar [verdachte] . [4] Vanaf 6 oktober 2019 tot en met 9 oktober 2019 benaderde [verdachte] de aangeefster via telefoonnummer [telefoonnummer] . [5] Op 7 oktober 2019 zei [verdachte] in een telefoongesprek: “Jij speelt met mij, ik heb dingen van jou”, waarna de aangeefster gelijk wist dat [verdachte] het over de foto’s en het filmpje had. [verdachte] zei dat zij op donderdag € 4.000,- moest betalen en op zondag ook. De dag erna zei [verdachte] dat zij € 1.000,- moest overmaken via Western Union op naam van [naam] . Dit deed de aangeefster op 9 oktober 2019. Op 10 oktober moest de aangeefster van [verdachte] € 500,-, haar pinpas en haar pincode in een envelop onder de deurmat bij haar voordeur leggen. Zij zag dat een man de envelop wegpakte.
Verder moest de aangeefster haar limiet van haar ABN AMRO-bankrekening verhogen naar € 10.000,-, zodat dat bedrag in een keer opgenomen kon worden. [verdachte] dreigde dat als ze dit niet zou doen, hij haar keel zou doorsnijden en haar buik zou opensnijden. Op 17 oktober 2019 heeft de aangeefster op aandringen van [verdachte] bij ING in Leidsche Rijn een nieuwe rekening geopend waarbij ze € 1.000,- rood kon staan. Op 24 oktober 2019 haalde aangeefster de pinpas op van de ING rekening die ze had aangevraagd. De pas moest ze daarna naar [verdachte] brengen in Amsterdam. [verdachte] wilde seks met de aangeefster in zijn auto. Toen aangeefster aangaf dat zij dit niet wilde, werd hij boos en dreigde hij door te zeggen: “Je weet wat ik heb”. Ook nu begreep de aangeefster dat [verdachte] hiermee doelde op de foto’s en het filmpje. [6]
Op 1 november 2019 zei [verdachte] dat de aangeefster twee keer € 700,- moest brengen. Toen aangeefster aangaf dat ze het geld niet had, bleef [verdachte] dreigen. Uiteindelijk heeft aangeefster een deel van het bedrag bij elkaar kunnen krijgen. Aangeefster moest vervolgens naar Amsterdam rijden en het geld afgeven bij een woning op het adres [adres] in [woonplaats] . [verdachte] dreigde de foto’s en het filmpje online te zetten en mannetjes op haar af te sturen als ze naar de politie zou gaan. [7]
De aangeefster verklaarde op 5 februari 2020 dat ze in totaal € 2.650,- heeft geleend van mensen uit haar omgeving. [8]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en ook uitdrukkelijk verzocht om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan ter zake van afdreiging. [9]
Onderzoek naar de door ‘ [verdachte] ’ gebruikte telefoonnummers en de bij verdachte aangetroffen telefoon
[telefoonnummer] (* [telefoonnummer] )
In de telefoon van de aangeefster is een gesprek aangetroffen tussen de aangeefster en een gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] . Deze gebruiker stuurde meerdere berichten met dwingende teksten naar de aangeefster, waaronder de woorden “
Deze foto’s gaan zo de lucht in”, gevolgd door “
Kanker hoer”. [10] Uit de bijlage bij dit proces-verbaal blijkt dat deze berichten zijn verstuurd op 23 november 2019. [11] Ook stuurde deze gebruiker op dezelfde dag onder andere de berichten “
Ik ga jou leven zuur maken” en “
neem op dan kanker hoer”. [12] Op 28 november 2019 stuurde deze gebruiker een audiobestand, waarin in het Marokkaans wordt gezegd: “
Bij andere mensen reageer je wel, op mij niet??? Wat? Ik neuk je moeder? Ik ben onderweg, ik kom eraan. Je moet nu reageren. Beter voor jou reageren of anders kom ik bij de deur en zal je ten schande brengen, die hoerenmoeder van je. Bij de deur of waar je maar ook bent. Ik vertel je het nogmaals. Reageer beter. Anders, anders, strooi ik gooi die foto’s bij [naam] , bij iedereen, dat je het even weet”. [13]
Vanaf 20 november 2019 zijn de gesprekken van de gebruiker van voormeld telefoonnummer afgeluisterd. Daaruit is het volgende gebleken.
Op 22 november 2019 stelde de gebruiker van het telefoonnummer zich in een gesprek met een medewerker van een zorgverzekeringsmaatschappij voor als de heer [verdachte] . Hij gaf zijn geboortedatum, [1981] , en BSN-nummer, [BSN-nummer] . Ook noemde hij zijn postadres, [adres] in [woonplaats] . Op 25 november 2019 noemde de gebruiker van het telefoonnummer zichzelf [verdachte] . Desgevraagd gaf hij op dat zijn BSN-nummer [BSN-nummer] en zijn geboortedatum [1981] is. Op 27 november 2019 werd door degene die in gesprek was met de gebruiker van het telefoonnummer gevraagd of hij de heer [verdachte] was. Hij bevestigde dit. [14] Verbalisant [verbalisant] verklaarde dat zij verdachte twee keer heeft verhoord en dat zij in de tapgesprekken de stem van verdachte herkende op basis van zijn manier van praten en stemgeluid. [15]
Verder bleek uit de historische verkeersgegevens dat de gebruiker van dit nummer op 1, 2, 7, 8, 10, 12, 18, 22, 23, 24, 25 en 27 november 2019 één of meer contactmomenten (telefonisch en via sms) heeft gehad met de aangeefster. [16]
Ten slotte bleek bij de aanhouding van verdachte dat de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] die hij op dat moment bij zich had, was voorzien van een simkaart met voormeld telefoonnummer. [17]
[telefoonnummer] (* [telefoonnummer] )
In de telefoon van de aangeefster werd een appgesprek over de periode van 13 juli 2018 en 7 augustus 2018 aangetroffen tussen de aangeefster en een contact genaamd [verdachte] met als telefoonnummer * [telefoonnummer] . In dit gesprek vertelde [verdachte] dat hij [verdachte] heet, 38 jaar oud is (in 2018), in Amsterdam woont, twee dochters heeft en dat hij in januari geboren is. Ook stuurde hij een aantal foto’s van zichzelf naar de aangeefster. [18] Verdachte verklaarde bij zijn politieverhoor dat hij zichzelf herkent op de foto’s. [19]
[telefoonnummer] (* [telefoonnummer] )
In de telefoon van de aangeefster werd een gesprek aangetroffen tussen de aangeefster een contact dat gebruikmaakt van telefoonnummer * [telefoonnummer] . Op 9 oktober 2019 vindt het volgende gesprek plaats tussen de aangeefster (H) en het contact (64):
64: Ben je geweest
(…)
64: Niet spelen met mij [20]
(…)
64: kanker hoer
64: laat mij niet wachten als ik jou app
64: Jij weet waar je moet gaan
64: Regelt vandaag maar
64: Maak mij niet paraaa [21]
(…)
H: stuurt een afbeelding van een ABN AMRO kantoor.
64: Wat heb je geregeld
(…)
64: De aangeefster stuurt een afbeelding van een envelop met geldbiljetten. [22]
(…)
64: luister ik stuur naam van jonge daar nl
64: [naam]
(…)
64: De aangeefster stuurt een afbeelding van een klantenbon van Western Union. [23]
(…)
64: ik stuur iemand straks in avond
(…)
H: “en verwijderen pleaaaaaaas”
64: Wallah wel
64: Op mijn moeder
64: Komt goed. [24]
Verder bleek uit de historische verkeersgegevens dat de gebruiker van dit nummer op 6, 7, 8, 9, 16, 17, 21, 23, 24 en 30 oktober 2019 één of meer contactmomenten (telefonisch en via sms) heeft gehad met de aangeefster. [25] Ten slotte bleek hieruit dat dit nummer op enig moment werd gebruikt in een toestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer] . [26]
Bij verdachte aangetroffen telefoon
Verdachte werd op 2 december 2019 aangehouden. Bij de aanhouding had hij een Samsung telefoon bij zich, voorzien van een simkaart met het telefoonnummer * [telefoonnummer] . Het IMEI-nummer van deze telefoon was [IMEI-nummer] . [27] In deze telefoon werden gesprekken met het telefoonnummer van de aangeefster, meerdere foto’s van verdachte, een op 3 november 2019 gemaakte foto van zijn rijbewijs en foto’s van de aangeefster aangetroffen, waaronder foto’s waarop de aangeefster schaars gekleed was en seksueel getinte foto’s. [28] Daarnaast werden in de internetgeschiedenis pagina’s van ING en ABN AMRO aangetroffen die betrekking hebben op inloggen op Mijn ING, het activeren van een mobiele app, een betaalpas, rood staan en internetbankieren. Deze pagina’s werden in de periode van 19 oktober 2019 tot en met 30 november 2019 bezocht. Ten slotte werd een geïnstalleerde bankapplicatie van ABN AMRO aangetroffen, waar een account van [slachtoffer] aan gekoppeld was. [29]
Financiële transacties
Toen verdachte op 2 december 2019 werd aangehouden was hij in het bezit van een ING-betaalpas (pasnummer [pasnummer] ) en een ABN AMRO-betaalpas (pasnummer [pasnummer] ). Beide passen stonden op naam van [slachtoffer] . [30] De aangeefster voegde bij haar verklaring een klantenbon van Western Union, waarop te zien is dat er op 10 september 2019 € 1.000,- werd overgemaakt naar [naam] . [31] Uit de bankafschriften van de ABN AMRO rekening van de aangeefster bleek dat tussen 11 oktober 2019 en 29 oktober 2019 in Amsterdam in totaal 15 keer geld is gepind met de bankpas met nummer [pasnummer] , waarbij in totaal € 1.187,57 werd opgenomen. [32] Op 20 november 2019 en 29 november 2019 werd nog vijf keer met dezelfde pas geld gepind, waarbij in totaal € 1.450,- werd opgenomen. [33] Op de camerabeelden van de locatie waar enkele pintransacties op 20 november 2019 plaatsvonden, is te zien dat op deze momenten de enige persoon die ten tijde van beide geldopnames bij de pinautomaat stond, voldoet aan het signalement van verdachte. [34]
Op 1 november 2019 is aangeefster in opdracht van verdachte naar Amsterdam gereden om geld af te leveren. In dat verband is zij gebeld door een voor haar onbekend nummer met instructies van een voor haar onbekende persoon waar ze het geld naartoe zou moeten brengen. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat zij is gebeld door [naam] . Uit de historische verkeersgegevens blijkt verder dat [naam] voor en na het telefoongesprek met aangeefster, telefonisch contact heeft gehad met verdachte. [35]
Ten slotte werden op 11, 21 en 23 oktober 2019 bedragen van € 390,- resp. € 350,- overgeboekt naar [getuige 1] en [getuige 2] . [36] [getuige 1] verklaarde dat hij een keer geld heeft gekregen van een jongen van wie hij nog geld moest krijgen en herkende verdachte op een foto als de betreffende jongen. [37] [getuige 2] verklaarde dat hij geld had geleend aan een [verdachte] en herkende verdachte op een foto als de betreffende [verdachte] . [38] [getuige 2] stortte op 20 januari 2020 een bedrag van € 350,- terug op de rekening van [slachtoffer] . [39]
Bewijsoverwegingen
Aangeefster heeft verklaard dat zij door verdachte onder bedreiging met geweld en bedreiging met het verspreiden van voor haar compromitterende foto’s is gedwongen om een seksueel getint filmpje op te nemen en naar hem te sturen, en dat verdachte onder bedreiging met geweld en bedreiging met het verspreiden van voornoemde foto’s en filmpjes aangeefster heeft gedwongen tot het openen van een bankrekening, tot de afgifte en het overmaken van geld en tot afgifte van pinpassen. Verdachte ontkent de tenlastegelegde feiten en verklaart aangeefster in het geheel niet te kennen. Hij stelt dat zijn identiteit door een ander is gebruikt. Ook stelt hij de telefoon en de bankpassen die hij op het moment van aanhouding bij zich had, drie dagen voor zijn aanhouding op 2 december 2019 te hebben gevonden.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat de verklaring van aangeefster op een groot aantal punten wordt ondersteund door de bevindingen van de politie. Uit het dossier blijkt dat aangeefster vanaf drie verschillende telefoonnummers bedreigingen heeft ontvangen, te weten vanaf de telefoonnummers eindigend op * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] . Op moment van aanhouding had verdachte de telefoon met telefoonnummer * [telefoonnummer] in zijn bezit. Uit verschillende bewijsmiddelen blijkt dat verdachte die telefoon al langer in gebruik had dan hij verklaart. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat op de telefoon, naast verschillende foto’s van verdachte en aangeefster, een al op 3 november 2019 gemaakte foto van het rijbewijs van verdachte is aangetroffen. Ook blijkt dat uit het feit dat in de telefoongesprekken die vanaf 20 november 2019 zijn afgeluisterd, de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] zich steeds heeft voorgesteld met de naam en andere persoonsgegevens van verdachte en dat een verbalisant daarin de stem van de verdachte heeft herkend.
Uit het dossier blijkt dat naast het voornoemde telefoonnummer * [telefoonnummer] , ook de telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] zijn gebruikt in de telefoon van verdachte. De gebruiker van laatstgenoemde telefoonnummers heeft zich in de telefonische contacten met aangeefster steeds voorgesteld met (een afkorting van) de voornaam van verdachte. Ook heeft deze gebruiker telefonisch specifieke informatie over zichzelf en foto’s van zichzelf aan aangeefster verstrekt (leeftijd, geboortemaand, geboorteplaats, aantal en leeftijd kinderen, detentie in België), die corresponderen met de persoon van de verdachte. Dat verdachte met verschillende telefoonnummers contact heeft onderhouden met aangeefster, lijkt bovendien te worden bevestigd door een tapgesprek tussen verdachte en [naam] , waarin verdachte kort samengevat zegt dat hij “die ene van Utrecht” (de rechtbank begrijpt: aangeefster) wil gaan “ruïneren”, en in reactie op de waarschuwing van [naam] dat hij straks weer naar de gevangenis moet, dat ze “geen bewijs hebben, geen enkel bewijs” en dat hij “het nummer” heeft “gewijzigd”. [40] Naar het oordeel van de rechtbank volgt dat ook uit de bewijsmiddelen dat het verdachte is geweest die ook met de telefoonnummers * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] contact heeft gehad met aangeefster.
Op het moment van zijn aanhouding had verdachte ook nog twee pinpassen in zijn binnenzak die beide op naam van aangeefster stonden. Met deze pinpassen is in Amsterdam, de woonplaats van verdachte, een aantal keer gepind. Op camerabeelden van een van die pintransacties is een man te zien die voldoet aan het signalement van verdachte. Verder is op de telefoon van verdachte een bancaire app aangetroffen die aan de bankaccount van aangeefster was gekoppeld. Daarnaast verklaren twee getuigen die geld overgeschreven hadden gekregen van de bankrekening van aangeefster, dat ze het betreffende geld van verdachte tegoed hadden.
Al deze bevindingen wijzen zodanig op betrokkenheid van verdachte bij de aan hem ten laste gelegde feiten dat van hem een ontzenuwende verklaring mag worden verlangd. De verklaring van verdachte dat hij de telefoon en de bankpassen drie dagen voor zijn aanhouding heeft gevonden en dat zijn identiteit is misbruikt, acht de rechtbank gelet op het hiervoor overwogene onaannemelijk. Het verweer van de verdediging dat verdachte in juli en augustus 2018 gedetineerd was in België, sluit geenszins de mogelijkheid uit dat verdachte daar de beschikking had over een telefoon met een internetverbinding. De rechtbank acht, met de hierna volgende kanttekening, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 tot en met feit 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank spreekt verdachte alleen vrij van het onderdeel van de tenlastelegging onder feit 3 waarin het gaat om dwingen om naar een vestiging van de bank te gaan en aldaar die pinpas te deblokkeren. Het was namelijk niet de pinpas die was geblokkeerd, maar het mobiel bankieren dat was geblokkeerd. Op dit punt dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en Amsterdam, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
- telkens een hoeveelheid geld (eenmaal door middel van overboeking via Western-Union en verder in contanten) en pinpassen op naam van [slachtoffer] , die geheel aan die [slachtoffer] of aan een derde toebehoorden en
- compromitterende foto’s en filmpjes met opnames van die [slachtoffer] waarop die [slachtoffer] te zien is door,
- die [slachtoffer] veelvuldig telefonisch en via WhatsApp en andere mobiele communicatie te benaderen en in die gesprekken en berichten die [slachtoffer] mede te delen dat zij geld moest afgeven/regelen en die pinpassen moest afgeven en die foto’s en filmpjes moest maken en via mobiele communicatie naar hem, verdachte, moest sturen en in die gesprekken en berichten die [slachtoffer] mede te delen dat als zij dat geld en die pinpassen niet zou afgeven en die foto’s en filmpjes niet zou maken en aan hem sturen hij haar keel en buik door zou snijden en de keel van haar kinderen zou doorsnijden dan wel op andere wijze geweld tegen haar en haar kinderen zou plegen;
Feit 2:
in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en Amsterdam, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met het openbaren van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
- telkens een hoeveelheid geld (eenmaal door middel van overboeking via Western-Union en verder in contanten) en pinpassen op naam van [slachtoffer] , die geheel aan die [slachtoffer] of aan een derde toebehoorden en
- compromitterende foto’s en filmpjes met opnames van die [slachtoffer] waarop die [slachtoffer] te zien is door,
- die [slachtoffer] veelvuldig telefonisch en via WhatsApp en andere mobiele communicatie te benaderen en in die gesprekken en berichten die [slachtoffer] mede te delen dat zij geld moest afgeven en die pinpassen moest afgeven en die foto’s en filmpjes moest maken en via mobiele communicatie naar hem, verdachte, moest sturen en in die gesprekken en berichten die [slachtoffer] mede te delen dat als zij dat geld en die pinpassen niet zou afgeven en die foto’s en filmpjes niet zou maken en aan hem sturen hij de reeds in zijn bezit zijnde foto’s en filmpjes waarvan die [slachtoffer] niet wilde dat deze openbaar gemaakt zouden worden en/of aan een of meer familieleden van die [slachtoffer] zouden worden verstuurd, openbaar te maken en/of naar een of meer familieleden van die [slachtoffer] te sturen;
Feit 3:
in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en Amsterdam, [slachtoffer] door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten
- het verhogen van de betaallimiet van een op naam van die [slachtoffer] staande pinpas en
- ( telefonisch) contact met hem op te nemen en te houden door,
- die [slachtoffer] veelvuldig telefonisch en via WhatsApp en andere mobiele communicatie te benaderen en in die gesprekken en berichten die [slachtoffer] mede te delen dat zij die betaallimiet moest verhogen en in die gesprekken en berichten die [slachtoffer] mede te delen dat als zij die betaallimiet niet zou verhogen hij de reeds in zijn bezit zijnde foto’s en filmpjes waarvan die [slachtoffer] niet wilde dat deze openbaar gemaakt zouden worden en/of aan een of meer familieleden van die [slachtoffer] zouden worden verstuurd, openbaar te maken en/of naar een of meer familieleden van die [slachtoffer] te sturen;
Feit 4:
in de periode van 10 oktober 2019 tot en met 2 december 2019 te Amsterdam telkens een hoeveelheid geld, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens dat geld bij een gelduitgifteautomaat op te nemen door middel van het gebruik van een eerder door afpersing verkregen pinpas op naam van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Afpersing, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Afdreiging, meermalen gepleegd;
Feit 3:
Een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
Feit 4:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte, voor de duur van twee jaren, waarbij wordt bevolen dat verdachte zich niet zal ophouden in een straal van 1 kilometer rond het adres [adres] , [woonplaats] en op geen enkele wijze contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] . Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan vordert de officier van justitie voor iedere overtreding 4 weken vervangende hechtenis, met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd te bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, rekening te houden met de detentieomstandigheden van verdachte vanwege corona en hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Persoon van de verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 22 januari 2020 blijkt dat verdachte op 21 maart 2018 door de Belgische rechter veroordeeld is tot een gevangenisstraf van 1290 dagen voor vermogensdelicten. Verdachte liep ten tijde van de onderhavige feiten nog in de proeftijd van een voorwaardelijke invrijheidsstelling, maar het feit dat verdachte nog een gevangenisstraf boven zijn hoofd had hangen, weerhield hem niet van het plegen van de onderhavige feiten.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een periode van vijf maanden op een bijzonder nare en berekenende wijze een vrouw meerdere malen afgeperst, afgedreigd, haar gedwongen geld aan hem af te staan en zelf geld van haar bankrekening gehaald. Hij heeft via Facebook contact met haar gelegd zogenaamd om een relatie met haar te beginnen. Nadat hij vertrouwen had opgebouwd is hij begonnen met zijn afpersingspraktijken. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en veiligheidsgevoelens door haar te dwingen een voor haar compromitterend filmpje op te nemen, waarvan hij wist dat dit bij verspreiding ernstige gevolgen voor het slachtoffer zou kunnen veroorzaken. Daarnaast schuwde hij ook niet om het slachtoffer onder bedreiging van geweld te dwingen de toegang tot haar bankrekening en geldbedragen af te staan. Daarbij werd niet alleen het slachtoffer bedreigd, maar ook haar kinderen zouden gevaar lopen. Verdachte heeft het slachtoffer hiermee in grote financiële problemen gebracht. Zij heeft zichzelf in de schulden gestoken om aan de eisen van verdachte te kunnen voldoen. Ook heeft zij een huurachterstand opgelopen, doordat verdachte steeds het geld van haar rekening haalde. Zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring heeft zij ook fysieke en psychische problemen overgehouden aan de strafbare gedragingen van de verdachte.
De verdachte heeft zich intensief beziggehouden met de bewezenverklaarde feiten en geen enkel respect getoond voor het eigendom en de privacy van het slachtoffer en heeft zijn eigen geldelijk gewin vooropgesteld. Verdachte heeft gedurende het vooronderzoek en het onderzoek ter terechtzitting op geen enkel moment inzage getoond in zijn handelwijze, verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden of zich bekommerd om de gevolgen van zijn daden voor het slachtoffer. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat verdachte zou zijn gestopt als hij niet was aangehouden.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden overweegt de rechtbank dan ook dat geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden. Deze straf is lager dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden meer aansluit bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank ziet, gelet op het recidivegevaar, voorts aanleiding om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen, inhoudende een locatieverbod voor een straal van 1 kilometer rondom het woonadres van het slachtoffer en een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 3 jaren.
Voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van 1 week, met een maximum van 6 maanden.
De rechtbank overweegt dat de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het in beslag genomen goed.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het na te noemen in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaren, te weten:
- 1 STK Telefoontoestel G2535627 (Omschrijving: wit, merk: Samsung).
Met behulp van dit voorwerp zijn de bewezen verklaarde feiten begaan en voorbereid.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.489,17. Dit bedrag bestaat uit € 5.489,17 materiële schade en € 2.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de gehele vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te verhogen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en stelt daartoe dat het schadeformulier niet is ondertekend door de benadeelde partij en dat het niet duidelijk is waar deze geldbedragen op zijn gebaseerd. Subsidiair verzoekt de verdediging de rechtbank om alleen een bedrag aan immateriële schade toe te kennen van ten hoogste het bedrag dat is toegekend in de door de benadeelde partij aangehaalde zaak (ECLI:NL:RBDHA:2017:5680), te weten € 1.550,- (geïndexeerd).
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de handtekening onderaan het verzoek tot schadevergoeding niet goed zichtbaar is, doordat de betreffende pagina niet goed is ingescand. Uit het schade-onderbouwingsformulier, de daarbij gevoegde bijlagen en de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt echter onmiskenbaar dat [slachtoffer] de vordering heeft ingediend en beschouwd dient te worden als de benadeelde partij. De rechtbank neemt de vordering dan ook in behandeling.
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaren handelen materiële schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij de vordering voldoende heeft onderbouwd met onder meer bankafschriften. De rechtbank begroot de materiële schade op een bedrag van € 5.227,57, bestaande uit de contante geldbedragen die de benadeelde partij heeft overgedragen aan dan wel in opdracht van verdachte, het geldbedrag dat zij heeft overgemaakt aan [naam] en de geldbedragen die verdachte tussen 11 oktober 2019 en 29 november 2019 heeft overgeboekt en heeft gepind met de bankpas van de benadeelde partij.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaren handelen immateriële schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij de vordering voldoende heeft onderbouwd met onder meer stukken van de huisarts en de verwijzing naar Indigo. Ook heeft de benadeelde partij voldoende toegelicht wat de gevolgen van de bewezen verklaarde feiten zijn geweest voor haar. De rechtbank waardeert deze immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.500,- en dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 6.727,57 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.727,57, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 68 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSSTELLING

Bij arrest van het hof van beroep Antwerpen van 21 maart 2018 is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 37 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd gedurende welke veroordeelde ter zake van dit feit in België van zijn vrijheid beroofd is geweest. De straf is later door Nederland via de WETS overgenomen. De periode van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: v.i.) bedraagt 430 dagen en is verleend per 27 augustus 2019.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de v.i.-periode te herroepen voor een periode van 430 dagen. Daartoe is gesteld dat de veroordeelde de aan de v.i. gestelde algemene voorwaarde heeft overtreden, in die zin dat hij opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot herroeping van de v.i. afgewezen dient te worden en stelt daartoe dat als verdachte zijn gevangenisstraf zou uitzitten in België, hij volgens het Belgische strafrecht mogelijk al na een derde van zijn straf voorwaardelijk in vrijheid zou worden gesteld.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 15a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de voorwaardelijke
invrijheidsstelling geschiedt onder de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het
einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Volgens artikel 15g van het
Wetboek van Strafrecht kan de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel of gedeeltelijk
worden herroepen indien de veroordeelde de daaraan verbonden voorwaarden niet heeft
nageleefd.
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De veroordeelde heeft immers de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten gepleegd en heeft zich daarmee niet gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. De rechtbank overweegt dat de consequenties van het niet naleven van de aan de v.i. verbonden voorwaarden dan ook geheel voor rekening en risico van de veroordeelde komen.
De rechtbank zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de v.i. van de veroordeelde
gedeeltelijk herroepen voor een periode van 430 dagen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 284, 311, 317 en 318 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt op de vrijheidsbeperkende maatregel dat de verdachte:
voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1971] en zich niet zal ophouden binnen een straal van 1 kilometer van de woning gelegen aan [adres] , [woonplaats] , waarbij de politie opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel
- beveelt dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
- 1 STK Telefoontoestel G2535627 (Omschrijving: wit, merk: Samsung);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 6.727,57;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2019 tot de dag van algehele voldoening;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 6.727,57 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2019 tot de dag van de volledige betaling;
- beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 6.727,57 gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 68 dagen; toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling met v.i.-nummer 99/000474-50
- wijst de vordering tot herroeping toe;
- gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 430 dagen, alsnog moet worden ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juni 2020.
Mrs. J.W.B. Snijders Blok en I.G.C. Bij de Vaate zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en/of Amsterdam en/of elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]
heeft gedwongen tot de afgifte van
- ( telkens) een hoeveelheid geld (eenmaal door middel van overboeking via Western-Union en/of verder in contanten) en/of een of meer pin/bankpas(sen) op naam van [slachtoffer] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde toebehoorde, en/of
- een of meer (compromitterende) foto's en/of filmpjes met opnames van die [slachtoffer] waarop die [slachtoffer] te zien is
door
- die [slachtoffer] veelvuldig telefonisch en/of via Whatt's app en/of andere mobiele communicatie te benaderen en in die gesprekken en/of berichten die [slachtoffer] mede te delen dat zij dat geld moest afgeven/regelen en/of die pin/bankpas(sen) moest afgeven en/of die
foto's en/of filmpjes moest maken en/of via mobiele communicatie naar hem, verdachte moest sturen, althans moest afgeven en in die gesprekken en/of berichten die [slachtoffer] mede te delen dat als zij dat geld en/of die bank/pinpassen niet zou afgeven en/of die foto's en/of filmpjes niet zou maken en/of aan hem sturen hij haar keel en/of buik door zou snijden en/of de keel van haar kinderen zou doorsnijden danwel op andere wijze geweld tegen haar en/of haar kinderen zou plegen;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en/of Amsterdam en/of elders in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met het openbaren van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
- ( telkens) een hoeveelheid geld (eenmaal door middel van overboeking via Western-Union en/of verder in contanten) en/of een of meer pin/bankpas(sen) op naam van [slachtoffer] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde toebehoorde, en/of
- een of meer (compromitterende) foto's en/of filmpjes met opnames van die [slachtoffer] waarop die [slachtoffer] te zien is
door
- die [slachtoffer] veelvuldig telefonisch en/of via Whatt's app en/of andere mobiele communicatie te benaderen en in die gesprekken en/of berichten die [slachtoffer] mede te delen dat zij dat geld moest afgeven/regelen en/of die pin/bankpas(sen) moest afgeven en/of die
foto's en/of filmpjes te maken en/of via mobiele communicatie naar hem, verdachte te sturen, althans af te geven en in die gesprekken en/of berichten die [slachtoffer] mede te delen dat als
zij dat geld en/of die bank/pinpassen niet zou afgeven en/of die foto's en/of filmpjes niet zou maken en/of aan hem sturen hij de reeds in zijn bezit zijnde foto’s en/of filmpjes waarvan die [slachtoffer] niet wilde dat deze openbaar gemaakt zouden worden en/of aan een of meer familieleden van die [slachtoffer] zouden worden verstuurd, openbaar te maken en/of naar een of meer familieleden van die [slachtoffer] te sturen;
( art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- het verhogen van de betaallimiet van een op naam van die [slachtoffer] staande bank/pinpas en/of
- het nadat een bank/pinpas op naam van die [slachtoffer] was geblokkeerd te dwingen om naar een vestiging van de bank te gaan en aldaar die bank/pinpas te deblokkeren
- ( telefonisch) contact met hem op te nemen en/of te houden;
door
- die [slachtoffer] veelvuldig telefonisch en/of via Whatt's app en/of andere mobiele communicatie te benaderen en in die gesprekken en/of berichten die [slachtoffer] mede te delen dat zij die betaallimiet moest verhogen en/of die bank/pinpas moest deblokkeren en in die
gesprekken en/of berichten die [slachtoffer] mede te delen dat als zij die betaallimiet niet zou verhogen en/of die bank/pinpas niet zou deblokkeren hij de reeds in zijn bezit zijnde foto’s en/of filmpjes waarvan die [slachtoffer] niet wilde dat deze openbaar gemaakt zouden worden en/of aan een of meer familieleden van die [slachtoffer] zouden worden verstuurd, openbaar te maken en/of aan een of meer familieleden van die [slachtoffer] te sturen;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 december 2019 te Amsterdam (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) dat geld bij een gelduitgifteautomaat op te nemen door middel het gebruik van een eerder door afpersing verkregen pinpas op naam van die [slachtoffer] , althans door (telkens) het zonder toestemming van de rechthebbende gebruik maken te van die pinpas;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 april 2020, genummerd 2019330569, opgemaakt door Districtsrecherche Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 244 en 001 tot en met 099. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 14.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 21.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 14.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 22.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 15.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 16.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 178.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 30 en 31; een proces-verbaal van ontvangst klacht, pagina 32.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 70.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 75.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 78 en 79.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 80.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 82.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 161.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 109.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 111.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 36 tot en met 39.
19.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 191.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 39.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 42.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 43.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 109.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 110.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 111.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 141 tot en met 143.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 145.
30.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 137 en 138.
31.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 26 tot en met 29.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 139; een proces-verbaal van bevindingen, pagina 009.
34.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 113 en 118.
35.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 110.
36.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 26 tot en met 29.
37.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 134.
38.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 128.
39.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 132.
40.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 103.