Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Ontvankelijkheid openbaar ministerie
- het openbaar ministerie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard voor zover de vervolging ziet op feiten gepleegd in Nederland, nu in de beslissing van 3 oktober 2016 van de Procureur des Konings (rechtbank: de ‘oorspronkelijke’ beslissing tot overdracht van verdachte door België aan Nederland) wordt overwogen dat cliënt wordt verdacht van feiten gepleegd in Thailand; zie p. 361-363, aldus de raadsman;
- het openbaar ministerie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard voor zover de vervolging ziet op pleegplaatsen in Nederland en op de periode van oktober 2013 tot en met mei 2014, nu het verzoek van de officier van justitie aan de Belgische autoriteiten (om uitbreiding van de gronden tot overlevering met de periode van vóór juni 2014 en met de pleegplaatsen in Nederland) is gedaan door middel van een brief, terwijl artikel 27 van het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie d.d. 13 juni 2002 (hierna: het Kaderbesluit) dwingend voorschrijft dat een dergelijk verzoek via het model van een EAB had moeten worden gedaan;
- verdachte had geen weet van de procedure op 28 oktober 2016 en is niet gehoord omtrent de uitbreiding, hetgeen in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag tot de bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. De raadsman stelt dat dit een vormverzuim is dat tot gevolg moet hebben dat de procedure op 28 oktober 2016 in België als niet gehouden dient te worden beschouwd;
- de beschikking van de raadkamer te Brussel d.d. 28 oktober 2016 is bovendien niet aan verdachte betekend, althans daarvan is geen (gebruikelijke) akte voorhanden;
- de beschikking van de raadkamer ziet slechts op toestemming tot uitbreiding van het EAB d.d. 14 juli 2016, nu de raadkamer te Brussel er abusievelijk van is uitgegaan dat de eerdere beslissing tot overlevering gestoeld was op het EAB van 9 maart 2016.
“Bij deze wil ik u verzoeken de in het verzoek tot overlevering genoemde gegevens als in die zin gewijzigd te aanvaarden dat de verdenking tegen Schotmeijer ter zake van de feiten genoemd in de stukken reeds bestond vanaf oktober 2013 (toen de eerste aangifte tegen hem was gedaan) en dat de feiten zowel in Nederland als in Thailand zijn gepleegd. Ik verzoek u er mee in te stemmen dat de overlevering gebaseerd wordt op de als hiervoor omschreven ruimere omschrijving te weten dat Schotmeijer de hem verweten feiten heeft gepleegd tussen oktober 2013 en juli 2016 (de datum van datering van het – verbeterde - EAB), gedeeltelijk in Thailand, gedeeltelijk in Nederland”.
nieuwegegevens bekend zijn geworden. In onderhavige zaak gaat het weliswaar om een uitbreiding wat betreft de pleegperiode en de pleegplaatsen, maar tegelijkertijd gaat het om gegevens uit het onderzoek die reeds bekend waren ten tijde van het uitvaardigen van het EAB en lijkt het wat betreft de pleegperiode om een omissie in het EAB te gaan en wat betreft de pleegplaatsen een verduidelijking ‘voor de zekerheid’. Dat kan de beoordeling in een ander daglicht plaatsen. Nu de officier van justitie heeft gemeend om toestemming voor uitbreiding te moeten vragen en de raadkamer van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel niet heeft besloten dat dit verzoek overbodig was, zal de rechtbank ook ingaan op de verweren van de raadsman aangaande dit verzoek.
de gegevensbevat, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Kaderbesluit. Er staat niet met zoveel woorden dat dit vervolgens ook in het model van een EAB moet worden gegoten. Het komt de rechtbank ook niet logisch voor een toestemming om uitbreiding in een EAB te gieten op het moment dat - zoals in casu het geval is - een verdachte reeds is aangehouden en overgeleverd aan Nederland; aanpassing van het Europees
Aanhoudingsbevel heeft naar het oordeel van de rechtbank alsdan geen toegevoegde waarde meer.
4.Bewijsoverwegingen
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2017;
- Het proces-verbaal van verhoor verdachte, van de politie Eenheid Den Haag, nr. 189, d.d. 17 januari 2017 (p. 1668 t/m 1676);
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van de politie Eenheid Oost-Brabant, nr. PL2100-2014060366-1, d.d. 23 juni 2014 (p. 39 t/m p. 42) met bijlagen (p. 43 t/m p. 54);
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , van de politie Eenheid Amsterdam, nr. PL1300-2015083956-1, d.d. 12 april 2015 (p. 56 t/m p. 58) met bijlagen (p. 59 t/m p. 83);
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , van de politie Eenheid Den Haag, nr. PL1500-2016096458-1, d.d. 6 april 2016 (p. 153 t/m p. 156) met bijlagen (p. 157 t/m p. 161);Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , van de politie Eenheid Den Haag, nr. PL1500-2016102286-1, d.d. 14 april 2016 (p. 165 t/m p. 168) met bijlagen (p. 169 t/m p. 219);
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] , van de politie Eenheid Noord-Nederland, nr. PL0100-2015276218-3, d.d. 8 oktober 2015 (p. 461 t/m p. 463) met bijlagen (p. 464 t/m p. 480);Het proces-verbaal van onderzoek naar ING-bankgegevens [verdachte] , van de politie Eenheid Den Haag, nr. 29, d.d. 22 februari 2016 (p. 232 t/m 235) met bijlagen (p. 236 t/m p. 276) ;
- Het proces-verbaal van bevindingen, van de politie Eenheid Den Haag, nr. 116, d.d. 28 september 2016 (p. 314 en 315) met bijlagen (p. 316 t/m p. 338);
- Een geschrift, te weten het Europees arrestatiebevel d.d. 14 juli 2016 (p. 364; ten behoeve van verblijfplaats verdachte in Thailand).
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2017;
- Het proces-verbaal van verhoor verdachte, van de politie Eenheid Den Haag, nr. 189, d.d. 17 januari 2017 (p. 1668 t/m 1676);
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van het korps Noord-Holland Noord, nr. PL10DH-2014004523-1, d.d. 14 januari 2014 (p. 19 t/m 23);Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , van het korps Noord-Holland Noord, nr. PL10DH-2014004523-3, d.d. 16 januari 2014 (p. 28 en 29) met bijlagen (p. 30 t/m 37);
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , van het politie Eenheid Limburg, nr. PL2300-2015189919-1, d.d. 29 oktober 2015 (p. 85 t/m 88);
- Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] , van de politie Eenheid Limburg, nr. PL2300-2015189919-3, d.d. 21 november 2015 (p. 90 en 91) met bijlagen (p. 92 t/m 94);
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, nr. PL2000-2015286886-1, d.d. 6 november 2015 (p. 142 t/m 144) met bijlagen (p. 145 t/m 148);Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] (mede namens [slachtoffer 9] ), van de politie Eenheid Noord-Nederland, nr. PL0100-2015243070-1, d.d. 20 augustus 2015 (p. 421 t/m 424) met bijlagen (p. 425 t/m 457);Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 9] , op 23 maart 2017 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier;
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8] , op 23 maart 2017 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier;
- Een geschrift, te weten het Europees arrestatiebevel d.d. 14 juli 2016 (p. 364; ten behoeve van verblijfplaats verdachte in Thailand).
gemeente Slochterenen/of Nederlander zijnde, in Koh Samui (Thailand), telkens met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door bedreiging met openbaarmaking van een geheim, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 10] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed dat aan deze of een derde toebehoorde, hebbende hij, verdachte, telkens een of meer van de volgende handelingen verricht:
égegevens van die persoon buitgemaakt
gemeente Peel en Maas,Waalwijk, Leeuwarden, en/of, Nederlander zijnde, in Koh Samui (Thailand), ter uitvoering van
hetvoorgenomen misdrijf om telkens met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door bedreiging met openbaarmaking van een geheim, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] en/of S.
[slachtoffer 9]te dwingen tot afgifte van enig goed dat aan deze of een derde toebehoorde, hebbende hij, verdachte, telkens een of meer van de volgende handelingen verricht:
égegevens van die persoon buitgemaakt
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De strafoplegging
8.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
- € 924,00, subsidiair 18 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] en
- € 2.468,00, subsidiair 34 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4] ;
- € 6.300,00, subsidiair 66 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 7] ;
- € 1.500,00, subsidiair 25 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 8] ;
- € 1.500,00, subsidiair 25 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 9] .
“U vraagt mij wat de gevolgen van dit alles voor mij zijn geweest. Voor mij persoonlijk niet zo veel. Ik werk veel, dus ik kom niet op de sportclub of school. Ik zag die mensen dus niet. Ik had er geen last van. Maar mijn vrouw was wel verdrietig en dat is natuurlijk vervelend.”Uit deze verklaring volgt volgens de raadsman niet dat [slachtoffer 8] immateriële schade heeft geleden en derhalve dient de benadeelde partij [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De rechtbank dient in ieder geval over te gaan tot matiging van het toe te wijzen schadebedrag, aldus de raadsman.
9.De toepasselijke wetsartikelen
10.De beslissing
30 (dertig) maanden;
10 (tien) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
3 (drie) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;