Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoekster] N.V.,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze wrakingszaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2020 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter in een verkeersboetezaak. Verzoekster, een naamloze vennootschap, had een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.E. Falkman, de behandelend kantonrechter, omdat deze had besloten de zaak aan te houden. Verzoekster stelde dat de aanhouding blijk gaf van vooringenomenheid van de rechter, omdat zij had verzocht om een voortvarende behandeling van haar zaak en de aanhouding niet gemotiveerd was. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek ongegrond was. De kamer ging er vanuit dat het verzoek tijdig was ingediend, gezien de uitzonderlijke omstandigheden door het coronavirus. De wrakingskamer benadrukte dat de beslissing tot aanhouding een procesbeslissing is die niet kan worden getoetst op vooringenomenheid, tenzij deze beslissing objectief gezien niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid. De kamer concludeerde dat er geen persoonlijke vooringenomenheid was vastgesteld en dat de aanhouding gebruikelijk was in dergelijke zaken. Het verzoek tot wraking werd daarom afgewezen.