ECLI:NL:RBMNE:2020:1938

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
UTR 19/4754
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de werknemerstatus van eiseres in relatie tot de Ziektewet en de privaatrechtelijke dienstbetrekking

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 21 februari 2019 ziekmeldde bij het Uwv per 15 augustus 2018, beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv waarin werd vastgesteld dat zij geen recht had op een ZW-uitkering. Eiseres was voor haar ziekmelding werkzaam als directrice bij een B.V. en een stichting. Het Uwv oordeelde dat eiseres geen werknemer was in de zin van de ZW, omdat er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking bestond. Eiseres betwistte dit en stelde dat haar werkzaamheden voor de stichting niet waren beoordeeld. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiseres niet als werknemer in dienstbetrekking stond tot de B.V. en dat er geen bewijs was dat zij loon ontving van de stichting. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er een verplichting tot loonbetaling bestond op de relevante datum, waardoor het Uwv terecht oordeelde dat zij geen recht had op een ZW-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4754

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Aslan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder (gemachtigde: C. Schravesande).

Inleiding

1.1
Eiseres heeft zich op 21 februari 2019 ziekgemeld bij het Uwv per 15 augustus 2018 Zij was voor haar ziekmelding werkzaam als directrice bij [bedrijfsnaam] B.V. (hierna: de B.V.) en bij [stichting 1] , voorheen [stichting 2] (hierna: de Stichting). Het Uwv heeft bij het besluit van 7 maart 2019 bepaald dat eiseres geen uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kan krijgen, omdat eiseres geen vrijwillige verzekering voor de ZW heeft afgesloten. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.2
Eiseres heeft in haar bezwaarschrift gesteld dat niet is onderzocht of zij als werknemer kan worden aangemerkt voor de ZW. Het Uwv heeft vervolgens de polisadministratie geraadpleegd en de volgende informatie bij eiseres opgevraagd: de arbeidsovereenkomst van de organisatie waar eiseres op 15 augustus 2018 in dienst is geweest, de loonstroken over het jaar 2018, bankafschriften waaruit blijkt dat zij het loon op haar rekening heeft ontvangen, een overzicht van de verrichte werkzaamheden bij de organisatie waar zij in dienst is geweest en de contactgegevens van leidinggevende of de persoon aan wie zij verantwoording aflegde en een kopie van het gehele verzekeringsbericht waarin staat dat eiseres in 2016 als werknemer door het Uwv geregistreerd staat. Eiseres heeft in reactie hierop stukken aan het Uwv verstrekt.
1.3
Met de beslissing op bezwaar van 24 september 2019 (het bestreden besluit) heeft het Uwv met een gewijzigde motivering besloten dat eiseres met ingang van 15 augustus 2018 geen recht heeft op de ZW-uitkering, omdat zij geen werknemer was in de zin van de ZW. Eiseres heeft vervolgens tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 28 februari 2020. Eiser is verschenen met haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Waar gaat het over in deze zaak?

2.1
In het bestreden besluit heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat er op 15 augustus 2018 geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen eiseres en de B.V. Het Uwv stelt hiertoe dat eiseres geen schriftelijke arbeidsovereenkomst heeft overgelegd. Volgens de polisadministratie is eiseres op 15 augustus 2019 niet als werknemer in dienst van de B.V. Aan de hand van de feitelijke omstandigheden is eiseres ook niet verzekerd voor de ZW, omdat geen sprake was van een gezagsverhouding en ook is niet gebleken dat eiseres recht had op betaling van loon of dat zij daadwerkelijk loon heeft ontvangen.
2.2
Eiseres is het hier niet mee eens. Zij wijst erop dat het Uwv alleen heeft beoordeeld of eiseres voor haar werk bij de B.V. als werkneemster gezien kan worden. Ten onrechte is het werk in dienst van de Stichting niet beoordeeld. Op grond van haar werkzaamheden als directrice bij de Stichting is er volgens haar wel sprake was van een gezagsverhouding en verplichting tot loonbetaling.
2.3
Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres moet de rechtbank beoordelen of de beslissing van het Uwv dat eiseres per 15 augustus 2018 geen werknemer in de zin van de ZW is en daardoor geen recht heeft op een ZW-uitkering, juist is.

Wat is het wettelijk kader en hoe toetst de rechtbank?

3.1
Op grond van artikel 20 van de ZW is de werknemer in de zin van die wet verzekerd.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de ZW is de werknemer de natuurlijke persoon die in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat. Naar vaste rechtspraak is sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking als sprake is een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en een verplichting tot het betalen van loon. Bij de beantwoording van de vraag of in deze zaak is voldaan aan deze criteria moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in onderling verband gezien. Daarbij zijn niet alleen de rechten en plichten in die partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding voor ogen stond van belang, maar ook de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Daarbij is niet één element beslissend, maar moeten de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien. [1]
3.2
Eiseres heeft zich ziek gemeld bij het Uwv per 15 augustus 2018. De ziekmelding kan worden opgevat als een aanvraag om ziekengeld. Het ligt daarom in beginsel op haar weg om aan de hand van objectieve en controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat zij recht heeft op de ZW-uitkering. Dat betekent dat eiseres aannemelijk moet maken dat zij ten tijde van de door haar genoemde eerste arbeidsongeschiktheidsdag (15 augustus 2018) in privaatrechtelijke dienstbetrekking stond.

Wat is de beoordeling van de rechtbank?

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet als werknemer in dienstbetrekking stond tot de B.V., omdat eiseres directeur-grootaandeelhouders van de B.V. was. De arbeidsverhouding van de directeur-grootaandeelhouder wordt niet beschouwd als dienstbetrekking (zie artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d, van de ZW).
4.2
De rechtbank heeft op de zitting samen met partijen vastgesteld dat het geschil zich toespitst op de door eiseres als directrice verrichte werkzaamheden voor de Stichting.
Tussen partijen is, gelet op het verweerschrift van het Uwv, niet in geschil dat eiseres de arbeid persoonlijk voor de Stichting heeft verricht en dat er, gelet op haar functie als bestuurder van de Stichting, sprake was van een formele gezagsverhouding. Partijen zijn verdeeld over de vraag of er een loonbetalingsverplichting bestond.
4.3
Het Uwv heeft in zijn verweerschrift vermeld dat eiseres geen (begin van) bewijs heeft geleverd dat de Stichting aan haar persoonlijk loon heeft betaald of dat zij persoonlijk loon heeft ontvangen. Wegens het ontbreken van loon stond eiseres volgens het Uwv niet in dienstbetrekking tot de Stichting. Eiseres heeft in reactie hierop in beroep bankafschriften uit de periode van 4 mei 2015 tot en met 6 juni 2018 van haar betaalrekening ingediend en op zitting heeft zij een bankafschrift over de periode van 1 januari 2018 tot en met
9 februari 2019 overhandigd.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat eiseres met de door haar overgelegde bankafschriften niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij omstreeks 15 augustus 2018 voor haar persoonlijke arbeid voor de Stichting loon ontving. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.2
Uit de bankafschriften uit de periode van 4 mei 2015 tot en met 6 juni 2018 volgt dat van 4 mei 2015 tot en met 27 januari 2016 maandelijks bedragen door [stichting 2] zijn overgemaakt met daarbij telkens vermeld dat het om maandloon gaat, maar in de periode hierna komt deze omschrijving niet meer voor. Op 10 november 2016 en 18 november 2016 heeft [stichting 2] bij de overgemaakte bedragen de omschrijving “voorschoot loon” vermeld. Op 30 januari 2017 is door [stichting 2] € 8.000,- overgemaakt en op 17 mei 2017 € 16.000,-, waarbij als omschrijving staat: ‘Beloning bestuur’. Hierna staat geen relevante transactie meer vermeld. Uit het op de zitting overgelegde bankafschrift over de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 februari 2019 volgt alleen dat op 5 maart 2018
€ 2.300,- is overgemaakt door [stichting 1] met de omschrijving: ‘Voorschot loon’. Op het bankafschrift staat na deze periode geen relevante transactie meer vermeld.
5.3
Over het achterwege blijven van loonbetalingen in de relevante periode heeft eiseres op de zitting verklaard dat het na augustus 2017 niet goed ging met de Stichting. Toen de financiële situatie steeds verder verslechterde, heeft de boekhouder in 2018 eerst de lonen van de werknemers uitbetaald, waarna er onvoldoende over bleef voor haar salaris van de door haar verrichte werkzaamheden. Zij was formeel directrice, maar in de praktijk deed zij ook de dagelijkse werkzaamheden net zoals alle andere werknemers. Zij heeft wel een aantal keren loon ontvangen van de B.V. Zij is door de hele situatie uiteindelijk ziek geworden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de financiële situatie van de Stichting slecht was, komt het voor rekening en risico van eiseres dat er destijds door de boekhouder is gekozen voor een financiële constructie, waardoor er geen gegevens over loonbetalingen rondom de eerste arbeidsongeschiktheidsdag beschikbaar zijn (zie overweging 3.2).
5.4
Eiseres heeft op de zitting nog aangevoerd dat er wel een verplichting bestond voor betaling van loon. Die verplichting bestond volgens eiseres op grond van de arbeidsovereenkomst van 29 december 2014 tussen eiseres en [stichting 2] (te vinden in de B-map van het dossier als bijlage 1 bij de brief van de gemachtigde van eiseres van 18 december 2019). De rechtbank vindt deze arbeidsovereenkomst onvoldoende om aan te nemen dat er voor de Stichting een verplichting tot het betalen van loon bestond.
Deze arbeidsovereenkomst ziet namelijk niet op de functie van directrice, maar op de functie van allround medewerker. De beroepsgrond slaagt niet.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

6. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor de Stichting een verplichting bestond tot het betalen van loon op 15 augustus 2018 en daarmee dat sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen haar en de Stichting. Het Uwv heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres geen werknemer is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de ZW en daardoor met ingang van 15 augustus 2018 geen recht heeft op een ZW-uitkering.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 19 mei 2020 gedaan door mr. N.M.H. van Ek, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeus, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de hoogste bestuursrechter in sociale zekerheidszaken, de Centrale Raad van Beroep, van 29 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:265.