ECLI:NL:RBMNE:2020:1836

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
19/5075
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens te late indiening

Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Exploitatiemaatschappij Groenegeest B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. De zaak betreft een beroep van eiseres tegen het besluit op bezwaar van verweerder van 21 oktober 2019, waarin het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit, dat toestemming verleende voor het maken van een uitweg, op 19 juni 2019 aan de melder is toegezonden. Eiseres had haar bezwaarschrift binnen zes weken na deze datum moeten indienen, maar deed dit pas op 16 december 2019. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat er geen geldige redenen zijn voor de termijnoverschrijding. De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt geen gelijk en ontvangt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5075

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2020 in de zaak tussen

Exploitatiemaatschappij Groenegeest B.V., te Wijchen, eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit op bezwaar van verweerder van 21 oktober 2019.

Inleiding

1.1
1 De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
1.2
Op 18 juni 2019 heeft verweerder aan Jachthaven Vinkeveen toestemming verleend voor het maken van een nieuwe uitweg.
1.3
In het besluit op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat verweerder het bezwaarschrift niet inhoudelijk heeft behandeld. Verweerder heeft dit gedaan omdat hij van mening is dat eiseres het bezwaarschrift te laat heeft ingediend.
1.4
In deze zaak gaat het alleen om de vraag of verweerder in het bestreden besluit het bezwaarschrift van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank zal beoordelen of eiseres haar bezwaarschrift inderdaad te laat heeft ingediend en of er redenen zijn waarom verweerder het bezwaar toch inhoudelijk had moeten behandelen. Eiseres heeft in beroep ook argumenten aangevoerd waarom het besluit van verweerder om toestemming voor de uitweg te verlenen niet juist is, maar die argumenten kan de rechtbank in deze procedure niet beoordelen.

Relevante regels en procedure

2.1
De rechtbank zal eerst vaststellen welke regels relevant zijn in deze zaak en wat er in de procedure is gebeurd.
2.2
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen 2018 (de APV) is het, kort gezegd, verboden een uitweg te maken als degene die voornemens is de uitweg te maken daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan verweerder, of als verweerder het maken van de uitweg heeft verboden. Op grond van artikel 2.12, tweede lid van de APV wordt van de melding kennis gegeven op de in de gemeente gebruikelijke wijze van bekendmaking. In artikel 2.12, vierde lid van de APV staat dat de uitweg kan worden aangelegd als verweerder niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.
2.3
Op 5 juni 2019 heeft verweerder van Jachthaven Vinkeveen een melding ontvangen van het voornemen om een uitweg te maken. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder de melding bekend heeft gemaakt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit niet is gebeurd. De toestemming die verweerder vervolgens op 18 juni 2019 aan Jachthaven Vinkeveen heeft verleend was onverplicht; de uitweg kon immers op grond van artikel 2.12, vierde lid van de APV worden aangelegd als verweerder niet binnen vier weken na ontvangst van de melding de gewenste uitweg zou hebben verboden. Toch is die toestemming een besluit waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld [1] . Het besluit van 18 juni 2019 om de toestemming te verlenen (het primaire besluit) heeft verweerder op 19 juni 2019 toegezonden aan Jachthaven Vinkeveen. Verweerder heeft dit besluit niet gepubliceerd. Op 8 augustus 2019 heeft verweerder het primaire besluit per e-mail aan eiseres gestuurd. Op 16 december 2019 heeft eiseres haar bezwaarschrift ingediend. Tussen partijen staat niet ter discussie dat eiseres toen van het primaire besluit op de hoogte is geraakt.

Het oordeel van de rechtbank

Bezwaarschrift te laat?
3.1
Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt. Dat staat in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het verlenen van toestemming voor het maken van een uitweg wordt bekendgemaakt door het toe te zenden aan de melder. Dat staat in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
3.2
In bezwaar heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat het primaire besluit niet bekend is gemaakt en dat de bezwaartermijn daarom niet is gaan lopen. Dat standpunt is onjuist. Het primaire besluit is namelijk op 19 juni 2019 toegezonden aan de melder (= ook Jachthaven Vinkeveen). Dat betekent dat eiseres haar bezwaarschrift had moeten indienen binnen zes weken na 19 juni 2019. Dat heeft eiseres niet gedaan. Haar bezwaarschrift is dus te laat.
Geldige reden?
4.1
Op de hoofdregel kan een uitzondering worden gemaakt als er een geldige reden is waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Dat staat in artikel 6:11 van de Awb. Het moet dan wel gaan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen. In uitspraken wordt er dan vaak gesproken over “verschoonbare termijnoverschrijding”.
4.2
Eiseres voert in beroep aan dat zij te laat was met het indienen van haar bezwaarschrift omdat zij niet is geïnformeerd over (het voornemen) om toestemming voor het maken van een uitweg te verlenen en omdat verweerder het primaire besluit niet heeft gepubliceerd. De rechtbank vindt dit geen geldige redenen voor het niet op tijd indienen van een bezwaarschrift. Dat legt zij hierna uit.
4.3
Er is geen wettelijk voorschrift op grond waarvan een besluit om toestemming te verlenen voor het maken van een uitweg (zoals het primaire besluit) moet worden gepubliceerd. In de APV staat ook niet dat dat moet. Omdat er daarom onduidelijkheid kan ontstaan over de vraag of en wanneer derde-belanghebbenden – zoals eiseres – op de hoogte zijn van het bestaan van het besluit, kan een derde-belanghebbende die pas later bekend wordt met het bestaan van het besluit met een beroep op artikel 6:11 van de Awb, alsnog binnen (in beginsel) twee weken bezwaar maken. De termijnoverschrijding is dan dus verschoonbaar. [2]
4.4
In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat zij meteen op 8 augustus 2019 bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit, maar bewijs daarvan ontbreekt. De rechtbank moet er daarom van uit gaan dat eiseres pas bezwaar heeft gemaakt met het bezwaarschrift van
16 september 2019. Dat is niet binnen een termijn van twee weken nadat eiseres van het primaire besluit op de hoogte is geraakt. Bij de rechtbank zijn geen omstandigheden bekend waarom eiseres een langere termijn voor het alsnog maken van bezwaar moest worden gegund. Het is juist dat verweerder de melding op grond van de APV bekend had moeten maken, maar niet valt in te zien waarom het achterwege laten van die bekendmaking er bij eiseres aan in de weg heeft gestaan om binnen twee weken na 8 augustus 2019 – toen zij dus wist van het primaire besluit – alsnog een bezwaarschrift in te dienen. De termijnoverschrijding is dus niet verschoonbaar.
4.5
De rechtbank merkt nog het volgende op. In het primaire besluit is geen bezwaarclausule opgenomen. Het is vaste rechtspraak dat het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing bij een besluit in beginsel leidt tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding,
mitsde belanghebbende daarop een beroep doet en stelt dat de termijnoverschrijding daarvan een gevolg is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 11 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3089, r.o. 4.4). Dat heeft eiseres niet gedaan. Het ontbreken van een bezwaarclausule in het primaire besluit leidt in dit geval dus niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Daarbij vindt de rechtbank ook van belang dat uit stukken die eiseres in de bezwaarfase heeft overgelegd kan worden opgemaakt dat zij er van op de hoogte was dat zij bezwaar kon maken tegen het primaire besluit en dat de bezwaartermijn zes weken is. Dat eiseres er ten onrechte van is uitgegaan dat er geen bezwaartermijn was gaan lopen, komt voor haar risico.

Conclusie

5.1
Verweerder heeft het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend. De rechtbank komt niet toe aan een beoordeling van de andere (inhoudelijke) beroepsgronden.
5.2
Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en krijgt daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 mei 2020 door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:14.