Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 21
- de aanvullende producties 22 en 23 van DWSV
- de antwoordakte van de KNVB
- de pleitaantekeningen van de KNVB met producties 1 tot en met 5
- de antwoordakte van DWSV
- de antwoordakte II van KNVB.
2.Waar gaat dit kort geding over?
zich schuldig heeft gemaakt aan het feit dat één of meer spelers en/of toeschouwers van de vereniging DWSV zich ter gelegenheid van de wedstrijd DWSV 1 - Rivierwijkers 1, gespeeld op 27 oktober 2019 te Utrecht gedurende de wedstrijd niet behoorlijk hebben gedragen door:
Het gaat in deze niet om een eenvoudige boete dan wel voorwaardelijke sanctie. Bij het overnemen van het voorgenomen besluit om het lidmaatschap op te zeggen, treft u niet alleen de vereniging als rechtspersoon, maar met haar ook de vele leden van de vereniging. Namens mijn cliënte had ik het voornemen om naast een inhoudelijke reactie op het voorgenomen besluit, ook een uitleg te geven over de gevolgen van het voorgenomen besluit voor de vereniging en haar leden, de buurt en de gemeente, alsmede had ik graag een aantal voorstellen en opties willen aandragen, die gericht zouden zijn op een herstel van de situatie.
3. In het kader van de aanpak risicoverenigingen heeft de KNVB de afgelopen seizoenen zeer frequent contact gehad met het bestuur van DWSV en in februari 2017 is DWSV ingestroomd in de eerste fase, ‘duiden’, van deze aanpak. Aangezien deze fase niet met een goed resultaat is doorlopen, is DWSV in april 2017 doorgestroomd naar de tweede fase, ‘sturen’. In het afgelopen seizoen (2018/'19) hebben er vervolgens meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen de KNVB en het bestuur van DWSV. Ondanks deze gesprekken en pogingen van de KNVB om te komen tot een ondersteuningstraject, waarbij DWSV aan de hand van een procesbegeleider meegenomen wordt om zaken op orde te brengen, is nog steeds herhaaldelijk ongewenst gedrag tijdens wedstrijden van teams van DWSV waargenomen.
3.De beoordeling
Inleiding
redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren”. Diezelfde norm is ook opgenomen in artikel 10 lid 3 van de statuten van de KNVB (productie 16 van DWSV). DWSV vindt dat het opzeggingsbesluit op grond van artikel 2:15 onder b BW vernietigbaar is omdat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Artikel 2:15 onder b BW verwijst naar het eerste lid van artikel 2:8 BW. [2] Daarin wordt bepaald, voor zover dat hier relevant is, dat een vereniging en degenen die op grond van de wet en de statuten bij haar organisatie zijn betrokken, zich tegenover elkaar moeten gedragen in lijn met ‘de eisen van redelijkheid en billijkheid’. Het gaat dan om de totstandkoming van het besluit en om de inhoud daarvan. Het bestuur moet dus de redelijkheid en billijkheid bij haar besluitvorming in acht nemen en kan alleen het lidmaatschap opzeggen als het voortduren daarvan in redelijkheid niet van de vereniging kan worden gevraagd.
elkewedstrijd gebeurt, neemt niet weg dat het risico daarop doorlopend aanwezig is, gezien de strafkaart. Dit vraagt om veiligheidsmaatregelen en een cultuurverandering. Maar niet is gebleken dat DWSV zich daarvoor (voldoende) heeft ingezet.
€ 980,-