ECLI:NL:RBMNE:2020:1083

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
C/16/498104 / KG ZA 20-97
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van amateurvoetbalclub Papendorp tegen de KNVB inzake opzegging lidmaatschap en opschorting wedstrijden

In deze zaak vordert de amateurvoetbalclub Papendorp dat de KNVB stopt met de uitvoering van haar besluit om alle wedstrijden van Papendorp op te schorten en het lidmaatschap van Papendorp op te zeggen. De voorzieningenrechter bespreekt het toetsingskader en concludeert dat een lid van een vereniging zich kan beroepen op de artikelen 2:14 en 2:15 BW, evenals artikel 7:904 BW. Papendorp heeft zich beroepen op deze artikelen, waardoor de besluiten van de KNVB aan deze bepalingen getoetst moeten worden. De rechter benadrukt dat hij niet op de stoel van de KNVB moet gaan zitten en dat de inhoud van een besluit slechts marginaal getoetst wordt, tenzij er strijd is met de wet of de statuten.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit tot opzegging van het lidmaatschap van Papendorp door de KNVB de toets doorstaat. De KNVB heeft op basis van een incident op 27 oktober 2019 en eerdere incidenten geconcludeerd dat er geen vertrouwen meer was in de veiligheid op en rondom het veld. De rechter stelt vast dat de KNVB in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat voortzetting van het lidmaatschap onaanvaardbaar was. Papendorp heeft geen belang meer bij een oordeel over het opschortingsbesluit, aangezien het opzeggingsbesluit standhoudt.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Papendorp af en veroordeelt haar in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman op 27 maart 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/498104 / KG ZA 20-97
Vonnis in kort geding van 27 maart 2020
in de zaak van
de vereniging
SPORT VERENIGING ATLAS PAPENDORP,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. A. Laghmouchi te Utrecht,
tegen
de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
gedaagde,
advocaat mr. H.J.A. Knijff te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Papendorp en de KNVB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de aanvullende producties van Papendorp
  • de producties van de KNVB
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Papendorp
  • de pleitnota van de KNVB.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Papendorp is een amateurvoetbalvereniging die tot voor kort lid was van de KNVB.
2.2.
Bij e-mail van 31 oktober 2019, die werd gevolgd door een brief van 1 november 2019, heeft de KNVB aan Papendorp medegedeeld dat naar aanleiding van een incident op 27 oktober 2019 (hierna: het incident) rond de wedstrijd van het tweede elftal van Papendorp tegen het tweede elftal van Zwaluwen Utrecht’11 (hierna: de wedstrijd) alle veldvoetbalwedstrijden van Papendorp per direct werden opgeschort. Dit besluit zal hierna worden aangeduid als: het opschortingsbesluit.
2.3.
Op 26 november 2019 heeft de tuchtcommissie van de KNVB (regio West) uitspraak gedaan in de tuchtzaak die aanhangig was gemaakt tegen de vereniging in verband met het incident. De commissie heeft bewezen verklaard dat één of meer spelers en/of teamofficials en/of toeschouwers van Papendorp zich bij die wedstrijd niet behoorlijk hebben gedragen door:
  • het leveren van commentaar op de scheidsrechter;
  • het leveren van commentaar op de assistent-scheidsrechter van de vereniging Zwaluwen Utrecht’11;
  • het aannemen van een dreigende/intimiderende houding jegens de scheidsrechter;
  • het aannemen van een dreigende/intimiderende houding jegens de waarnemer.
Voor deze overtredingen heeft de tuchtcommissie Papendorp een geldboete opgelegd van
€ 600 en vier winstpunten in mindering gebracht bij het betreffende team.
2.4.
Bij uitspraak van 6 januari 2020 heeft de commissie van beroep van de KNVB (regio West) de uitspraak van de tuchtcommissie bevestigd.
2.5.
Bij brief van 13 januari 2020 heeft de KNVB aan Papendorp haar voornemen kenbaar gemaakt om over te gaan tot onmiddellijke opzegging van het lidmaatschap van Papendorp.
2.6.
Papendorp heeft bij brief van 28 januari 2020 op dit voornemen gereageerd.
2.7.
Op 6 februari 2020 heeft de KNVB aan Papendorp medegedeeld dat zij had besloten om over te gaan tot opzegging van het lidmaatschap van Papendorp (hierna: het opzeggingsbesluit). Deze brief luidt – voor zover relevant – als volgt:
“(…)
I. Inleiding
(…)
2. Sinds het seizoen 2015/'16 werkt de KNVB aan een veilig sportklimaat door middel van de aanpak (van) risicoverenigingen. Verenigingen waarover meerdere keren signalen binnenkomen en/of waar in een seizoen enkele excessen hebben plaatsgevonden, komen in deze aanpak terecht. De aanpak risicoverenigingen is opgebouwd uit drie fases: 'duiden', 'sturen' en 'straffen'.
3. In het inmiddels lange traject van de aanpak risicoverenigingen waarin sva Papendorp (voorheen onder de naam: Magreb 90) zich bevindt, heeft er op 27 augustus 2019 een gesprek plaatsgevonden tussen sva Papendorp en de KNVB. In dit gesprek heeft de KNVB aan sva Papendorp te kennen gegeven dat zij een laatste kans krijgt om misstanden op het voetbalveld te voorkomen. Tussen de KNVB en sva Papendorp is in dit verband een Contract Risicoaanpak opgesteld waarin sva Papendorp onder meer verklaart zich actief in te zetten om de door de KNVB vastgestelde reglementen en ordemaatregelen uit te voeren en misstanden en wanordelijkheden direct en proactief aan te geven bij de KNVB. Ook heeft sva Papendorp onderschreven dat de KNVB gerechtigd is om teams van sva Papendorp (i) niet langer deel te laten nemen aan de competitie (het opschorten van wedstrijden), dan wel (ii) per direct uit de competitie te nemen, bij het niet nakomen van de afspraken met de KNVB. Het Contract Risicoaanpak (waarin ook gerefereerd is aan de periode dat de club nog onder de naam Magreb 90 deelnam aan de competities van de KNVB) is op 23 september 2019 door sva Papendorp ondertekend.
4. Op zondag 27 oktober 2019 hebben er direct na afloop van de wedstrijd sva Papendorp 2 - Zwaluwen Utrecht'11 2 wanordelijkheden plaatsgevonden waarbij vermoedelijk spelers en/of supporters van sva Papendorp betrokken zijn geweest. Gelet op de ernst van deze wanordelijkheden en onder verwijzing naar de afspraken die zijn gemaakt met sva Papendorp en die zijn vastgelegd in voornoemd Contract Risicoaanpak, heeft het bestuur amateurvoetbal, naar aanleiding van deze vermoedens, het bestuur van sva Papendorp per brief van 1 november 2019 geïnformeerd dat alle veldvoetbalwedstrijden van sva Papendorp per direct en tot nader order zouden worden opgeschort (kenmerk: AVA-RV-003, Onderwerp: Opschorten alle ve/dvoetbalwedstrijden van teams van sva Papendorp). Naast de ernst van de overtredingen, had het bestuur amateurvoetbal er onvoldoende vertrouwen in dat het bestuur van sva Papendorp bij wedstrijden van sva Papendorp de orde kon handhaven en de veiligheid van spelers en functionarissen kon waarborgen. Tevens heeft het bestuur amateurvoetbal sva Papendorp geïnformeerd dat de KNVB zich zou gaan beraden over het al dan niet opzeggen van het lidmaatschap van sva Papendorp van de KNVB omwille van het feit dat de KNVB staat voor de organisatie van een eerlijke, sportieve competitie, die bijdraagt aan het plezier in de sport. Op het moment dat een vereniging dit doel namelijk op structurele wijze doorkruist, schaadt zij de belangen van de KNVB en van de voetbalsport in het algemeen.
5. Op 26 november 2019 heeft de tuchtcommissie regio West van de KNVB (hierna: tuchtcommissie) sva Papendorp naar aanleiding van de wedstrijd sva Papendorp 2 - Zwaluwen Utrecht'11 2 schuldig bevonden aan overtreding van artikel 2 lid 2 sub b van het Algemeen Reglement van de KNVB. De tuchtcommissie is van oordeel dat overtuigend is bewezen dat meerdere spelers en/of teamofficials en/of toeschouwers van sva Papendorp zich niet behoorlijk hebben gedragen door onder andere:
- het aannemen van een dreigende/intimiderende houding jegens de scheidsrechter en
- het aannemen van een dreigende/intimiderende houding jegens de waarnemer.
De tuchtcommissie heeft bovengenoemde gedragingen van de leden en toeschouwers van sva Papendorp onacceptabel geacht en geoordeeld dat dergelijke gedragingen niet thuis horen op of rondom het voetbalveld en geen enkele vorm van sportiviteit en respect tonen. De tuchtcommissie heeft sva Papendorp een geldboete van€ 600,- opgelegd alsmede vier (4) winstpunten in mindering gebracht bij het 28 zondag elftal.
Op 28 november 2019 heeft sva Papendorp pro forma beroep aangetekend tegen de uitspraak van de tuchtcommissie. Op 9 december 2019 is het (gemotiveerde) beroepschrift door de (onafhankelijke) commissie van beroep regio West (hierna: commissie van beroep) ontvangen. Op 6 januari 2020 heeft de commissie van beroep het beroep van sva Papendorp ongegrond verklaard en de uitspraak van de tuchtcommissie bevestigd.
Kennisgeving voorgenomen besluit tot opzegging lidmaatschap
6. Per brief met dagtekening 13 januari 2020 (kenmerk: AVA-RV-003, onderwerp: Voorgenomen besluit tot opzegging lidmaatschap) is sva Papendorp geïnformeerd dat:
a. er naar aanleiding van de recente tuchtrechtelijke uitspraak en de ernst van de bewezenverklaarde gedragingen voor de KNVB vast is komen te staan dat het bestuur van sva Papendorp niet in staat is om ter gelegenheid van wedstrijden van teams van sva Papendorp de orde en veiligheid op structurele basis te garanderen;
b. het structurele wangedrag, fysiek en verbaal, van leden en toeschouwers van sva Papendorp naar oordeel van de KNVB de organisatie van een eerlijke, sportieve competitie, die bijdraagt aan het plezier in de sport, belemmert;
c. sva Papendorp er, ondanks meerdere pogingen vanuit (onder andere) de KNVB niet in is geslaagd om de problematiek het hoofd te bieden en er geen gedragsverandering bij haar leden en toeschouwers gerealiseerd is gelet op het incident bij de wedstrijd sva Papendorp 2 - Zwaluwen Utrecht'11 2;
d. door dit laatste incident, voor de KNVB de grens is bereikt;
e. de KNVB staat voor de organisatie van een eerlijke, sportieve competitie, die bijdraagt aan het plezier in de sport en van oordeel is dat de belangen van de KNVB en van de voetbalsport in het algemeen door sva Papendorp op structurele wijze worden geschaad;
f. sva Papendorp (hiermee) in strijd handelt met het bepaalde in artikel 7 lid 1 sub a en b van de Statuten van de KNVB;
g. het bestuur amateurvoetbal zich, op basis van de onveilige situatie die ontstaat voor spelers en functionarissen van andere verenigingen en de KNVB, zoals bij het recente voorval, genoodzaakt ziet om bestuurlijke verantwoordelijkheid te nemen;
h. het bestuur amateurvoetbal de onderhavige kwestie heeft voorgelegd aan het bondsbestuur van de KNVB;
i. het bondsbestuur van de KNVB van oordeel is dat het per onmiddellijk opzeggen van het lidmaatschap van de KNVB van sva Papendorp de enige te nemen maatregel is omdat van de KNVB redelijkerwijs niet gevergd kan worden om het lidmaatschap van sva Papendorp met de KNVB, sectie amateurvoetbal, te laten voortduren.
7. In verband met de belangen van sva Papendorp en de (mogelijke) gevolgen van een opzegging van het lidmaatschap van de KNVB voor sva Papendorp en de (spelende) leden van sva Papendorp, heeft het bondsbestuur van de KNVB het bestuur van sva Papendorp in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 20 januari 2020 schriftelijk haar zienswijze ten aanzien van het voorgenomen besluit kenbaar te maken alvorens het bondsbestuur van de KNVB een definitief besluit in dezen zal nemen. Op verzoek van sva Papendorp is deze termijn tot uiterlijk 30 januari 2020 verlengd.
II. Reactie sva Papendorp
8. Op 28 januari 2020 heeft de KNVB van de heer S. Laghmouchi, namens sva Papendorp, een inhoudelijke reactie ontvangen op het voorgenomen besluit van het bondsbestuur van de KNVB tot opzegging van het lidmaatschap van sva Papendorp van de KNVB van 13 januari 2020 (hierna: Voorgenomen besluit). Tevens is door de heer Laghmouchi, namens sva Papendorp, een inhoudelijke reactie gegeven ten aanzien van het besluit van het bestuur amateurvoetbal van 1 november 2019 tot het per direct en tot nader order opschorten van alle veldvoetbalwedstrijden van sva Papendorp (hierna: Opschortingsbesluit). Onderstaand wordt de inhoudelijke reactie van sva Papendorp beknopt weergegeven.
(…)
III. Overwegingen bondsbestuur
Het bondsbestuur overweegt in dit verband als volgt.
25. Vanwege de belangen van sva Papendorp en de (mogelijke) gevolgen van een opzegging van het lidmaatschap van de KNVB voor sva Papendorp en de (spelende) leden van sva Papendorp is sva Papendorp in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze te geven op het Voorgenomen besluit. De overwegingen van sva Papendorp zijn hierboven (samengevat) weergegeven en zullen, voor zover van belang, hierna worden behandeld.
26. De KNVB heeft sva Papendorp op 27 november 2019 per e-mail geïnformeerd dat op grond van artikel 3 lid 1 jo lid 2 onder d. jo artikel 15 lid 5 van het RWA alle veldvoetbalwedstrijden van sva Papendorp per direct en tot nader order zijn opgeschort. Tevens is in deze e-mail gerefereerd aan de onderbouwing in het Opschortingsbesluit. In het Opschortingsbesluit is gerefereerd aan het tussen de KNVB en sva Papendorp gesloten Contract Risicoaanpak waarin is opgenomen dat de KNVB het recht heeft om alle teams van sva Papendorp (i) niet langer deel te laten nemen aan de competitie (het opschorten van wedstrijden), dan wel (ii) per direct uit de competitie te nemen. Conform hiervoor reeds opgemerkt, heeft de KNVB dit besluit genomen vanwege de ernst van de overtredingen en het gebrek aan vertrouwen dat het bestuur van sva Papendorp de orde bij wedstrijden van sva Papendorp kon handhaven en de veiligheid van spelers en functionarissen kon waarborgen.
27. Op grond van artikel 15 lid 5 van het RWA heeft het bestuur amateurvoetbal de mogelijkheid om een vastgestelde wedstrijd uit te stellen indien daarvan ten minste twaalf uur van tevoren aan betrokkenen kennis is gegeven. Het bestuur amateurvoetbal heeft zich, gelet op de incidenten die hadden plaatsgevonden en de historie van sva Papendorp en de met het huidige bestuur van sva Papendorp gemaakte afspraken, genoodzaakt gezien om tot nader order gebruik te maken van deze bestuurlijke bevoegdheid (mede gelet op hetgeen opgenomen in het Contract Risicoaanpak). Volledigheidshalve, het opschorten van wedstrijden door het bestuur amateurvoetbal moet niet worden gezien als een tuchtrechtelijke maatregel of sanctie.
28. De KNVB heeft vervolgens de gehele tuchtrechtelijke procedure, waar sva Papendorp de mogelijkheid heeft gehad om zelfstandig onderzoek te verrichten en verdere acties vanuit sva Papendorp mogelijk waren (bijv. het aanleveren van bewijs of het zelfstandig opleggen van maatregelen), afgewacht alvorens zij tot het Voorgenomen besluit is gekomen. De KNVB heeft zijn Voorgenomen besluit mede gestoeld op de uitkomst van de tuchtrechtelijke procedure. In de tuchtrechtelijke procedure is namelijk onherroepelijk vast komen te staan dat meerdere spelers en/of teamofficials en/of toeschouwers van sva Papendorp zich niet behoorlijk hebben gedragen door onder andere:
  • het aannemen van een dreigende/intimiderende houding jegens de scheidsrechter en
  • het aannemen van een dreigende/intimiderende houding jegens de waarnemer.
Op geen enkele wijze is derhalve door de KNVB getracht de tuchtrechtelijke route te omzeilen zoals gesteld door sva Papendorp. Hierbij opgemerkt dat de KNVB zowel het Opschortingsbesluit als het Voorgenomen besluit niet heeft gestoeld op het RTA aangezien dit reglement enkel is bedoeld voor de (onafhankelijke) tuchtrechtspraak binnen de sectie amateurvoetbal.
29. Het bestuur amateurvoetbal heeft naar aanleiding van de negatieve tendens, waarbij het incident op 27 november 2019 de spreekwoordelijke druppel was die de emmer deed overlopen, bij sva Papendorp besloten dat alle veldvoetbalwedstrijden tot nader order zouden worden opgeschort en dat de KNVB zich zou gaan beraden over het voortduren van het lidmaatschap van sva Papendorp. De KNVB heeft in zijn beraad, in tegenstelling tot de tuchtrechtelijke organen, niet enkel het voornoemde incident in ogenschouw genomen. In zijn beraad is tevens het lange traject van de aanpak risicoverenigingen meegenomen, waarbij op 27 augustus 2019 door de KNVB aan sva Papendorp te kennen is gegeven dat zij een laatste kans krijgt om misstanden op het voetbalveld te voorkomen. Deze laatste waarschuwing is opgenomen in het door de KNVB en sva Papendorp gesloten Contract Risicoaanpak en is mede ingegeven door de slechte historie van sva Papendorp (ook in de periode dat de vereniging onder de naam Magreb 90 deelnam aan de competities zoals ook blijkt uit de verwijzing naar deze oude verenigingsnaam in het Contract Risicoaanpak). Gelet op de bewezenverklaring (aannemen van een dreigende/intimiderende houding jegens scheidsrechter en waarnemer) in de tuchtrechtelijke procedure is de KNVB van oordeel dat het bestuur van sva Papendorp niet langer de orde bij wedstrijden van sva Papendorp kan handhaven en de veiligheid van spelers en functionarissen kan waarborgen. Dit brengt met zich mee dat de veiligheid van spelers en functionarissen van andere verenigingen in het geding komt. Het is de verantwoordelijkheid van de KNVB om de algemene belangen van de KNVB, waaronder mede wordt verstaan de veiligheid van spelers en functionarissen van zijn leden, te waarborgen.
30. De KNVB is van oordeel dat, onverlet de straf die is opgelegd door de tuchtcommissie naar aanleiding van een specifieke wedstrijd (sva Papendorp 2 - Zwaluwen Utrecht'11 2) en welke straf door de commissie van beroep van de KNVB is bevestigd, er voldoende is komen vast te staan dat het bestuur van sva Papendorp niet in staat is om ter gelegenheid van wedstrijden van teams van sva Papendorp de orde en veiligheid op structurele basis te garanderen. Ondanks meerdere pogingen vanuit (onder andere) de KNVB is sva Papendorp er niet in geslaagd de problematiek het hoofd te beiden en is er geen gedragsverandering bij haar leden en toeschouwers gerealiseerd. Nu sva Papendorp de belangen van de KNVB en de voetbalsport in het algemeen op structurele wijze schaadt, ziet de KNVB zich, gelet op de onveilige situatie die ontstaat voor spelers en functionarissen van andere verenigingen, genoodzaakt om gebruik te maken van zijn bestuurlijke bevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 10 lid 1 sub a, lid 2 sub ben lid 3 van de Statuten van de KNVB, om bestuurlijk op te treden tegen sva Papendorp.
IV. Besluit bondsbestuur
Op grond van het bovenstaande is het bondsbestuur van de KNVB, na een zorgvuldige afweging van de belangen van uw vereniging en de gevolgen van een opzegging van het lidmaatschap van de KNVB voor uw vereniging en de (spelende) leden van uw vereniging, van oordeel dat in dit specifieke geval redelijkerwijs niet van de KNVB gevergd kan worden om het lidmaatschap van uw vereniging te laten voortduren. De belangen van de KNVB alsmede de belangen van alle overige leden van de KNVB prevaleren boven de belangen van uw vereniging. Het lidmaatschap van uw vereniging met de KNVB wordt om die reden per onmiddellijk opgezegd (op grond van artikel 10 lid 1 sub a, lid 2 sub b en lid 3 van de Statuten van de KNVB).
(…)”

3.Het geschil

3.1.
Papendorp vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter:
  • het opschortingsbesluit en het opzeggingsbesluit schorst dan wel de werking daaraan ontzegt totdat in een bodemprocedure anders wordt beslist, of partijen in overleg een andere oplossing hebben bereikt,
  • de KNVB veroordeelt om het lidmaatschap van Papendorp voort te zetten,
  • de KNVB veroordeelt om alle teams van Papendorp toe te laten tot de lopende en komende amateurvoetbalcompetities,
  • de KNVB veroordeelt om het publiek op positieve wijze te informeren dat het lidmaatschap van Papendorp wordt voortgezet en dat alle teams tot de relevante competities worden toegelaten,
  • alles op straffe van verbeurte van een dwangsom,
  • de KNVB veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
De KNVB voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Uit de aard van de vorderingen volgt dat Papendorp voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. De KNVB heeft dit overigens ook niet betwist.
Toetsingskader
4.2.
In het kader van een kort gedingprocedure dient beoordeeld te worden of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat gerechtvaardigd is daarop door toewijzing van de vorderingen vooruit te lopen. Daarbij moet de voorzieningenrechter uitgaan van de voorshands vaststaande feiten met een beperkte toetsing daarvan (zonder nadere bewijsvoering).
4.3.
Kern van het geschil is of het opschortingsbesluit en het opzeggingsbesluit in stand kunnen blijven dan wel dat deze besluiten nietig dan wel vernietigbaar zijn.
4.4.
De voorzieningenrechter zal beginnen bij de beoordeling van het opzeggingsbesluit, omdat – als dat besluit in stand blijft – Papendorp geen belang meer heeft bij een oordeel over de vernietigbaarheid van het opschortingsbesluit.
4.5.
Voor de bepaling van het toetsingskader voor de rechter is van belang hoe het opzeggingsbesluit van de KNVB moet worden gekwalificeerd: als “besluit van een orgaan van een rechtspersoon” als bedoeld in de artikelen 2:14 en 2:15 BW of als een “beslissing van een partij” als bedoeld in 7:904 BW (welke bepaling van overeenkomstige toepassing is als de vaststelling haar rechtsgrond elders dan in een overeenkomst vindt; zie artikel 7:906 BW). Niet alleen verschillen de gronden op basis waarvan een beslissing via deze bepalingen kan worden aangetast, ook de termijn waarbinnen dat moet plaatsvinden is anders: voor een vordering tot vernietiging op de voet van artikel 2:15 BW geldt een ambtshalve toe te passen vervaltermijn van 1 jaar (art. 2:15 lid 5 BW); bij artikel 7:904 BW geldt een – niet ambtshalve toe te passen – verjaringstermijn van 3 jaar (art. 3:52 BW).
4.6.
De vernietigingsregels van artikelen 2:14 en 15 BW gelden voor besluiten van organen van een rechtspersoon. Een “orgaan” is een ‘instantie’ aan wie door de wet of de statuten de bevoegdheid is toegekend om besluiten te nemen die rechtens gelden als besluiten van de rechtspersoon (Asser/Maeijer & Kroeze 2-I* 2015/186 nr. 186 e.v.). Als het gaat om het opzeggingsbesluit, is de bevoegdheid van het bestuur van de KNVB gegrond op de wet: artikel 2:35 lid 2 BW. Het bestuur van de KNVB kwalificeert daarmee als een orgaan van de KNVB, zodat haar opzeggingsbesluit aangemerkt moet worden als “besluit” in de zin van de artikelen 2:14 en 2:15 BW.
4.7.
De term “beslissing van een partij” in artikel 7:904 BW is ruimer: de beslissing kan in dat geval ook genomen zijn door een persoon of groep personen die niet kwalificeren als “orgaan” van een rechtspersoon. Zoals het geval kan zijn bij een tuchtcommissie of een commissie van beroep, indien de statuten bepalen dat zij geen organen van de rechtspersoon zijn (vgl. Hof Arnhem 10 juli 2012, JOR 2012/318).
4.8.
Nu het opzeggingsbesluit is genomen door een orgaan van de KNVB, kunnen zowel de artikelen 2:14 en 15 BW als artikel 7:904 BW daarop van toepassing zijn. Vervolgens rijst de vraag of één van deze bepalingen prevaleert. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat bij samenloop van wettelijke bepalingen niet gauw sprake is van voorrang van één van hen op de ander (vgl. HR 2 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3535).
4.9.
Uit de bepalingen zelf en de wetsgeschiedenis is geen andere bedoeling van de wetgever af te leiden. Uit lid 3 van artikel 7:906 BW blijkt dat de wetgever zich heeft gerealiseerd dat samenloop met artikel 2:15 BW zou kunnen plaatsvinden, maar hij heeft het alleen nodig gevonden een samenloopregel te maken als het zou gaan om (het hier niet voordoende geval van) een beslissing van een partij om de regeling van de rechtsverhouding aan te vullen of te wijzigen. In de parlementaire geschiedenis bij artikel 2:35 BW is uitdrukkelijk stilgestaan bij de mogelijkheid dat een besluit van een orgaan van de vennootschap (algemene vergadering) zou kunnen kwalificeren als vaststelling in de zin van artikel 7:904 BW:
“In boek 7 van het ontwerp zal de vaststellingsovereenkomst worden geregeld, en met name ook het geval dat bij overeenkomst aan een derde of aan een der partijen een vaststelling is opgedragen. Volgens de nieuwe tekst van de onderhavige bepaling zal de uitspraak van de algemene vergadering of andere personen voor partijen dezelfde kracht hebben als een vaststelling door een derde ingevolge een vaststellingsovereenkomst. Ook in het bestaande recht pleegt men aan te nemen dat een dergelijke uitspraak met een zodanige vaststelling - waartoe ook het bindend advies behoort - op één lijn behoort te worden gesteld.“
(Parlementaire Geschiedenis BW Boek 2 1962, p. 399 (MVA II).
4.10.
Dit betekent dat een lid van een vereniging dat met een opzeggingsbesluit wordt geconfronteerd, zich in beginsel op alle drie hiervoor genoemde bepalingen kan beroepen.
4.11.
Papendorp heeft zich in het onderhavige geval beroepen op nietigheid ex artikel 2:14 BW en vernietigbaarheid op grond van artikel 2:15 BW, zodat de voorzieningenrechter het besluit zal toetsen aan die bepalingen, en derhalve zal beoordelen of het besluit:
in strijd is met de wet,
in strijd is met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen,
in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist, of
in strijd is met een reglement.
4.12.
Bij deze toetsing geldt echter wel het uitgangspunt dat de rechter niet op de stoel moet gaan zitten van het orgaan van de rechtspersoon dat het betreffende besluit heeft genomen (vgl. HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9145). Een vereniging heeft binnen de grenzen van de wet en de statuten bij het nemen van haar besluiten een vrijheid, die meebrengt dat door de vereniging genomen maatregelen slechts jegens het betrokken lid ontoelaatbaar zijn, indien de vereniging in de gegeven omstandigheden, waaronder de door haar behartigde belangen, jegens het betrokken lid in redelijkheid niet tot een zodanige maatregel had kunnen komen (HR 2 december 1983, NJ 1984,583). Dit betekent dat de inhoud van het besluit, voor zover qua inhoud of totstandkoming niet in strijd met de wet of de statuten, slechts marginaal wordt getoetst.
Grondslag vordering
4.13.
Papendorp heeft ter onderbouwing van haar stelling dat het opzeggingsbesluit nietig dan wel vernietigbaar is aangevoerd dat dit besluit:
in strijd is met artikelen 2:35 en 36 BW alsmede artikel 10 van de statuten van de KNVB, omdat in wezen sprake is van een ontzetting uit het lidmaatschap van de vereniging, hetgeen niet door het bestuur van de KNVB kan plaatsvinden, maar volgens de statuten alleen door een tuchtrechtelijk orgaan van de KNVB,
in strijd is met de reglementen, in het bijzonder artikel 28 lid 3 van het Reglement Tuchtrechtspraak Amateurvoetbal (RTA), dat bepaalt dat een ontzetting uit het lidmaatschap niet tezamen met een andere straf kan worden opgelegd,
in strijd is met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW, omdat:
a. het enkele incident van 27 oktober 2019 onvoldoende is om te concluderen dat Papendorp niet in staat is om de orde en veiligheid op structurele basis te garanderen,
b. de KNVB bij Papendorp is afgeweken van de door haar voorgestane risico-aanpak door haar geen mogelijkheid te geven om zelf passende maatregelen tegen de betrokken spelers en toeschouwers te nemen, terwijl Papendorp ten opzichte van andere amateurvoetbalclubs een positieve ontwikkeling laat zien ten aanzien van het aantal incidenten, en zij wel maar die andere clubs niet hard wordt aangepakt,
c. de KNVB niet heeft onderbouwd waarom een minder vergaande sanctie niet passend was geweest,
d. de KNVB geen oog heeft gehad voor de ernstige gevolgen van het abrupte einde van het lidmaatschap voor Papendorp (maatschappelijk belang voor de buurt, de belangen van vrijwilligers, leden, financiers en supporters, en het risico op faillissement).
Opzegging of ontzetting (4.13, punt 1)
4.14.
De voorzieningenrechter constateert dat in artikel 2:35 BW de opzegging van een lidmaatschap door de vereniging en de ontzetting uit het lidmaatschap apart zijn geregeld.
Opzegging (lid 2):
 vindt plaats in de gevallen in de statuten genoemd, of wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereisten van het lidmaatschap te voldoen, of wanneer redelijkerwijs niet van de vereniging kan worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren.
Bij ontzetting gelden de volgende regels (leden 3 en 4):
  • ontzetting kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd handelt met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt,
  • tegen een besluit tot ontzetting kan het lid beroep instellen bij de algemene vergadering (of ander orgaan of derde); gedurende dit beroep is het lid geschorst.
4.15.
Uit deze verschillende regelingen volgt dat er een verschil bestaat in rechtsbescherming van een lid van een vereniging (op welk verschil Papendorp heeft gewezen):
  • bij opzegging kan het lid alleen naar de rechter, die het besluit marginaal zal toetsen,
  • bij ontzetting heeft het lid – voorafgaand aan een gang naar de rechter – recht op beroep bij een orgaan van de rechtspersoon, dat het besluit in beginsel vol zal toetsen; in het geval van de KNVB gaat het ook nog om een besluit door en beroep bij een tuchtrechtelijk orgaan (artikel 10 lid 6 sub b van de statuten en artikel 37 RTA) waarvan de procedure met waarborgen omgeven is (artikel 37 lid 3 van de statuten en artikelen 5 e.v. RTA).
4.16.
Dit verschil in rechtsbescherming is echter uitdrukkelijk door de wetgever beoogd.
Lid 2 van het in 1962 voorgestelde artikel 2:35 BW luidde in de fase van het wetsvoorstel nog als volgt:
“Tenzij de statuten dit aan de algemene vergadering opdragen, geschiedt de opzegging en de ontzetting door het bestuur. De betrokkene wordt ten spoedigste schriftelijk van het besluit, met opgave van redenen, in kennis gesteld. Hem staat binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving van het besluit van het bestuur beroep op de algemene vergadering open, tenzij de statuten andere personen ter beoordeling van het beroep aanwijzen. De uitspraak van de vergadering of de aangewezen andere personen is bindend, tenzij zij in strijd met de eisen der goede trouw is gedaan. Hangende het beroep is het lid geschorst.”
(Parlementaire Geschiedenis BW Boek 2 1962, p. 397 (OM))
4.17.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft de Minister besloten het wetsvoorstel aan te passen:
“In lid 2 van het onderhavige artikel kan „opzegging" vervallen.Alleen bij een zo belangrijk besluit als de ontzetting (royement)[onderstreping toegevoegd door voorzieningenrechter]
is een beroep op de algemene vergadering of andere door de vereniging aangewezen personen, op zijn plaats.”
(Parlementaire Geschiedenis BW Boek 2 1962, p. 399 (MvA II)
4.18.
Ook eerder in de MvA komt een dergelijke rangschikking van opzegging en ontzetting aan de orde:
“Dezelfde leden meenden, dat in lid 1 onder c, beter niet van opzegging, doch van vervallenverklaring gesproken kan worden, omdat met opzegging gewoonlijk de gedachte verweven is aan een termijn, terwijl hier een termijn, naar de mening van deze leden, niet bedoeld zou zijn. Het ontwerp onderscheidt echter de opzegging en de ontzetting. In het eerste geval gelden de termijnen, genoemd in artikel 12; alleen bijde maatregel die zoveel ernstiger is dan opzegging, nl. de ontzettingbehoeven geen termijnen in acht te worden genomen. Het is dus de bedoeling van het ontwerp dat ook bij de opzegging krachtens het bepaalde in artikel 11 sub c de termijnen van artikel 12 zullen gelden. Reeds om deze reden meent de ondergetekende de term „opzegging" te moeten handhaven. Daar komt nog bij dat de term „vervallenverklaring", evenals „ontzetting",niet een neutrale gevoelswaarde heeft (zie b.v. artikel 5.7.1.9), terwijl in het onderhavige geval er van minder goed gedrag geen sprake behoeft te zijn.[toevoeging onderstreping voorzieningenrechter]
4.19.
De conclusie van het voorgaande is dat – indien gedragingen van leden grond kunnen zijn voor zowel opzegging als ontzegging – het aan het bestuur vrijstaat om de ene of de andere route te kiezen. Dat mag het bestuur van de KNVB dus in beginsel ook.
4.20.
Van willekeur bij de uitoefening van deze bevoegdheid is niet gebleken. Na de laatste keer dat een club uit het lidmaatschap was ontzet door een tuchtcommissie van de KNVB, heeft deze commissie te kennen gegeven liever niet meer gevraagd te worden om dit soort maatregelen op te leggen, omdat zij onvoldoende zicht heeft op wat er met een club aan de hand is, en dit dus liever overlaat aan het bestuur van de KNVB (die middels opzegging hetzelfde kan bewerkstelligen). Vanaf dat moment heeft de KNVB bij 2 clubs (waaronder Papendorp) de opzeggingsroute gekozen.
4.21.
Het feit dat de KNVB voor de route van de opzegging heeft gekozen maakt derhalve niet dat het opzeggingsbesluit in strijd is met de artikelen 2:35 en 26 BW of artikel 10 van de statuten van de KNVB.
4.22.
Het voorgaande laat onverlet dat de KNVB de beslissing tot opzegging op een zorgvuldige wijze moet nemen. In het onderhavige geval is niet gebleken dat dat niet is gebeurd. De KNVB heeft eerst de tuchtprocedure met betrekking tot het incident van 27 oktober 2019 afgewacht voordat zij een voornemen tot opzegging van het lidmaatschap aan Papendorp kenbaar heeft gemaakt, welk voornemen voorzien was van een duidelijke en uitgebreide onderbouwing. Zij heeft Papendorp vervolgens in de gelegenheid gesteld om op dat voornemen te reageren, waarvan Papendorp ook gebruik heeft gemaakt. Daarna heeft het bestuur van de KNVB een definitieve beslissing gegeven, ook weer uitgebreid gemotiveerd, waarin zij is ingegaan op de reactie van Papendorp.
Voor zover Papendorp met haar beroep op “deugdelijk hoor en wederhoor” heeft bedoeld te stellen dat in die procedure een mondelinge behandeling had moeten plaatsvinden, overweegt de voorzieningenrechter dat dat argument alleen al niet opgaat omdat een mondelinge behandeling nauwelijks toegevoegde waarde zou hebben gehad, omdat hier geen sprake was van een besluit van een onafhankelijk orgaan van de KNVB (waar uitwisseling van standpunten ter zitting nuttig kan zijn voor de besluitvorming), maar een besluit van één van partijen zelf (het bestuur van de KNVB).
Dubbele bestraffing (4.13, punt 2)
4.23.
Papendorp heeft verder betoogd dat zij in wezen twee maal voor hetzelfde incident is gestraft, namelijk één maal via een tuchtrechtelijke sanctie (600 euro boete en 4 winstpunten in mindering bij het betreffende elftal) en één maal via een opzegging van het lidmaatschap van de hele vereniging. Volgens haar mag dat niet op basis van het ne bis in idem-beginsel dat is opgenomen in artikel 28 lid 3 RTA.
4.24.
De voorzieningenrechter overweegt dat artikel 28 lid 3 RTA een norm is die zich richt tot de tuchtcommissie van de KNVB, en niet tot het bestuur van de KNVB, zodat van schending van dit reglement geen sprake is.
4.25.
Afgezien daarvan is het opzeggen van een lidmaatschap, hoezeer dat ook anders kan worden ervaren, geen straf. Het is een maatregel die zich niet richt op het verleden, maar op de toekomst: hebben vereniging en lid vertrouwen in een toekomst met elkaar? Als een lid of verenigingsbestuur dat niet heeft, en voortzetting van het lidmaatschap niet kan worden gevergd, kan men tot opzegging overgaan. Evenals dat geldt in het contractenrecht, waar contractpartners niet eeuwig tot elkaar veroordeeld zijn, maar uit elkaar kunnen door het contract op te zeggen.
4.26.
De omstandigheid dat de KNVB in een nieuwsbericht op haar website (productie 13 van Papendorp) heeft gesproken over het “ontzetten” van Papendorp uit het lidmaatschap van de KNVB, maakt niet dat er wel van een punitieve sanctie sprake is. Uit het opzeggingsbesluit van de KNVB en de rest van het betreffende nieuwsbericht blijkt dat de bedoeling was om het lidmaatschap van Papendorp op te zeggen, en dat de KNVB dat ook daadwerkelijk heeft gedaan.
Besluit niet redelijk en billijk (4.13, punt 3)
4.27.
De voorzieningenrechter brengt in herinnering dat hij een besluit van een orgaan van een vereniging dat niet in strijd met de wet of statuten is, slechts marginaal kan toetsen, derhalve of de vereniging in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
4.28.
In het onderhavige geval heeft de KNVB haar bevoegdheid tot opzegging gebaseerd op artikel 10 lid 3 van de Statuten, dat inhoudt dat het lidmaatschap onmiddellijk kan worden beëindigd indien van de KNVB redelijkerwijs niet kan worden gevergd om het lidmaatschap voort te laten duren. Die toets komt overeen met de wettelijke toets van artikel 2:35 lid 2 BW, en is dus in overeenstemming met de wet.
4.29.
Papendorp wijst erop dat in de literatuur (vgl. Asser/Rensen 2-III 2017/76) wordt verdedigd dat de zinsnede “redelijkerwijs niet gevergd kan worden … het lidmaatschap te laten voortduren” restrictief moet worden uitgelegd, in die zin dat het onaanvaardbaar moet zijn om het lidmaatschap te laten voortduren.
4.30.
Of deze grond voor opzegging restrictief moet worden uitgelegd, kan in het midden blijven. Immers ook indien dat het geval is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de KNVB in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat voortzetting van het lidmaatschap onaanvaardbaar was, en dus tot opzegging heeft kunnen overgaan.
4.31.
Voor dat oordeel bestaan de volgende redenen.
4.32.
Uit de door de KNVB overgelegde ‘strafkaart’ met tuchtrechtelijke veroordelingen van Papendorp (dus los van de veroordelingen van de individuele leden) blijkt dat Papendorp (ook onder haar vorige naam “Magreb ’90”) een lange geschiedenis heeft van veel lichte overtredingen (niet spelen) en regelmatig zware overtredingen (wanordelijkheden op of rond het veld). Vanaf het seizoen 2014/2015 gaat het in totaal om 54 tuchtzaken waarvan de volgende zwaardere zaken:
 Seizoen 2014/2015: 2 tuchtzaken met straffen wegens:
o leveren van commentaar op de scheidsrechter (2x)
o beledigen van de scheidsrechter (2x)
o bedreigen van de scheidsrechter
o duwen van de scheidsrechter
o protesteren met handtastelijkheden jegens scheidsrechter en vrijwilligers
 Seizoen 2015/2016: 1 tuchtzaak met straffen wegens:
o deelname aan een collectieve duw- en trekpartij
 Seizoen 2016/2017: 2 tuchtzaken met tuchtstraffen wegens:
o deelname aan een opstootje (2x)
o aanhoudend beledigen van tegenspelers en/of toeschouwers
 Seizoen 2017/2018: 1 tuchtzaak met straffen wegens:
o slaan van tegenspelers
o spugen naar tegenspelers
o beledigen van toeschouwers van de tegenpartij
 Seizoen 2018/2019: 3 tuchtzaken met straffen wegens:
o slaan en/of trappen van leden van de tegenpartij
o leveren van commentaar op de scheidsrechter 2x
o belediging van de scheidsrechter 2x
o slaan/trappen/kopstaat geven aan spelers of toeschouwers van de tegenpartij
o het gezicht spugen van de scheidsrechter
4.33.
Vanwege het structurele karakter van de incidenten bij Papendorp heeft de KNVB een traject gestart om daar verandering in te brengen (het zogenaamde “Risicoaanpaktraject”). In dat traject ontving Papendorp op 12 juli 2019, dus voorafgaande aan het seizoen 2019/2020 en het betreffende incident, het bericht van de KNVB (zie het “Contract Risicoaanpak”, productie 6 van Papendorp) dat zij in de laatste fase van dat traject zat (“straffen”), en dat zij een laatste waarschuwing kreeg.
4.34.
Vervolgens startte het seizoen 2019/2020. Binnen 2 maanden (op 27 oktober 2019) ontstond er weer een incident rond een wedstrijd van Papendorp, en vervolgens een tuchtzaak waarin straffen werden uitgedeeld wegens:
o het leveren van commentaar op de scheidsrechter en de assistent-scheidsrechter
o het aannemen van een dreigende/intimiderende houding jegens de scheidsrechter en de waarnemer.
4.35.
Het kan zo zijn dat het bestuur van Papendorp veel beleidsmaatregelen heeft genomen om de veiligheid te verbeteren (zoals het onmiddellijk royeren van spelers of leden die overtredingen hebben begaan), maar daarmee is zij er kennelijk toch niet in geslaagd om er feitelijk voor te zorgen dat de veiligheid gewaarborgd was van scheidsrechters en dat het pad tussen kleedkamer en speelveld voldoende was afgeschermd (zoals zij verplicht is op basis van paragraaf 1.3 van het Handboek Competitiezaken Amateurvoetbal). Deze beleidsmaatregelen laten eveneens onverlet dat Papendorp zich in de laatste fase van het Risicoaanpakproject van de KNVB bevond en een laatste waarschuwing had ontvangen. Zij had er vanaf dat moment alles aan moeten doen om ook preventieve maatregelen te nemen, zoals bijvoorbeeld de inzet van stewards, om de veiligheid daadwerkelijk te waarborgen. Niet gesteld of gebleken is dat zij dat heeft gedaan.
4.36.
Bij het incident op 27 oktober 2019 ging het feitelijk bovendien om serieuze bedreigingen voor de veiligheid van de scheidsrechter:
  • duwen en aan shirtje trekken,
  • bedreigen van de grensrechter en de waarnemer,
  • uit de handen slaan van de telefoon van de waarnemer, en
  • het na de wedstrijd verhaal halen bij de kleedkamer van de scheidsrechter. Blijkens de verklaring van de scheidsrechter (onderdeel van productie 10 van Papendorp) ging dit laatste gepaard met het bonken op de kleedkamerdeur en werd de situatie als zo bedreigend ervaren dat de politie werd gebeld om ervoor te zorgen dat de scheidsrechters veilig konden vertrekken.
4.37.
Uit deze gang van zaken op 27 oktober 2019 blijkt niet dat Papendorp voldoende controle heeft over de veiligheid op en rondom het speelveld. Gelet op de ernst van deze overtredingen en het feit dat deze overeenkwamen met de overtredingen die in de jaren daarvóór hadden plaatsgevonden, heeft de KNVB in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat zij geen vertrouwen meer had in het waarborgen van de veiligheid door Papendorp op en rondom het veld, en dat voortzetting van het lidmaatschap onaanvaardbaar was.
4.38.
Dat de KNVB bij het aantreden van het nieuwe bestuur van Papendorp medio 2018 zou hebben toegezegd dat het verleden van Papendorp niet mee zou tellen in eventuele negatieve beoordeling van de club door de KNVB, heeft Papendorp niet aannemelijk gemaakt.
4.39.
De omstandigheid dat de KNVB in het opzeggingsbesluit niet expliciet stilstaat bij alle belangen die zijn betrokken bij het voortduren van het lidmaatschap van Papendorp, betekent niet dat de KNVB heeft nagelaten stil te staan bij die gevolgen voor de beëindiging van het lidmaatschap. Zij heeft op de gronden genoemd in het besluit in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat het belang van de veiligheid van scheidsrechters en spelers van de tegenpartij zwaarder wegen dan de belangen van Papendorp en de daarbij betrokken personen bij voortzetting van het lidmaatschap. In het licht van het structurele karakter van de veiligheidsproblemen op en rond het veld, en het feit dat het handelen van het bestuur daarin feitelijk te weinig verandering heeft gebracht, heeft KNVB ook in redelijkheid kunnen oordelen dat er geen andere lichtere maatregel mogelijk was dan opzegging van het lidmaatschap.
4.40.
De voorzieningenrechter volgt Papendorp niet in haar standpunt dat zij door de KNVB niet gelijk behandeld is ten opzichte van andere clubs, omdat zij ten opzichte van andere amateurvoetbalclubs een positieve ontwikkeling zou laten zien ten aanzien van het aantal incidenten, en zij wel maar die andere clubs niet hard zouden worden aangepakt. De door Papendorp overgelegde grafieken met de ontwikkeling van uitsluitingen/schorsingen en tuchtzaken van diverse amateurvoetbalverenigingen (producties 12 en 16) zijn onvoldoende om deze conclusie te rechtvaardigen.
4.41.
Ten eerste zijn deze grafieken door Papendorp zelf gemaakt, en berusten deze op een selectie van amateurclubs die eveneens door haar is gemaakt. Gelet daarop kan niet worden beoordeeld of deze clubs representatief zijn voor Nederlandse amateurclubs in zijn algemeenheid, en voor het beleid van de KNVB ten aanzien van amateurclubs in het bijzonder.
Ten tweede is in de grafiek geen onderscheid gemaakt tussen zware en lichte overtredingen. Het aantal verenigingstuchtzaken zegt niet noodzakelijkerwijs iets over hoe het met de veiligheid op en rondom het veld van de vereniging is gesteld. De fase waarin de betreffende club zich bevindt binnen het risicoaanpaktraject van de KNVB, doet dat wel, maar in de grafieken is niet vermeld in welke fase de betreffende amateurclubs zich bevinden. Als Papendorp zich als de enige of één van de weinigen in de laatste fase van dat traject bevindt, is geen sprake van ongelijke behandeling indien haar lidmaatschap wel wordt opgezegd en dat van andere verenigingen met een hoger aantal tuchtzaken niet. Overigens is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat de KNVB ook het lidmaatschap heeft opgezegd van amateurvoetbalvereniging DWSV, welke club in de grafieken van Papendorp in de regel lager zit in het aantal uitsluitingen en verenigingstuchtzaken dan Papendorp.
Ten slotte is in de grafieken ook geen onderscheid gemaakt in grootte van de opgenomen amateurvoetbalverenigingen. Dat is van belang, omdat als een club relatief weinig teams heeft (zoals Papendorp) en er bij de wedstrijden van die teams regelmatig ernstige overtredingen plaatsvinden, het eerder zou kunnen leiden tot beëindiging van het lidmaatschap van de hele vereniging, dan wanneer een club veel teams kent met eenzelfde aantal overtredingen.
4.42.
In het licht van het voorgaande acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat de bodemrechter het opzeggingsbesluit van de KNVB zal vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:15 lid 1 sub b BW.
Conclusie
4.43.
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van Papendorp worden afgewezen.
Proceskosten
4.44.
Papendorp zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de KNVB worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Papendorp in de proceskosten, aan de zijde van de KNVB tot op heden begroot op € 1.636,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman, bijgestaan door mr. W.A. Visser als griffier. Het vonnis is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2020. [1]

Voetnoten

1.type: WV (4208)