ECLI:NL:RBMNE:2020:1834

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2385
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf en overplaatsing van een ambtenaar in het kader van plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als ambtenaar bij de politie, en de korpschef van politie. Eiseres was disciplinair gestraft met een salarisverlaging van één periodiek voor de duur van twee jaar en was overgeplaatst naar een functie die niet als vertrouwensfunctie werd aangemerkt. De aanleiding voor deze disciplinaire maatregel was plichtsverzuim, dat bestond uit het niet melden van een relatie met een collega, het hebben van seks op het politiebureau en het uitwisselen van seksueel getinte beelden. De rechtbank oordeelde dat de verweten gedragingen plichtsverzuim opleverden, maar dat de opgelegde straf niet evenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de disciplinaire straf tot het inhouden van 24 verlofuren, wat als een meer passende straf werd beschouwd. Tevens oordeelde de rechtbank dat het niet terecht was dat eiseres gedurende twee jaar geen vertrouwensfunctie mocht uitoefenen, aangezien het gebrek aan vertrouwen niet voortkwam uit haar functioneren maar uit de verweten gedragingen. De rechtbank herstelde ook de overplaatsing naar een niet-vertrouwensfunctie, omdat deze niet in stand kon blijven. Eiseres kreeg ook haar griffierecht vergoed en de proceskosten werden toegewezen aan haar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2385

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. de Casparis)
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. E.J. Zorgdrager, F. Fasi en T. Steenaard).

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres wegens plichtsverzuim de disciplinaire straf van een salarisverlaging met één periodiek voor de duur van twee jaar, als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder f, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), opgelegd. Ook heeft verweerder besloten eiseres op grond van artikel 64 van het Barp bij wijze van ordemaatregel te verplaatsen naar een functie, niet zijnde een vertrouwensfunctie. Na twee jaar, gerekend vanaf de datum van dit besluit, staat het haar weer vrij om op een vertrouwensfunctie te solliciteren. Over de exacte invulling van de verplaatsing zou zij binnenkort nader worden bericht. Op haar nieuwe werkplek dient zij mee te werken aan een functioneringstraject.
Bij besluit van 29 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de deelname aan een functioneringstraject. Voor het overige heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en besloten eiseres te plaatsen op een niet-vertrouwensfunctie, te weten [functie 3] van het district [naam district] .
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres was vanaf januari 2012 werkzaam als [functie 1] , bij het [naam team] ( [naam team] ). Op 25 oktober 2017 is door de [functie 2] van de politie-eenheid Midden-Nederland, opdracht gegeven tot het instellen van een oriënterend onderzoek. Aanleiding daarvoor waren geruchten dat op de afdeling [naam team] sprake was van twee (seksuele) relaties tussen collega’s, namelijk tussen eiseres en [A] (hierna: [A] ) en tussen [B] (hierna: [B] ) en [C] (hierna: [C] ). Op 6 november 2017 is opdracht gegeven tot het instellen van een intern onderzoek. Eiseres is toen voor de duur van het onderzoek op een andere afdeling geplaatst. Het intern onderzoek is op 28 februari 2018 afgerond. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals hiervoor in het procesverloop is weergegeven.
2. Aan het standpunt dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim heeft verweerder de volgende gedragingen ten grondslag gelegd:
Het niet melden van de relatie met [A] , terwijl dit zijn weerslag heeft op het team en zorgt dat collega’s zich niet veilig voelen;
Het (eenmalig) hebben van seks met [A] op het politiebureau aan de [straatnaam] ;
Het uitwisselen van naaktfoto’s en/of seksfilmpjes met [A] .

Leveren de verweten gedragingen plichtsverzuim op?

3. Op grond van artikel 76 van het Barp kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres op de zitting heeft toegegeven dat de gedragingen onder a. en b. (enige vorm van) plichtsverzuim opleveren.
Gedraging onder c.: het uitwisselen van naaktfoto’s en/of seksfilmpjes
5. Eiseres heeft hierover aangevoerd dat de beelden via de privételefoons en in eigen tijd zijn uitgewisseld en dat zij noch [A] herkenbaar in beeld waren. Zij vindt, in navolging van de bezwaaradviescommissie, dat dit geen plichtsverzuim is. Ook heeft de bezwaaradviescommissie geoordeeld dat niet is gebleken dat eiseres chantabel was. Eiseres en [A] ontkennen dat [A] heeft verklaard dat hij eiseres ‘onder de knop had’, omdat hij beschikte over foto’s en/of filmpjes van eiseres. Eiseres was niet herkenbaar in beeld en zij was niet kwetsbaar omdat zij al volop in scheiding met haar toenmalige partner lag. Verweerder heeft ook onvoldoende gesteld hoe eventuele chantage door [A] de politie schade had kunnen toebrengen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet betwist dat zij seksueel getinte beelden en/of filmpjes heeft gedeeld met [A] . Voorop gesteld moet worden dat juist medewerkers van het [naam team] , gelet op hun ambtshalve bekendheid met de risico’s die hieraan zijn verbonden, extra voorzichtig moeten omgaan met het versturen van seksueel getinte foto’s en filmpjes. De rechtbank is van oordeel dat eiseres zich chantabel heeft gemaakt, door dit te doen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat niet alleen bepaalde lichaamskenmerken
- moedervlekken, littekens, tatoeages, lichaamsbouw - iemand herkenbaar maken, maar dat ook de op beelden zichtbare omgeving of achtergrond iemand herkenbaar kan maken. De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres zich zelf op enig moment ook daadwerkelijk chantabel voelde. Verweerder heeft in dit kader terecht gewezen op een whatsapp bericht van eiseres aan haar toenmalige collega, [D] . Daarin schrijft eiseres over [A] : ‘Hij appt me net. Wilde even zeggen dat hij mijn filmpjes nooit aan iemand door zal sturen. Hij wilde toch weer even druk uitoefenen dat hij mij wil laten weten dat hij die seksuele filmpjes nog altijd van mij heeft. Kan niet anders zijn dan dat erachter zit.’ Verweerder heeft de verweten gedraging onder c. dan ook als plichtsverzuim aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen.
Tussenconclusie:
7. Uit wat hierboven is weergegeven volgt dat eiseres de gedragingen onder a. tot en met c. heeft gepleegd. Deze gedragingen leveren plichtsverzuim op.

Zijn de gedragingen aan eiseres toe te rekenen?

8. Tussen partijen is niet in geschil dat de verweten gedragingen eiseres kunnen worden toegerekend.

Was het opleggen van de disciplinaire straf evenredig?

9. Eiseres heeft aangevoerd dat de hoogte van de disciplinaire straf niet evenredig is. Eiseres kan zich wel vinden in de strafmaat die de bezwaaradviescommissie heeft voorgesteld, namelijk een verlaging van de straf tot de inhouding van 24 verlofuren. Deze straf is meer in verhouding tot de straffen die aan [B] en [C] zijn opgelegd. Verweerder stelt dat geen sprake was van vergelijkbare gevallen omdat [B] hiërarchisch hoger geplaatst is dan [C] . Maar volgens eiseres volgt uit het dossier dat de hiërarchische verhouding geen enkele rol heeft gespeeld bij het ontstaan en instandlaten van deze verhouding. Bovendien hadden zij, anders dan eiseres en [A] , zeer frequent seks met elkaar op een politielocatie, gebruikten zij dienstmiddelen voor het verzenden van seksueel getinte beelden waarop ze herkenbaar in beeld waren en hebben ook zij hun relatie niet uit eigen beweging bij de leiding gemeld. Sterker nog: zij hebben het bestaan van de relatie in eerste instantie ontkend, aldus eiseres.
10. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder opgelegde straf niet evenredig is aan de ernst van het plichtsverzuim. De rechtbank wijst er op dat eiseres en [C] dezelfde straf hebben gekregen, terwijl de door eiseres in 9. genoemde gedragingen in het geval van [C] ernstiger waren. Voorts heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de aan [C] opgelegde straf eerder lager dan hoger had moeten zijn dan de straf die aan eiseres is opgelegd. Verweerder heeft in dit verband naar voren gebracht dat [C] een ondergeschikte van [B] was en dat zij zich daarom in een afhankelijke positie bevond, maar eiseres heeft daartegen terecht aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat de hiërarchische verhouding een rol heeft gespeeld bij het ontstaan en instandlaten van deze verhouding. De rechtbank weegt voorts mee dat eiseres spijt heeft betuigd van het niet melden van de relatie met [A] .
11. Reeds gelet hierop is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het opleggen van de disciplinaire straf en herroept het primaire besluit in zoverre. De rechtbank ziet in het kader van definitieve geschilbeslechting aanleiding zelf in de zaak te voorzien. In navolging van de bezwaaradviescommissie acht de rechtbank de straf van het inhouden van 24 verlofuren een passende straf. De rechtbank legt deze straf dan ook op aan eiseres.

Ontheffen uit eigen functie

12. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de ontheffing uit haar eigen functie.

Overplaatsing naar een niet-vertrouwensfunctie

13. Eiseres verwijst naar de bezwaaradviescommissie, waar deze heeft geoordeeld dat er verzachtende omstandigheden zijn die maken dat het vertrouwen in eiseres niet dusdanig is geschonden dat zij geen vertrouwenspositie meer kan vervullen. Zij was verliefd, en heeft duidelijk gezegd dat zij de relatie eerder had moeten melden. De commissie is ervan overtuigd dat eiseres ervan doordrongen is dat zij in de toekomst sneller openheid van zaken moet geven en transparanter in haar communicatie dient te zijn. Verweerder heeft volgens eiseres dit advies ten onrechte niet overgenomen en heeft te weinig gewicht toegekend aan het feit dat eiseres altijd uitstekend heeft gefunctioneerd en van onbesproken gedrag was. Wat zij heeft gedaan valt niet goed te praten, maar het is niet zo ernstig dat zij niet meer in een vertrouwensfunctie zou kunnen werken. Eiseres kan zich ook niet vinden in de functie en plaats van tewerkstelling die verweerder heeft gekozen in het kader van de overplaatsing. Verweerder blijft de stad [plaatsnaam] aanhouden, hoewel eiseres meermaals heeft aangegeven dat er medische belemmeringen zijn omdat zij de confrontatie met collega’s van haar vroegere team psychisch niet aankan. Zij is ook langdurig arbeidsongeschikt. Ervan uitgaande dat er tal van vacatures zijn binnen de Nederlandse politie, kan verweerder in de gegeven situatie niet volstaan met de opmerking dat er nergens plek is. Verweerder moet dit beter motiveren, aldus eiseres.
14. De rechtbank stelt vast dat het gebrek aan vertrouwen van verweerder in eiseres niet is gelegen in haar functioneren. Tussen partijen is verder niet in geschil dat eiseres gedurende lange tijd goed heeft gefunctioneerd op een vertrouwensfunctie. Het gebrek aan vertrouwen in eiseres heeft enkel te maken met de verweten gedragingen en het niet melden hiervan, maar niet met de uitvoering van haar werkzaamheden. Op de zitting heeft verweerder nog gesteld dat, indien eiseres wel een vertrouwensfunctie zou mogen blijven uitoefenen, uit een nog te verrichten beoordeling door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) kan blijken dat dit achteraf onterecht is geweest. De rechtbank volgt dit standpunt niet, nu daarmee vooruitgelopen wordt op een nog door de AIVD te verrichten beoordeling. Gelet hierop vindt de rechtbank het niet terecht dat verweerder heeft bepaald dat eiseres gedurende twee jaren geen vertrouwensfunctie mag uitoefenen.
15. Ook op dit punt is het beroep daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit ook voor zover het ziet op het niet plaatsen van eiseres in een vertrouwensfunctie gedurende twee jaar en herroept het primaire besluit in zoverre. Gelet hierop kan de overplaatsing van eiseres naar de functie van [functie 3] van het district [naam district] in het bestreden besluit ook niet in stand blijven. Dit is immers een niet-vertrouwensfunctie en daarnaast is niet gebleken dat verweerder bij de overplaatsing heeft gekeken naar beschikbare vertrouwensfuncties. Voor de goede orde merkt de rechtbank nog op dat verweerder de plaatsing van eiseres in een nieuwe functie dient neer te leggen in een nieuw primair besluit.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat verweerder in het bestreden besluit 1 punt heeft toegekend voor het bezwaar, komt op de proceskostenvergoeding een bedrag van
€ 512,-- (tarief 2019) in mindering. Nu de rechtbank voor het bezwaar 2 punten toekent, kan de beroepsgrond dat verweerder voor het bezwaar 2 punten in plaats van 1 punt had moeten toekennen onbesproken blijven.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 174,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de disciplinaire straf en de overplaatsing naar een niet-vertrouwensfunctie, te weten [functie 3] van het district [naam district] ;
  • herroept het primaire besluit voor zover dat ziet op de disciplinaire straf;
  • legt aan eiseres de straf op van het inhouden van 24 verlofuren en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het primaire besluit;
  • herroept het primaire besluit voor zover verweerder heeft besloten eiseres te verplaatsen naar een functie, niet zijnde een vertrouwensfunctie;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.588,--.
Deze uitspraak is gedaan op 23 maart 2020 door mr. G.P. Loman, voorzitter, en mr. C. Karman en mr. J. Woestenburg, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.