ECLI:NL:RBMNE:2020:1778

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
UTR - 19 _ 3230
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bekendmaking van een besluit inzake studieschuld via Mijn Duo en de ontvankelijkheid van het bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een studieschuld heeft, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister, waarin het maandbedrag voor de aflossing van zijn studieschuld was vastgesteld. Dit besluit was op 17 november 2016 bekendgemaakt via de digitale omgeving Mijn Duo. De eiser stelde dat hij nooit op de hoogte was gesteld van deze digitale bekendmaking en dat hij het besluit pas op 25 april 2019 had ontvangen in het kader van een andere procedure. De Minister verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk, omdat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend.

De rechtbank heeft onderzocht of de bekendmaking van het besluit via Mijn Duo een geschikte wijze van bekendmaking was, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking op deze manier rechtmatig was, omdat de eiser geen actuele adresgegevens had doorgegeven en de Minister niet verplicht was om buitenlandse adressen te raadplegen. De rechtbank concludeerde dat de eiser in verzuim was, omdat hij zijn adreswijziging niet had doorgegeven, en dat de bekendmaking via Mijn Duo als een andere geschikte wijze van bekendmaken kon worden aangemerkt. Hierdoor was het bezwaar van de eiser te laat ingediend en verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond.

De rechtbank benadrukte dat de wetgever met de wijziging van de wet beoogde dat bestuursorganen niet steeds gegevens van burgers hoeven te verifiëren bij verschillende instanties, maar dat zij zich moeten baseren op authentieke gegevens. De rechtbank concludeerde dat de Minister het besluit op de juiste wijze had bekendgemaakt en dat de eiser niet in zijn gelijk kon worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3230

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, verweerder
(gemachtigde: mr. B.C. Rots).

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het maandbedrag van eiser ter aflossing van zijn studieschuld op een bedrag van €109,08 per maand vastgesteld.
Bij besluit van 2 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Inleiding

1. Eiser heeft een studieschuld en moet deze vanaf 1 januari 2004 aflossen. In 2010 is eiser verhuisd naar Brazilië. Hij heeft een adreswijziging doorgegeven aan de gemeentelijke basisadministratie. Hij heeft geen (correspondentie)adres aan verweerder doorgegeven.
Standpunt verweerder
2. Verweerder heeft op 17 november 2016 een bericht aan eiser over de aflossing van zijn studieschuld geplaatst op Mijn Duo. Eiser heeft tegen dit bericht op 4 mei 2019 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke bezwaartermijn van zes weken na de bekendmaking van het besluit is ingediend. Er is volgens verweerder niet gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser heeft zich per december 2010 laten uitschrijven als ingezetene en geen nieuw adres doorgegeven aan verweerder. Daar was eiser gelet op het destijds geldende artikel 9.2 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf) wel toe verplicht. Daarom kon verweerder geen berichten toesturen per post. Verweerder is niet gehouden buitenlandse adressen bij de Kamer van Koophandel op te vragen of de Registratie Niet-ingezetenen (RNI) te raadplegen. Het bericht van 17 november 2016 is bekend gemaakt op een andere geschikte wijze tee weten door plaatsing op Mijn Duo, omdat dit sinds 2016 mogelijk is. Eiser had toegang tot Mijn Duo, zo blijkt uit inloggegevens.
Standpunt eiser
3. Eiser stelt zich, kort samengevat weergegeven, op het standpunt dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend omdat het besluit niet op een juiste wijze bekendgemaakt is. Anders is er in ieder geval sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Eiser heeft het bericht van 17 november 2016 nooit ontvangen, althans eerst op 25 april 2019 in het kader van een andere procedure. Hij heeft aangevoerd dat hij nooit heeft gekozen voor digitale bekendmaking van berichten over studiefinanciering. Hij is er zelfs niet van op de hoogte gebracht dat er een Mijn Duo bestaat. Een bericht kan volgens eiser alleen elektronisch worden verzonden als de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg bereikbaar is. Daarbij komt dat nooit een e-mailnotificatie heeft ontvangen van het plaatsen van een bericht op Mijn Duo en nooit heeft ingelogd op Mijn Duo. Hij heeft alleen een keer zijn diploma’s online gedownload. Dit was in juni 2016, dus voor de gestelde plaatsing van het bericht van verweerder. Het plaatsen van het besluit op Mijn Duo is geen andere geschikte wijze van bekendmaken zoals bedoeld in de wet. Verweerder had berichten naar het adres in Brazilië moeten sturen. Verweerder had de gemeentelijke basisadministratie, nu Brp, zelf moeten raadplegen, adreswijzigingen hoefde eiser niet zelf aan verweerder te melden. De wijziging van zijn adres stond verwerkt in de Registratie Niet-ingezetenen (RNI) en de Kamer van Koophandel (KvK) en was bovendien makkelijk via internet te achterhalen. Nu geen beslissing is genomen door verweerder over de maandelijks af te lossen bedragen vanaf januari 2012, bedraagt dit bedrag vanaf die datum nihil. Bovendien is een verjaringstermijn van 5 jaar gaan lopen. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunten verwezen naar verschillende uitspraken en informatie op websites van de Belastingdienst en Rijksoverheid.
Oordeel rechtbank
4. Tussen partijen is in geschil of het besluit door plaatsing in de Mijn Duo omgeving van eiser op een juiste wijze bekend is gemaakt en dus de volgende dag de bezwaartermijn is aangevangen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat het besluit niet kon worden toegezonden vanwege het ontbreken van (authentieke, actuele) adresgegevens en het plaatsen op Mijn Duo als een andere geschikte wijze mogen aanmerken. De rechtbank licht hieronder toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen. Eerst wordt ingegaan op het wettelijk kader en vervolgens op de vraag of verweerder het besluit had moeten zenden aan het adres van eiser in Brazilië dat te raadplegen was in de RNI of via de KvK. Omdat die vraag ontkennend wordt beantwoord door de rechtbank, zal vervolgens worden ingegaan op de vraag of de bekendmaking van het besluit op een andere geschikte wijze heeft plaatsgevonden.
5. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. De bekendmaking is geregeld in artikel 3:41 van de Awb. Daaruit volgt dat de bekendmaking van besluiten geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende(n), onder wie begrepen de aanvrager. Het tweede lid bepaalt dat indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, zij op een andere geschikte wijze geschiedt.
Bekendmaking van het besluit door toezending
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder het besluit niet heeft toegezonden, verweerder stelt zich op het standpunt dat dat niet kon en daarom is gekozen voor een andere geschikte wijze van bekendmaking.
8. De rechtbank stelt voorop dat eiser ten tijde van zijn verhuizing gelet op het toen geldende artikel 9.2, derde lid, van de Wsf en de uitleg daarvan in de rechtspraak gehouden was zijn adresgegevens na verhuizing aan verweerder door te geven. [1] Dit heeft eiser niet gedaan. De rechtbank is echter van oordeel dat op het moment dat verweerder in 2016 besluit om wel weer post te gaan sturen, nadat zij een periode geen stukken heeft verzonden omdat zij geen adresgegevens van eiser had ontvangen na zijn verhuizing naar het buitenland, wel moest uitgaan van het veranderde artikel 9.2 van de Wsf. Op dat moment gold dat de inlichtingen die men gehouden is door te geven, niet omvatten het doorgeven van een wijziging van het adres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen. Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder dan ook gehouden om in 2016 de adresgegevens in de BRP te raadplegen.
9. Bovenstaande betekent echter niet dat verweerder in het geval van eiser het besluit had moeten toezenden naar eisers adres zoals vermeld in de RNI of te raadplegen bij de KvK. Hoewel de rechtbank wil aannemen dat de adresregistratie zoals deze door eiser is toegelicht zeer zorgvuldig is verlopen, heeft verweerder terecht opgemerkt dat er in de Wet Basisregistratie Personen (Wet BRP) onderscheid wordt gemaakt tussen authentieke en niet authentieke gegevens in de zin van de wet en het daarbij geldende Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP).
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de wetgever met de wijziging tot doel gehad dat personen niet steeds gehouden zijn bepaalde gegevens aan verschillende bestuursorganen op te geven. Omdat bestuursorganen gehouden zijn de gegevens in de BRP te volgen, is de plicht tot raadplegen en gebruiken van gegevens echter wel beperkt tot authentieke gegevens zoals bedoeld in de wet en uitgewerkt in het besluit. Daarvoor is van belang dat op grond van artikel 1.7 van de Wet BRP alleen authentieke gegevens mogen worden gebruikt door een bestuursorgaan. In bijlage 1 van het Besluit BRP wordt voor wat betreft de vraag of sprake is van authentieke gegevens een onderscheid gemaakt tussen ingezetenen en niet ingezetenen; de gegevens over het woonadres van de niet-ingezetene worden niet als authentiek beschouwd. Dit betekent dat het woonadres van eiser als niet-ingezetene weliswaar geregistreerd stond in de BRP/RNI, maar verweerder dit adres gelet op genoemde wetgeving niet hoefde te gebruiken.
Andere geschikte wijze van bekendmaken
11. Vraag die vervolgens dus beantwoord dient te worden is of de manier van bekendmaken die verweerder heeft gekozen - het plaatsen van het besluit op Mijn Duo - een andere geschikte wijze van bekendmaken is.
12. De rechtbank is van oordeel dat het plaatsen op Mijn Duo een andere geschikte wijze van bekendmaken is zoals bedoeld in artikel 3:41, tweede lid, van de Awb. Weliswaar was het, zoals eiser ook heeft aangevoerd, beter geweest als er dan ook een e-mail notificatie was verzonden aan eiser, maar dat dit niet is gebeurd maakt niet dat het geen geschikte manier van bekendmaking is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder terecht heeft aangevoerd dat dit een zekerder manier van communiceren was dan via de adresgegevens die van eiser te raadplegen waren in de RNI gegevens, via de KvK of op internet met Google. Immers, de persoon die in het buitenland verblijft is niet gehouden zijn adresgegevens actueel te houden, reden waarom verweerder die manier minder betrouwbaar mocht achten. Daarbij kan in het midden worden gelaten of eiser Mijn Duo na het plaatsen van het besluit al dan niet heeft geraadpleegd.
13. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder het besluit op de juiste wijze bekend gemaakt. Eiser heeft daartegen op 4 mei 2019 bezwaar gemaakt, dit is buiten de termijn van zes weken. De door eiser genoemde omstandigheden maken de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, dus dit betekent dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond.
14. De overige gronden behoeven gelet op het vorenstaande geen bespreking. Aan een inhoudelijke beoordeling van het onderliggende geschil komt de rechtbank niet toe.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 maart door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
(de rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.De rechtbank wijst bij wijze van voorbeeld op de uitspraak van 29 januari 2014 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2014:215.