ECLI:NL:RBMNE:2020:1742
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
Op 30 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiseres, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, waarin de waarde van de woning was vastgesteld op € 337.000,- per 1 januari 2018. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 290.000,-. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat de taxatiematrix voldoende rekening hield met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van eiseres.
De rechtbank nam in haar overwegingen ook de aankoopprijs van de woning door eiseres in 2016 mee, maar concludeerde dat deze prijs te ver van de waardepeildatum lag om als reële onderbouwing te dienen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.