Op 22 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S.J.M. Jaasma, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, vertegenwoordigd door S.T. de Graaf. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een last onder bestuursdwang die aan verzoeker [verzoeker 1] was opgelegd voor het verwijderen van een derde woonwagen op hun perceel. De voorzieningenrechter heeft het verzoek deels toegewezen door de begunstigingstermijn te verlengen tot en met 29 april 2020, maar heeft het verzoek om voorlopige voorziening voor het overige afgewezen. Tevens is de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.050,- en het betaalde griffierecht van € 178,-. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een overtreding van het bestemmingsplan, aangezien er drie woonwagens op het perceel stonden terwijl er slechts twee waren toegestaan. Verzoekers stelden dat er concreet zicht op legalisatie was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet het geval was, omdat de gemeente niet bereid was om de derde woonwagen te legaliseren. Ook werd het beroep op het recht op betoging en het huisrecht van verzoeker [verzoeker 2] afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat de belangen van handhaving zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van verzoekers.