Overwegingen van de rechtbank
De onderbouwing van de terugvordering
8. In het terugvorderingsbesluit staat dat eiser over de periode van 3 januari 2005 tot en met 14 december 2015 € 55.942,39 bruto heeft ontvangen zonder dat hij daar recht op had. In het besluit wordt gesproken over een bijlage met een specificatie, maar die bijlage zit niet bij het besluit. Eiser heeft dat in bezwaar gezegd, maar daar is niet op gereageerd.
9. In beroep heeft de rechtbank de specificatie opgevraagd bij het UWV. Pas na ontvangst van de specificatie werd duidelijk dat de uitkering van eiser niet over de hele periode van 3 januari 2005 tot en met 14 december 2015 wordt teruggevorderd, maar alleen over de periodes van de detenties en de KvK-inschrijving van [naam eenmanszaak] . Op de zitting heeft de gemachtigde van het UWV erkend dat de specificatie eerder verstrekt had moeten worden.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV door het ontbreken van de specificatie het bedrag van de terugvordering niet deugdelijk onderbouwd. De beslissing op bezwaar is daarom, zeker nu in bezwaar al was aangevoerd dat de specificatie ontbreekt, in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet deugdelijk gemotiveerd. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal de beslissing op bezwaar vernietigen, voor zover daarin het bezwaar tegen het terugvorderingsbesluit ongegrond is verklaard.
11. Omdat de specificatie nu wel is verstrekt door het UWV, kan de beslissing op bezwaar alsnog inhoudelijk beoordeeld worden. De rechtbank beoordeelt in het vervolg van deze uitspraak of de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van de beslissing op bezwaar in stand kunnen blijven. Hiervoor moet de rechtbank bekijken of de beslissing op bezwaar inhoudelijk wel juist was. Als dit het geval is, kan de rechtbank besluiten dat het beroep wel gegrond is maar dat de inhoud van de beslissing op bezwaar toch blijft gelden.
De detentie in 2007 en 2008
12. Eiser heeft op de hoorzitting en tijdens de zitting bij de rechtbank verteld dat het UWV in maart 2007 al op de hoogte was van het feit dat hij in detentie zat. Volgens eiser zijn er toen twee handhavers van het UWV bij hem op bezoek geweest in de gevangenis, die hem vragen hebben gesteld over zijn echtscheiding. Zijn uitkering is toen gewoon doorbetaald. Eiser vindt het onterecht dat zijn uitkering nu over die periode helemaal wordt ingetrokken. Hij heeft niet zelf aan het UWV doorgegeven dat hij in detentie zat, maar het UWV wist er wel van en had zijn uitkering kunnen stopzetten.
13. De gemachtigde van het UWV heeft op de zitting hierop gereageerd en gezegd dat zij in de systemen van het UWV niets kan vinden over een bezoek door medewerkers van het UWV tijdens de detentie. Zonder een specifieke datum en met beperkte gegevens over het bezoek is niet verder na te gaan of er inderdaad medewerkers van het UWV in de gevangenis zijn geweest om eiser vragen te stellen. Gelet op de gestelde vragen over echtscheiding gaat het mogelijk om medewerkers van een andere overheidsinstantie.
14. Naar het oordeel van de rechtbank staat niet vast dat medewerkers van het UWV op de hoogte waren van de detentie. De enkele stelling van eiser zonder nadere onderbouwing vormt hiervoor onvoldoende bewijs. Wat eiser heeft verteld over het bezoek is ook niet specifiek genoeg om het nu achteraf nog te kunnen controleren. Eiser heeft toegegeven dat hij het UWV zelf niet op de hoogte heeft gesteld van de detentie. Eiser heeft hiermee niet voldaan aan zijn mededelingsplicht, zoals neergelegd in artikel 80 van de WAO. Het UWV heeft de uitkering tijdens de detentieperiode(s) daarom terecht op grond van artikel 43, vijfde lid, van de WAO ingetrokken en de onverschuldigde betaalde uitkering terecht op grond van artikel 57 van de WAO teruggevorderd. Er zijn geen dringende redenen op grond waarvan het UWV geheel of gedeeltelijk van terugvordering had moeten afzien. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Gelet op de specificatie van het UWV is in geschil of het UWV terecht het besluit tot toekenning van de WAO-uitkering van eiser over de periode van 25 februari 2013 tot en met 15 december 2015 (de periode van de KvK-inschrijving) heeft ingetrokken. Eiser zou zijn mededelingsplicht hebben geschonden door aan het UWV geen informatie te verstrekken over zijn inkomsten uit [naam eenmanszaak] . Daarnaast is in geschil of het UWV terecht de hierdoor onverschuldigd betaalde WAO-uitkering heeft teruggevorderd.
16. De intrekking van de besluiten tot toekenning en de terugvordering van de uitkering van eiser over de periode van de KvK-inschrijving van [naam eenmanszaak] is gebaseerd op artikel 36a, eerste lid, aanhef en onder d, van de WAO. In dat artikel staat dat het UWV een besluit tot toekenning van de uitkering intrekt of herziet als het niet of niet behoorlijk nakomen van een mededelingsplicht ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op uitkering bestaat. Op grond van artikel 80 van de WAO is eiser verplicht spoedig zelf alle feiten of omstandigheden aan het UWV te melden, waarvan het voor hem duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de hoogte van zijn uitkering.
17. Eiser voerde allereerst op de zitting aan dat hij wel heeft voldaan aan zijn mededelingsplicht. Hij heeft voordat hij is gestart met [naam eenmanszaak] verschillende keren met het UWV gebeld. Hij heeft gevraagd of hij naast zijn uitkering met een bedrijf mocht starten. De medewerkers van het UWV hebben volgens eiser toen verteld dat dit mag, en dat dan na vijf jaar beoordeeld wordt of hij nog recht heeft op een uitkering.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aan zijn mededelingsplicht (die is neergelegd in artikel 80 van de WAO) voldaan. Hij heeft in de telefoongesprekken kennelijk wel in het algemeen gezegd dat hij met een bedrijf wilde starten, maar toen hij daadwerkelijk is gestart met [naam eenmanszaak] heeft hij dat niet gemeld bij het UWV. Hij heeft vervolgens ook niet aan het UWV doorgegeven wat de inkomsten uit [naam eenmanszaak] waren. Dat had hij wel moeten doorgeven. Het zijn gegevens die van invloed kunnen zijn op (de hoogte van) zijn uitkering. Dit had eiser kunnen weten.
De inkomsten uit [naam eenmanszaak]
19. Eiser voert vervolgens aan dat wel vast te stellen is wat zijn inkomsten uit [naam eenmanszaak] waren. [naam eenmanszaak] was helemaal geen winstgevend bedrijf. Met name in 2015 zijn er door tegenvallers schulden ontstaan, die uiteindelijk ook hebben geleid tot de beslaglegging en het faillissement. Eiser wijst op de zitting op de gegevens van de Belastingdienst uit 2013 en op de stukken over het faillissement. Voor zover de gegevens over de inkomsten en uitgaven van [naam eenmanszaak] onvolledig zijn, is dat volgens eiser niet zijn schuld. Alle gegevens stonden op zijn laptop en na de beslaglegging kon hij daar niet meer bij.
20. Het UWV stelt zich op het standpunt dat het niet aannemelijk is dat eiser helemaal geen inkomsten van enige betekenis heeft gehad uit [naam eenmanszaak] . Eiser heeft in het verleden zelf verklaard dat hij veel geld geeft verdiend met [naam eenmanszaak] en dat wordt ondersteund door cash stortingen op zijn bankafschriften. [naam eenmanszaak] had bovendien meerdere werknemers in dienst. Het ontbreken van een goede boekhouding komt volgens het UWV voor risico van eiser.
21. De rechtbank stelt voorop dat de grondslag voor de intrekking en terugvordering over de periode van de KvK-inschrijving van [naam eenmanszaak] is dat het recht van eiser op een uitkering niet is vast te stellen, omdat niet vaststaat wat zijn inkomsten waren. De beroepsgronden van eiser die zijn gericht tegen dit deel van de terugvordering kunnen daarom alleen slagen, als wel vast komt te staan wat de inkomsten van eiser waren tijdens (een deel van) deze periode. Dat kan het geval zijn als vast te stellen is wat de hoogte van de inkomsten uit [naam eenmanszaak] was, of als duidelijk wordt dat er helemaal geen inkomsten waren. Of het de schuld van eiser is als de inkomsten niet vast te stellen zijn, is voor de beoordeling niet relevant.
22. Eiser stelt in deze procedure dat hij nooit inkomsten heeft gehad uit [naam eenmanszaak] . Hij heeft daar echter geen bewijs voor geleverd en ook niet aannemelijk gemaakt dat er helemaal geen geld in het bedrijf beschikbaar was. Dat had hij wel moeten doen, zeker nu hij tijdens het fraudeonderzoek heeft gezegd dat hij in de periode van dit bedrijf goed geld heeft verdiend wat hij steeds weer in de banden heeft geïnvesteerd en dat het bedrijf een periode heel goed heeft gelopen. Dat zijn inkomsten uit [naam eenmanszaak] nihil waren, staat dus niet vast.
23. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting gewezen op een bijlage bij een
e-mailwisseling (te vinden in bijlage 11 bij het rapport over het fraudeonderzoek) tussen een onderzoeker van het UWV en een medewerker van de Belastingdienst, waarin zou staan dat de inkomsten van [naam eenmanszaak] in 2013 €1.833,- waren. Het betreft een overzicht met gegevens over de omzetbelasting. In het overzicht staat bij 2013 dat voor ‘Leveringen en diensten hoog’ in het binnenland een bedrag van € 1.833,- is opgegeven en voor ‘Leveringen en diensten binnen de EU’ een bedrag van € 2.847,-. Voor 2014 en 2015 is er niets opgegeven.
24. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt niet dat het in dit overzicht gaat om de inkomsten van [naam eenmanszaak] . Eiser heeft van 1 januari 2013 tot 25 februari 2013 ook het bedrijf [naam eenmanszaak] Autobedrijf gehad en hij was ook betrokken bij bedrijven van anderen. Bovendien zit bij dezelfde e-mail ook een overzicht van de inkomensheffing. In zowel 2013, 2014 als 2015 heeft eiser helemaal geen aangifte gedaan van belastbare winst uit onderneming. Dat eiser in die drie jaren helemaal geen inkomsten heeft gehad uit [naam eenmanszaak] is echter niet aannemelijk.
25. Eiser heeft ook gewezen op de faillissementsstukken, waaruit blijkt dat [naam eenmanszaak] schulden heeft opgebouwd. Volgens eiser is daaruit af te leiden dat hij in 2015 helemaal geen inkomsten uit [naam eenmanszaak] kan hebben gehad. Dat zou zeker gelden voor de periode na de beslaglegging, want toen konden er ook geen leveringen meer uitgevoerd worden.
26. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de faillissementsstukken en uit de beslaglegging niet dat eiser in (de laatste maanden van) 2015 geen inkomsten uit [naam eenmanszaak] kan hebben gehad. Dat schulden niet worden betaald, wil nog niet zeggen dat er geen geld binnenkomt. Uit de faillissementsverslagen blijkt duidelijk dat voor de curator ook niet vast te stellen was welke inkomsten er waren. De beslaglegging ziet op het bedrijfspand en de inboedel, niet op de inkomsten van het bedrijf. Dat betekent dat er nog steeds betalingen konden binnenkomen voor leveringen van voor de beslaglegging.
27. De rechtbank concludeert dat niet vaststaat wat de inkomsten van eiser waren tijdens de KvK-inschrijving van [naam eenmanszaak] . Het UWV heeft het besluit tot toekenning van de WAO-uitkering over die periode terecht op grond van artikel 36a van de WAO ingetrokken. De hierdoor onverschuldigd betaalde uitkering van eiser tijdens die periode heeft het UWV daarom terecht op grond van artikel 57 van de WAO teruggevorderd. Er zijn geen dringende redenen op grond waarvan het UWV geheel of gedeeltelijk van terugvordering had moeten afzien.