RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2020 in de zaak tussen
[eiser]en anderen, allen wonend in [woonplaats] , eisers, (gemachtigde: D. Harting)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden, verweerder (het college)
(gemachtigde: mr. S. de Rijke).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Hofstede Batestein, te Woerden.
Inleiding
1. Aan de rand van het Brediuspark in Woerden staat de monumentale boerderij Hofstede Batestein . De Hofstede is in 2008 grotendeels afgebrand. Stichting Hofstede Batestein wil de Hofstede restaureren en er horeca in vestigen en heeft daarvoor bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd. [eiser] en de andere eisers (hierna: de buren) wonen (of zijn gevestigd) in de directe omgeving van de Hofstede.
2. Het college heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure toegepast. [eiser] en de buren hebben gezamenlijk een zienswijze ingediend tegen de gepubliceerde ontwerp-omgevingsvergunning.
3. In een besluit van 30 april 2019, gepubliceerd op 1 mei 2019, heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan Stichting Hofstede Batestein op het adres Kievitstraat 44 in Woerden voor de volgende activiteiten: het bouwen van een bouwwerk, gebruik in strijd met het bestemmingsplan en het veranderen van een rijksmonument. Aan de omgevingsvergunning is een aantal voorschriften verbonden, waaronder de volgende gebruiksvoorschriften: - Het pand mag worden gebruikt voor de functies daghoreca en restaurant zoals omschreven in de ruimtelijke ordening; - De horeca mag op zondag tot en met donderdag tot uiterlijk 23.00 uur open zijn en op vrijdag en zaterdag tot 24.00 uur en - Er mag op het terras geen versterkt stemgeluid of muziek ten gehore worden gebracht. Verder heeft het college in de omgevingsvergunning aandachtspunten opgesomd, waaronder dat bij de uitoefening van de horecafunctie rekening dient te worden gehouden met de waarde van het gebied, zodat gasten erop gewezen moeten worden in de avonduren de rustige parkomgeving te respecteren.
4. [eiser] en de buren hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 30 april 2019.
5. Het beroep is behandeld op de zitting van 17 januari 2020. [eiser] was daarbij aanwezig, bijgestaan door gemachtigde D. Harting. Namens het college was mr. S. de Rijke als gemachtigde aanwezig, samen met projectleider [A] . Stichting Hofstede Batestein werd vertegenwoordigd door voorzitter G.G.J. Lieverse .
De ontvankelijkheid van het beroep van de buren
6. [eiser] heeft tijdig een beroepschrift ingediend bij rechtbank. Onderaan dit beroepschrift staat ‘mede namens mijn buren’. Als bijlage bij het beroepschrift is de zienswijze met de handtekeningen van de buren toegevoegd. Op 5 december 2019 heeft [eiser] doorgegeven dat Harting als gemachtigde optreedt namens hem en de buren. Op 20 december 2019 heeft de rechtbank aangekondigd dat op de zitting aan de orde komt of de buren ontvankelijk zijn in hun beroep. Harting heeft vervolgens een aanvullend beroepschrift ingediend, met daarbij een overzicht met de buren die beroep instellen, voorzien van hun handtekeningen.
7. In artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat een beroepschrift de naam en het adres van de indiener moet bevatten. In vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling), de hoogste rechter in zaken over omgevingsvergunningen, is bepaald dat voor afloop van de beroepstermijn de identiteit van degene(n) namens wie beroep wordt ingesteld voor de rechtbank kenbaar moet zijn. Als de identiteit niet binnen de beroepstermijn kenbaar is, kan dat niet meer achteraf hersteld worden. Het beroep is dan niet-ontvankelijk.Dat moet de rechtbank ambtshalve toetsen.
8. De buren hebben aangevoerd dat uit de zienswijze met de bijbehorende machtiging, die als bijlage bij het beroepschrift is meegestuurd, duidelijk blijkt dat [eiser] hen heeft bedoeld met de zin ‘mede namens mijn buren’.
9. De Afdeling heeft over een soortgelijk geval geoordeeld.De Afdeling heeft toen beslist dat uit de omstandigheid dat de namen van bezwaarmakers in bijlagen bij een beroepschrift zijn vermeld, niet kan worden afgeleid dat al die personen ook beroep wilden instellen. De rechtbank vindt dat dit hier ook het geval is.
10. De beroepstermijn liep tot en met 13 juni 2019. Op dat moment was voor de rechtbank nog niet vast te stellen of alle indieners van de zienswijze ook daadwerkelijk beroep wilden instellen. Dat werd pas duidelijk na ontvangst van het handtekeningenoverzicht bij het aanvullend beroepschrift, ruim na afloop van de beroepstermijn. De rechtbank heeft daarom op de zitting beslist dat de buren niet-ontvankelijk zijn in hun beroep.
11. Het beroep van [eiser] is wel ontvankelijk. Dit beroep wordt door de rechtbank in het vervolg van deze uitspraak inhoudelijk beoordeeld.
Het geschil
12. [eiser] is het er niet mee eens dat de horeca op vrijdag en zaterdag tot 24.00 uur open mag blijven. Hij is bang voor overlast en wil dat wordt aangesloten bij de huidige openingstijden van het Brediuspark, namelijk tot 23.00 uur. Daarnaast is [eiser] het er niet mee eens dat er geen extra parkeerplekken aangelegd hoeven te worden. In het parkeeronderzoek is een meetperiode gebruikt die volgens hem niet representatief is. De extra parkeerbehoefte is op piekmomenten niet in de omgeving op te vangen. [eiser] vindt bovendien dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de effecten van de werkzaamheden en de horeca op het verkeer en op de natuur en het milieu.
13. De vergunninghouder heeft toegelicht dat de exploitant zich gaat richten op gasten die de locatie en de groene omgeving van het landgoed waarderen en van de rust willen genieten. Het is niet de bedoeling om van de Hofstede een uitgaansgelegenheid te maken. De vergunninghouder verwacht dat de exploitant met een sluitingstijd van 23.00 uur uit de voeten kan en dat de sluitingstijd van 24.00 uur slechts incidenteel aan de orde is.
14. Het college stelt zich op het standpunt dat de openingstijden op vrijdag en zaterdag niet zullen leiden tot extra overlast en dat de opening tot 24.00 uur nodig is vanwege de financiële haalbaarheid en de exploitatie van de horeca. Uit oogpunt van ruimtelijke ordening is er geen reden om een sluitingstijd van 24.00 uur slechts incidenteel toe te staan. Volgens het college voldoet de meetperiode in het parkeeronderzoek aan de regels. Het college vindt dat afdoende is onderbouwd dat het plan past binnen een goede ruimtelijke ordening.