ECLI:NL:RBMNE:2020:1434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
UTR 19/2345
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor restauratie en gebruik als horecagelegenheid van Hofstede Batestein in Woerden

Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak betreffende de omgevingsvergunning voor de restauratie en het gebruik van de monumentale boerderij Hofstede Batestein in Woerden als horecagelegenheid. De rechtbank heeft het beroep van de buren van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hun identiteit niet binnen de beroepstermijn kenbaar was gemaakt. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders de belangen van de omwonenden en de vergunninghouder zorgvuldig heeft afgewogen bij het verlenen van de omgevingsvergunning. De openingstijden van de horeca zijn vastgesteld op zondag tot en met donderdag tot 23.00 uur en op vrijdag en zaterdag tot 24.00 uur. De rechtbank heeft geen reden gezien om te oordelen dat de meetperiode van het parkeeronderzoek niet representatief was. Eiser heeft niet onderbouwd dat de openingstijden tot overlast zullen leiden en de rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser, die zich richtten op de openingstijden, parkeernormen en de effecten op verkeer en milieu, verworpen. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de relevante bestemmingsplannen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2345

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2020 in de zaak tussen

[eiser]en anderen, allen wonend in [woonplaats] , eisers, (gemachtigde: D. Harting)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden, verweerder (het college)
(gemachtigde: mr. S. de Rijke).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Hofstede Batestein, te Woerden.

Inleiding

1. Aan de rand van het Brediuspark in Woerden staat de monumentale boerderij Hofstede Batestein . De Hofstede is in 2008 grotendeels afgebrand. Stichting Hofstede Batestein wil de Hofstede restaureren en er horeca in vestigen en heeft daarvoor bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd. [eiser] en de andere eisers (hierna: de buren) wonen (of zijn gevestigd) in de directe omgeving van de Hofstede.
2. Het college heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure toegepast. [eiser] en de buren hebben gezamenlijk een zienswijze ingediend tegen de gepubliceerde ontwerp-omgevingsvergunning.
3. In een besluit van 30 april 2019, gepubliceerd op 1 mei 2019, heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan Stichting Hofstede Batestein op het adres Kievitstraat 44 in Woerden voor de volgende activiteiten: het bouwen van een bouwwerk, gebruik in strijd met het bestemmingsplan en het veranderen van een rijksmonument. Aan de omgevingsvergunning is een aantal voorschriften verbonden, waaronder de volgende gebruiksvoorschriften: - Het pand mag worden gebruikt voor de functies daghoreca en restaurant zoals omschreven in de ruimtelijke ordening; - De horeca mag op zondag tot en met donderdag tot uiterlijk 23.00 uur open zijn en op vrijdag en zaterdag tot 24.00 uur en - Er mag op het terras geen versterkt stemgeluid of muziek ten gehore worden gebracht. Verder heeft het college in de omgevingsvergunning aandachtspunten opgesomd, waaronder dat bij de uitoefening van de horecafunctie rekening dient te worden gehouden met de waarde van het gebied, zodat gasten erop gewezen moeten worden in de avonduren de rustige parkomgeving te respecteren.
4. [eiser] en de buren hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 30 april 2019.
5. Het beroep is behandeld op de zitting van 17 januari 2020. [eiser] was daarbij aanwezig, bijgestaan door gemachtigde D. Harting. Namens het college was mr. S. de Rijke als gemachtigde aanwezig, samen met projectleider [A] . Stichting Hofstede Batestein werd vertegenwoordigd door voorzitter G.G.J. Lieverse .

De ontvankelijkheid van het beroep van de buren

6. [eiser] heeft tijdig een beroepschrift ingediend bij rechtbank. Onderaan dit beroepschrift staat ‘mede namens mijn buren’. Als bijlage bij het beroepschrift is de zienswijze met de handtekeningen van de buren toegevoegd. Op 5 december 2019 heeft [eiser] doorgegeven dat Harting als gemachtigde optreedt namens hem en de buren. Op 20 december 2019 heeft de rechtbank aangekondigd dat op de zitting aan de orde komt of de buren ontvankelijk zijn in hun beroep. Harting heeft vervolgens een aanvullend beroepschrift ingediend, met daarbij een overzicht met de buren die beroep instellen, voorzien van hun handtekeningen.
7. In artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat een beroepschrift de naam en het adres van de indiener moet bevatten. In vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling), de hoogste rechter in zaken over omgevingsvergunningen, is bepaald dat voor afloop van de beroepstermijn de identiteit van degene(n) namens wie beroep wordt ingesteld voor de rechtbank kenbaar moet zijn. Als de identiteit niet binnen de beroepstermijn kenbaar is, kan dat niet meer achteraf hersteld worden. Het beroep is dan niet-ontvankelijk. [1] Dat moet de rechtbank ambtshalve toetsen.
8. De buren hebben aangevoerd dat uit de zienswijze met de bijbehorende machtiging, die als bijlage bij het beroepschrift is meegestuurd, duidelijk blijkt dat [eiser] hen heeft bedoeld met de zin ‘mede namens mijn buren’.
9. De Afdeling heeft over een soortgelijk geval geoordeeld. [2] De Afdeling heeft toen beslist dat uit de omstandigheid dat de namen van bezwaarmakers in bijlagen bij een beroepschrift zijn vermeld, niet kan worden afgeleid dat al die personen ook beroep wilden instellen. De rechtbank vindt dat dit hier ook het geval is.
10. De beroepstermijn liep tot en met 13 juni 2019. Op dat moment was voor de rechtbank nog niet vast te stellen of alle indieners van de zienswijze ook daadwerkelijk beroep wilden instellen. Dat werd pas duidelijk na ontvangst van het handtekeningenoverzicht bij het aanvullend beroepschrift, ruim na afloop van de beroepstermijn. De rechtbank heeft daarom op de zitting beslist dat de buren niet-ontvankelijk zijn in hun beroep.
11. Het beroep van [eiser] is wel ontvankelijk. Dit beroep wordt door de rechtbank in het vervolg van deze uitspraak inhoudelijk beoordeeld.

Het geschil

12. [eiser] is het er niet mee eens dat de horeca op vrijdag en zaterdag tot 24.00 uur open mag blijven. Hij is bang voor overlast en wil dat wordt aangesloten bij de huidige openingstijden van het Brediuspark, namelijk tot 23.00 uur. Daarnaast is [eiser] het er niet mee eens dat er geen extra parkeerplekken aangelegd hoeven te worden. In het parkeeronderzoek is een meetperiode gebruikt die volgens hem niet representatief is. De extra parkeerbehoefte is op piekmomenten niet in de omgeving op te vangen. [eiser] vindt bovendien dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de effecten van de werkzaamheden en de horeca op het verkeer en op de natuur en het milieu.
13. De vergunninghouder heeft toegelicht dat de exploitant zich gaat richten op gasten die de locatie en de groene omgeving van het landgoed waarderen en van de rust willen genieten. Het is niet de bedoeling om van de Hofstede een uitgaansgelegenheid te maken. De vergunninghouder verwacht dat de exploitant met een sluitingstijd van 23.00 uur uit de voeten kan en dat de sluitingstijd van 24.00 uur slechts incidenteel aan de orde is.
14. Het college stelt zich op het standpunt dat de openingstijden op vrijdag en zaterdag niet zullen leiden tot extra overlast en dat de opening tot 24.00 uur nodig is vanwege de financiële haalbaarheid en de exploitatie van de horeca. Uit oogpunt van ruimtelijke ordening is er geen reden om een sluitingstijd van 24.00 uur slechts incidenteel toe te staan. Volgens het college voldoet de meetperiode in het parkeeronderzoek aan de regels. Het college vindt dat afdoende is onderbouwd dat het plan past binnen een goede ruimtelijke ordening.

De beoordeling van de beroepsgronden

15. De beroepsgronden richten zich op de openingstijden van de horeca, de parkeernormen en het onderzoek naar de effecten van het plan. Deze gronden zijn allemaal gerelateerd aan de activiteit ‘gebruik in strijd met het bestemmingsplan’ van de omgevingsvergunning.
Het gebruik als horecavoorziening is vergund met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, negende lid, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (de zogeheten kruimelgevallenlijst). Voor het afwijken van de parkeernormen heeft het college op basis van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wabo toepassing gegeven aan de afwijkingsmogelijkheid van artikel 4.3 binnen het geldende paraplu-bestemmingsplan ‘Parkeernormen’.
In artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo is bepaald dat een omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met een bestemmingsplan alleen kan worden verleend als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft daarbij beleidsruimte om een belangenafweging te maken. Dat betekent dat het college de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank moet die keuze terughoudend toetsen. De rechtbank moet dus toetsen of het college bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. [3]
De openingstijden van het park
16. Aan de vergunning is als voorschrift verbonden dat de sluitingstijd voor de horeca op zondag tot en met donderdag 23.00 uur is en op vrijdag en zaterdag 24.00 uur. De Hofstede ligt aan de rand van het Brediuspark. Na 23.00 uur mogen er geen bezoekers meer in het park komen.
17. [eiser] wil dat de sluitingstijden voor de horeca aansluiten bij de openingstijden van het park. De grens van 23.00 uur is juist in goed overleg met de omwonenden bepaald. [eiser] is bang voor extra overlast. Niet alleen omdat dan de bezoekers van de horecagelegenheid tot 24.00 uur nog door het park lopen. Maar ook omdat handhavers niet weten wie er uit de horecagelegenheid komt en dus ook niet kunnen ingrijpen als er na 23.00 uur nog jongeren in het park rondhangen. Het belang van het de horecavoorziening weegt daar volgens hem niet tegenop.
18. Het college verwacht geen extra overlast doordat de horecagelegenheid op vrijdag en zaterdag tot 24.00 uur open mag blijven. Het college heeft op de zitting toegelicht dat navraag is gedaan bij de buitengewoon opsporingsambtenaar. Die heeft gezegd dat de overlast met name wordt veroorzaakt door hangjongeren die juist net buiten het park hangplekken hebben. Het college heeft verder toegelicht dat op borden bij het park de openingstijden van het park zijn vermeld. Het park wordt niet buiten openingstijden afgesloten. Het college verwacht echter dat het opknappen en weer in gebruik nemen van de Hofstede het park juist minder aantrekkelijk zal maken voor hangjongeren. Naar aanleiding van de zienswijze van omwonenden zijn de openingstijden van de horeca beperkt door middel van het voorschrift, dat aan de vergunning is verbonden. Het college ziet geen reden om de exploitatiemogelijkheden nog verder te beperken.
19. Het college heeft ook nog gewezen op een plan om een nieuwe toegangsweg te maken, zodat de bezoekers niet meer door het park heen hoeven. De nieuwe toegangsweg is geen onderdeel van deze vergunning. Bij de beoordeling kan de rechtbank daar daarom geen rekening mee houden. De rechtbank laat wat [eiser] hierover heeft aangevoerd dan ook buiten beschouwing.
20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de belangen zorgvuldig, voldoende kenbaar en evenwichtig afgewogen. Er is rekening gehouden met het belang van de omwonenden door na de zienswijze tegen de ontwerp-omgevingsvergunning alsnog voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden waarin de openingstijden van de horecagelegenheid vastgelegd worden en versterkt stemgeluid en muziek op het terras niet toegestaan is. [eiser] heeft niet onderbouwd dat opening op vrijdag en zaterdag tot 24.00 uur leidt tot onaanvaardbare overlast. Voor wat betreft de vrees van [eiser] voor extra overlast door hangjongeren is dat, voor zover dat in strijd met de openbare orde gebeurt, een kwestie van handhaving. De rechtbank acht het daarbij niet ondenkbaar dat de horecafunctie, die aansluit op de omgeving, een positief effect kan hebben op het gebruik in en rondom het park. Het college heeft ook rekening gehouden met de belangen van de vergunninghouder en de toekomstige exploitant om de restauratie en de horecavoorziening financieel en praktisch haalbaar te maken. In de aandachtspunten van de omgevingsvergunning heeft het college wel benadrukt dat bij de uitoefening van de horecafunctie de rust moet worden gewaarborgd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid het voorschrift over de openingstijden aan de omgevingsvergunning kunnen verbinden, op de wijze zoals hij heeft gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Het parkeeronderzoek
21. In het paraplu-bestemmingsplan ‘Parkeernormen’ is bepaald dat in principe moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. In artikel 4.3.1 staat dat het college bij omgevingsvergunning kan toestaan dat de parkeergelegenheid niet op eigen terrein wordt gerealiseerd. Dan moet wel worden voldaan aan de voorwaarden in de ‘Nota parkeernormen gemeente Woerden’. Eén van die voorwaarden is dat er een parkeeronderzoek uitgevoerd moet worden. In dit geval zijn er metingen uitgevoerd op verschillende dagen in de maand juni 2018. De conclusie van het parkeeronderzoek is dat er voldoende restcapaciteit is in de openbare ruimte in de omgeving van de Hofstede om de extra parkeervraag op te vangen.
22. Volgens [eiser] is de gebruikte meetperiode niet representatief. In juni zijn er op de nabijgelegen middelbare school minder leerlingen en leraren, omdat het eindexamen dan al afgelopen is en voor de andere leerlingen de toetsperiode begint. Voor de clubs die gebruikmaken van het Brediushonk, dat eveneens aan de rand van het Brediuspark ligt, loopt het seizoen af. Ook is er in juni op sommige dagen een parkeerverbod in verband met wandeltochten. In de rest van het jaar wordt er in de omgeving meer geparkeerd en is er vaak helemaal geen parkeerplek meer over. Dat geldt zeker op de piekmomenten, als er een ouderavond is op de school bijvoorbeeld, of een wedstrijd bij het Brediushonk. De extra parkeervraag kan dus niet opgevangen worden in de buurt. Het parkeeronderzoek had volgens [eiser] niet ten grondslag gelegd mogen worden aan de vergunning.
23. Het college stelt zich op het standpunt dat de meetperiode wel representatief is. De metingen hebben plaatsgevonden buiten de schoolvakantie. Het meeste horecabezoek zal bovendien plaatsvinden in de avond en in de weekenden, buiten de schooltijden. Er is niet gemeten op de momenten dat er een parkeerverbod was. Bij de beoordeling van de parkeerbezetting gaat het niet om de bijzondere piekmomenten, maar om de bezetting tijdens gewone werkdagen en in het weekend.
24. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college het parkeeronderzoek ten grondslag leggen aan de vergunningverlening. In de ‘Nota parkeernormen gemeente Woerden’ is als enige vereiste voor de periode opgenomen dat de metingen niet in een vakantieperiode uitgevoerd mogen worden. Daar wordt aan voldaan: de metingen zijn uitgevoerd buiten de schoolvakantie. Dat de meetperiode niet representatief is, heeft [eiser] wel gesteld, maar niet onderbouwd. Hij heeft niet met stukken of gegevens onderbouwd dat er in juni (en specifiek op de dagen van de metingen) daadwerkelijk minder auto’s in de omgeving geparkeerd waren. Hij heeft geen tegenonderzoek ingediend waaruit dat blijkt. De rechtbank ziet daarom in wat [eiser] heeft aangevoerd geen reden om te oordelen dat de meetperiode niet representatief was. Het college heeft zich op grond van het parkeeronderzoek dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de extra parkeerdruk in de openbare ruimte in de omgeving van de Hofstede opgevangen kan worden en dat de parkeerdruk als gevolg van de omgevingsvergunning aanvaardbaar is. De beroepsgrond slaagt niet.
De ruimtelijke onderbouwing
25. [eiser] vindt dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de effecten van de werkzaamheden en de horeca op de verkeersbewegingen en op de natuur en het milieu.
26. Aan de vergunningverlening ligt een ruimtelijke onderbouwing ten grondslag. In hoofdstuk 5 van deze onderbouwing wordt op allerlei omgevingsaspecten ingegaan. Daarbij is ook gekeken naar verkeersbewegingen, natuur en milieu. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de ruimtelijke effecten voldoende onderbouwd. [eiser] heeft geen specifieke gronden aangevoerd tegen de inhoud van de onderbouwing en hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat wat daarin staat niet klopt. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
26. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, dus van oordeel dat het college voor het afwijken van de parkeernormen in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 4.3 van de planregels in het paraplu-bestemmingsplan en de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen onder de voorwaarde dat de sluitingstijd voor de horeca op zondag tot en met donderdag 23.00 uur is en op vrijdag en zaterdag 24.00 uur.
27. Het beroep van [eiser] is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van [eiser] ongegrond;
- verklaart het beroep van de overige eisers niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 10 april 2020 gedaan door mr. N.M.H. van Ek, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie onder meer in de uitspraak van de Afdeling van16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:681).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2031).
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 1 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2583).