ECLI:NL:RBMNE:2020:1430

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
16/18/661189-15; 18/661503-15 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging, mishandeling en belediging van meerdere slachtoffers door verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van zijn behandelend arts en aan bedreiging, mishandeling en belediging van een tweede slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte op basis van de tenlastelegging en het bewijs dat tijdens de zittingen is gepresenteerd, veroordeeld voor de feiten die zich hebben voorgedaan tussen februari en april 2015. De verdachte heeft op verschillende momenten bedreigingen geuit tegen meerdere slachtoffers, waaronder zijn behandelend arts en een maatschappelijk werker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 16 februari 2015 schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van zijn behandelend arts, en op 10 april 2015 aan mishandeling en bedreiging van een maatschappelijk werker. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 dagen, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/661189-15; 18/661503-15 (
ttz. gev.)
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van 6 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te PPC Scheveningen – Scheveningen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 mei 2015, 22 juli 2015, 28 oktober 2015, 15 juni 2016, 2 maart 2016, 5 oktober 2016, 18 januari 2017 en 23 januari 2020. Op laatstgenoemde datum vond de inhoudelijke behandeling plaats.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L. Linssen en van hetgeen mr. J. Dassen, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De verdenking tegen de verdachte is opgenomen in de tenlastelegging. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
18/661189-15
Op 16 februari 2015 te Utrecht [slachtoffer 1] , zijn behandelend arts binnen [instelling 1] , heeft bedreigd met enige misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling.
18/661503-15
feit 1: op 18 maart 2015 te Utrecht [slachtoffer 2] telefonisch heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling;
feit 2: op 18 maart 2015 te Utrecht (een persoon met aangiftenummer) [nummer] telefonisch heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling en/of verkrachting;
feit 3: op 9 april 2015 te Utrecht [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling;
feit 4: op 10 april 2015 te Amsterdam [slachtoffer 4] heeft mishandeld;
feit 5: op 10 april 2015 te Amsterdam [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht althans zware mishandeling;
feit 6: op 10 april 2015 te Amsterdam [slachtoffer 4] heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat per feit genomen niet voor alle feiten voldoende bewijs in het dossier aanwezig is, echter indien de feiten in samenhang bezien worden er wel tot een bewezenverklaring van alle feiten zou kunnen worden gekomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 18/661503-15, feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe bepleit dat zich onvoldoende bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring te komen, en er geen sprake is van een zogenaamde modus operandi om te voldoen aan de eisen van een schakelbewijsconstructie zoals door de officier van justitie geschetst. Ten aanzien van het feit ten laste gelegd onder parketnummer 18/661189-15 en de feiten 4, 5 en 6 ten laste gelegd onder parketnummer 18/661503-15 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, gezien het bewijs in het dossier waaronder de verklaring van verdachte, de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak parketnummer 18/661503-15, feit 1, 2 en 3
De rechtbank is van oordeel, met de raadsman, dat op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen de onder parketnummer 18/661503-15 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van de officier van justitie dat een bewezenverklaring voor alle feiten kan volgen op basis van de samenhang tussen de verschillende feiten niet kan worden gevolgd. De rechtbank overweegt hiertoe dat zo een dergelijke situatie dat de bewijsmiddelen steun in elkaar vinden ten aanzien van daartoe redengevende feiten en omstandigheden (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) zich hier niet voordoet. De rechtbank zal verdachte dan ook van de bovengenoemde feiten vrijspreken.
4.3.2.
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder parketnummer 18/661189-15 en het onder parketnummer 18/661503-15 onder feit 4, 5 en 6 tenlastegelegde. Indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit vonnis gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
18/661189-15
op 16 februari 2015 te Utrecht, [slachtoffer 1] (zijnde zijn behandelend arts binnen [instelling 1] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers is/heeft verdachte opzettelijk
- dreigend opgesprongen in de richting van die op een stoel zittende [slachtoffer 1] en met gebalde vuisten in de richting van die [slachtoffer 1] gelopen en vlak voor die [slachtoffer 1] gaan staan en zijn, verdachtes, armen omhoog geheven en gehouden, en
- (nadat hij, verdachte door de verpleegkundigen naar de separeerruimte was gebracht) hoorbaar voor die [slachtoffer 1] geroepen, althans gezegd: "Als hij morgen weer komt sla ik hem dood" en "als ik hem buiten tegenkom sla ik hem dood".
18/661503-15
4
op 10 april 2015 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] pijn heeft ondervonden;
5
op 10 april 2015 te Amsterdam [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
"je kankermoeder, ik maak je af" en
"laat me los, dan gaan we vechten als man tegen man",
en
indirect (middels de intercom van zijn kamer aan [A] ) voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
"Als ik [slachtoffer 4] zie, steek ik hem dood" en
"dit is nog niet afgelopen, laat ze maar terugkomen dan pak ik ze nog een keer maar dan harder";
6
op 10 april 2015 te Amsterdam, opzettelijk beledigend [slachtoffer 4] , in het gezicht heeft gespuugd;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak 18/661189-15 en zaak 16/661503-15 onder feit 5 bewezen verklaarde levert
telkensvolgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in zaak 16/661503-15 onder feit 4 bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling.
Het in zaak 16/661503-15 onder feit 6 bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
eenvoudige belediging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Subsidiair heeft de officier van justitie, rekening houdend met artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr), gevorderd dat aan verdachte een straf gelijk aan zijn voorarrest wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het primaire standpunt van de officier van justitie en verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. De raadsman heeft betoogd dat de redelijke termijn is overschreden en hierin rekening moet worden gehouden in de strafoplegging. Ook in het subsidiaire standpunt van de officier van justitie, een straf gelijk aan het voorarrest, kan de raadsman zich vinden. De raadsman heeft aangevoerd dat aan verdachte in Duitsland een straf is opgelegd, die in Nederland is omgezet naar een langdurige, ongemaximeerde, TBS-maatregel waar hij binnenkort mee zal te starten. Het is, gezien de omstandigheden wenselijk om de onderhavige zaken af te doen zonder deze maatregel te doorkruisen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] , zijn behandelend arts bij [instelling 1] , en bedreiging van [slachtoffer 4] . Daarnaast heeft verdachte de heer [slachtoffer 4] , maatschappelijk werker bij [instelling 2] Amsterdam, mishandeld en beledigd. Het gewelddadige en bedreigende gedrag van verdachte is alleen gestopt door het adequate ingrijpen van de medewerkers van [instelling 1] en [instelling 2] , en uit de verklaringen van aangevers blijkt dat verdachte een zeer beangstigende en bedreigende situatie heeft doen ontstaan voor de aangevers en de verdere aanwezige medewerkers. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 12 december 2019 is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waarbij de laatste veroordeling dateert van 21 januari 2015. Dit neemt de rechtbank verdachte in het nadeel van verdachte mee.
Strafoplegging
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven en rekening houdend met de ernst van het bewezen verklaarde, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
De raadsman heeft aangevoerd dat bij de afhandeling van deze zaak de redelijke termijn is overschreden en daarnaast artikel 63 Sr van toepassing is. Als uitgangspunt heeft in de onderhavige zaken te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De redelijke termijn is aangevangen op de dag van het verhoor van verdachte, te weten op 17 februari 2015. Het vonnis is uitgesproken op 6 februari 2020. De procedure heeft in haar geheel beschouwd iets meer dan vijf jaren geduurd. Deze vertraging in het proces is met name ontstaan doordat verdachte in Duitsland was gedetineerd en bij de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak aanwezig wilde zijn. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding zal moeten worden verdisconteerd in de hierna te vermelden op te leggen straf.
De rechtbank constateert dat sprake is van een buitengewoon lang tijdsverloop vanaf de start van het onderzoek tot aan de veroordeling. Hoewel dit gedeeltelijk aan de detentie van verdachte in Duitsland is te wijten, staat vast dat de feiten van (zeer) lang geleden dateren. De rechtbank constateert dat sprake is van een latere veroordeling in Duitsland, zodat artikel 63 Sr formeel niet van toepassing is (vlg. HR 6 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:306). De omstandigheid dat verdachte in Duitsland is veroordeeld, welke veroordeling nu in Nederland wordt ten uitvoer gelegd als een maatregel tbs met dwangverpleging, weegt de rechtbank uiteraard wel mee, in die zin dat de rechtbank het onwenselijk acht dat een tenuitvoerlegging van straf in onderhavige zaak de tbs-behandeling zou doorkruisen.
De rechtbank heeft de mogelijkheid van het toepassen van artikel 9a Sr overwogen. Hoewel een recente rapportage ontbreekt, zowel van een gedragsdeskundige als van de reclassering, worden de feiten ontegenzeggelijk gekleurd door de psychiatrische problematiek van verdachte. Dat deze problematiek al langere tijd aanwezig is blijkt uit de eerdere onderzoeken naar de persoon van verdachte, en zijn eerdere (klinische) opnames in verschillende instellingen. De rechtbank is alles meewegend echter van oordeel dat de voornoemde omstandigheden, gekeken naar de ernst van de feiten, niet kunnen leiden tot de conclusie dat kan worden volstaan met een enkele schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de raadsman verzocht. De ernstige inbreuk op de integriteit van de slachtoffers en het feit dat verdachte met zijn handelen juist zijn hulpverleners heeft getroffen, neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
In voornoemd tijdsverloop en rekening houdend met de opgelegde tbs-maatregel naar aanleiding van een Duits vonnis, ziet de rechtbank aanleiding te kiezen voor de strafmodaliteit van een kortdurende gevangenisstraf gelijk aan de reeds doorgebrachte voorlopige hechtenis.
Alles afwegende acht de rechtbank, een gevangenisstraf voor de duur van 19 dagen passend en geboden. De tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis zal in mindering worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen vrijheidsstraf.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 266, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 18/61503-15 ten aanzien van feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 18/661189-15 en het onder parketnummer 18/61503-15 ten aanzien van feit 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
19 dagen,waarbij de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs. G. Perrick en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2020.
Mr. J.A. Spee is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 18/661189-15
hij op of omstreeks 16 februari 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] (zijnde zijn behandelend arts binnen [instelling 1] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte opzettelijk
- dreigend opgesprongen in de richting van die op een stoel zittende [slachtoffer 1] en/of met gebalde vuisten in de richting van die [slachtoffer 1] gelopen en/of vlak voor die [slachtoffer 1] gaan staan en/of zijn, verdachtes, arm(en) omhoog geheven en/of gehouden, althans geprobeerd zijn arm(en) omhoog te heffen en/of
- ( nadat hij, verdachte door de verpleegkundigen naar de separeerruimte was gebracht) hoorbaar voor die [slachtoffer 1] geroepen, althans gezegd: "Als hij morgen weer komt sla ik hem dood" en/of "als ik hem buiten tegenkom sla ik hem dood",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Zaak met parketnummer 18/661503-15
1.
hij op of omstreeks 18 maart 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde de [slachtoffer 2] (telefonische) dreigend de woorden toegevoegd:
"ja ik weet je wel te vinden, maar ik ga eerst je moeder haar hoofd eraf snijden. als die nog leeft ten minste" en/of
"en daarna ga ik jouw kop eraf snijden en ik ga je kapot maken" en/of
"Jij bent toch [slachtoffer 2] ? Ik weet je te vinden, reken daar maar op",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 maart 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [nummer] (zijnde een persoon die aangifte onder nummer [nummer] wenst te doen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
en/of
heeft bedreigd met verkrachting,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [nummer] (telefonisch) dreigend de woorden toegevoegd:
"jij wilt graag een pooier he" en/of
"ik ga je in je kont neuken" en/of
"ik ga je pakken, ik ga je verkrachten" en/of
"ik ga je in Amersfoort opzoeken in je huis en/of
"ik pak je dan in de nacht" en/of
"ik neuk je moeder" en/of
"ik ga je afmaken" en/of
"jij gaat bang worden, vooral jij" en/of
"ik vind je zo in Amersfoort" en/of
"Doe maar aangifte, ik kom alsnog en ik pak je",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 09 april 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"als ik die rotkop van je zie trek ik die neuspiercing eruit en spuug ik in je gezicht",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 10 april 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 10 april 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
"je kankermoeder, ik maak je af" en/of
"laat me los, dan gaan we vechten als man tegen man",
Althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
indirect (middels de intercom van zijn kamer aan [A] ) voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
"Als ik [slachtoffer 4] zie, steek ik hem dood" en/of
"dit is nog niet afgelopen, laat ze maar terugkomen dan pak ik ze nog een keer maar dan harder";
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 10 april 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk beledigend [slachtoffer 4] , in het gezicht heeft gespuugd;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht