ECLI:NL:RBMNE:2020:1066

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
16/295167-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling van politieagent en barman tijdens vechtpartij in café

Op 23 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 19-jarige man, die op 8 december 2019 betrokken was bij een vechtpartij in café ‘t Bonte Paard in Laren. De verdachte, die dronken was, sloeg de barman toen deze hem weigerde meer drank te geven. Toen de politie arriveerde, keerde het geweld zich tegen de agenten. De verdachte heeft een politieagent, hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland, meermalen tegen het hoofd geslagen en getrapt. De agent raakte hierdoor ernstig gewond en liep blijvende schade op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de agent, gezien de aard en de kracht van de aanvallen. Ondanks het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen, besloot de rechtbank dat de verdachte als volwassene moest worden berecht, gezien zijn verantwoordelijkheden als ondernemer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte ook een schadevergoeding van € 6.258,20 aan de benadeelde partij moest betalen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/295167-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte, zijn raadsvrouw mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, mr. B.W. Newitt, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. primair:
op of omstreeks 8 december 2019 in Laren heeft geprobeerd [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) opzettelijk te doden;
1. subsidiair:
op of omstreeks 8 december 2019 in Laren heeft geprobeerd [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
2.
op of omstreeks 8 december 2019 in Laren [slachtoffer 2] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde en heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van opzet, in welke vorm ook, op de dood van aangever. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben hoofdagent van politie Midden-Nederland. Ik was op 8 december 2019 werkzaam in de noodhulp toezichtdienst en in uniform gekleed. We kregen een melding. De melding was een vechtpartij bij het [café] in [woonplaats] . [2]
Ik weet dat ik op een gegeven moment voorovergebogen stond en dat ik op dat moment een harde trap of klap tegen de linkerzijde van mijn hoofd kreeg. De trap of klap kwam hard aan en deed ook veel pijn. Ik voelde mij gedesoriënteerd, duizelig en mijn waarnemingen namen af. Met waarnemingen bedoel ik het zien en horen.
Ik stond eerst gehurkt en door de trap of klap viel ik op mijn rug. Vervolgens belande ik in een soort nisje. Vervolgens werd ik van dichtbij meerdere malen geslagen tegen mijn gezicht, mijn rechterzijde van mijn hoofd en mijn linkerzijde van mijn hoofd. Dit ging met veel kracht en het veroorzaakte ook veel pijn. Ik weet mij te herinneren toen ik de linker vuistslag voelde, ik een lichtflits zag. Ik had het gevoel dat ik bewusteloos ging raken.
Ik zag dat mijn belager door bleef gaan.[…]
Ik ben bewusteloos geraakt en was erg verward en gedesoriënteerd. Achteraf heb ik hier een hersenschudding, letsel aan mijn neus, rechterkaak c.q. wang, pijn aan mijn linkerslaap en een stijve nek aan over gehouden. [3]
[getuige] is op 10 december 2019 gehoord als getuige. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was zondagavond bij [café] . Ik ken [verdachte] nog van vroeger. Ik zag dat de mannelijke agent op zijn knieën zat en de vader van [verdachte] in bedwang hield. Ik zag vervolgens dat [verdachte] met zijn rechterbeen een zwaaiende beweging maakte naar het gezicht van de mannelijke politieagent. Ik zag dat de agent hierbij in het gezicht werd geraakt. Ik zag vervolgens dat de agent aangeslagen was. Ik zag namelijk dat hij draaide met zijn ogen en echt moest bij komen. Ik dacht echt dat hij een breuk in zijn schedel moest hebben. Ik zag vervolgens dat de vrouwelijke agente [verdachte] probeerde tegen te houden en zijn armen vast had. Ik zag vervolgens dat [verdachte] los kwam en de agent nogmaals met zijn rechterbeen in het gezicht trapte. Ik zag vervolgens dat de agent bloed op zijn gezicht had. Ik denk dat de agent zelfs even knock out is gegaan.
Ik heb achteraf nog veel bloed zien liggen in het schuurtje, dat moet van de agent zijn. [4]
Verbalisant [verbalisant] heeft de bij genoemd café aanwezige camerabeelden bekeken en onder meer het volgende gerelateerd:
De eerste politie eenheid komt ter plaatse, bestaande uit politieagent [slachtoffer 1] en politieagente [politieagente] . [5]
Door de politie wordt getracht de vechtende partijen uit elkaar te halen. [6]
Ondanks dat politieagente [politieagente] verdachte [verdachte] tegen houdt schopt hij met een zijwaartse trap met zijn rechtervoet tegen het gezicht van politieagent [slachtoffer 1] . Deze stond op dat moment nog gebogen boven verdachte [medeverdachte] .
Meteen na de schop in zijn gezicht, valt politieagent [slachtoffer 1] achterover op de grond. Politieagente [politieagente] duwt verdachte [verdachte] bij haar collega vandaan. [7]
De oude NN-man ondersteunt politieagent [slachtoffer 1] welke enkele seconden versuft op de grond blijft liggen. Politieagente [politieagente] duwt de verdachte [verdachte] steeds verder bij haar gewonde collega vandaan. Verdachte [verdachte] laat zich echter niet tegenhouden door politieagente [politieagente] . Hij loopt om haar heen richting politieagent [slachtoffer 1] die nog steeds versuft op de grond ligt en ondersteund wordt door de oude NN-man. [8]
Verdachte [verdachte] duwt politieagente [politieagente] van zich af en stormt op de op de grond liggende politieagent [slachtoffer 1] af. 10 seconden na de eerste trap, trapt verdachte [verdachte] nogmaals met kracht, met zijn rechtervoet, tegen het gezicht aan van politieagent [slachtoffer 1] die nog steeds versuft op de grond ligt. [9]
Politieagent [slachtoffer 1] gaat direct met zijn handen naar zijn gezicht. Politieagente [politieagente] trekt verdachte [verdachte] omver richting de grond. Politieagent [slachtoffer 1] blijft gewond op de grond zitten. Politieagente [politieagente] tracht verdachte [verdachte] aan te houden. [10]
Het lukt politieagente [politieagente] niet om verdachte [verdachte] aan te houden. Hij neemt een gevechtshouding tegenover haar aan. De oude NN-man heeft politieagent [slachtoffer 1] overeind geholpen en geleid hem naar een opslaghok. Verdachte [verdachte] beweegt zich in de richting van politieagent [slachtoffer 1] . Verdachte [verdachte] houdt zijn gevechtshouding richting politieagente [politieagente] welke hem aanroept. [11]
Plotseling richt verdachte [verdachte] zijn aandacht weer op politieagent [slachtoffer 1] .
De oude NN-man probeert verdachte [verdachte] nog tegen te houden, maar de verdachte stormt op politieagent [slachtoffer 1] af. [12]
Met een trap richting politieagente [politieagente] probeert verdachte [verdachte] de politieagente tegen te houden. Ook de oude NN-man probeert verdachte [verdachte] tegen te houden.
Het lukt niet om verdachte [verdachte] tegen te houden en hij stormt op politieagent [slachtoffer 1] af welke in het opslaghok in het nauw gedreven zit. Te zien is dat verdachte [verdachte] met zijn rechterarm een vuistslag geeft richting het hoofd van politieagent [slachtoffer 1] . [13]
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 8 december 2019, was ik aan het werk. Ik zei dat hij bij ons ook geen drank meer kreeg. Meteen nadat ik hem dit had verteld, gaf de man mij met kracht een vuistslag in mijn
gezicht. Ik voelde direct pijn aan mijn kaak. [14]
De neergeschoten persoon betrof dezelfde man die mij als eerste sloeg.
Deze man die mij geslagen heeft kan ik als volgt omschrijven:
Jongen, licht getint uiterlijk. ongeveer 20 jaar oud. [15]
[getuige] is op 10 december 2019 gehoord als getuige. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was zondagavond bij [café] . Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei: “Ik schenk niet meer”. Op dat moment zag ik meteen dat [verdachte] met zijn vuist een klap op het gezicht van [slachtoffer 2] gaf. [16]
Verbalisant [verbalisant] heeft de bij genoemd café aanwezige camerabeelden bekeken en onder meer het volgende gerelateerd:
Op 8 december staat verdachte [verdachte] nabij de ingang van café [café] in gesprek met barman/aangever [slachtoffer 2] .
Verdachte [verdachte] geeft barman/aangever [slachtoffer 2] een klap in zijn gezicht. [17]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De vastgestelde handelingen ten aanzien van [slachtoffer 1]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte twee keer met geschoeide voet met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft getrapt. Bij de eerste zijwaartse trap was
[slachtoffer 1] geknield en voorover gebogen. Hij is door de trap van verdachte achterover op de grond gevallen. Tien seconden na de eerste trap, trapt verdachte
[slachtoffer 1] nogmaals tegen het gezicht, die op dat moment nog steeds versuft op de grond ligt. Nadat [slachtoffer 1] door een omstander naar een opslaghok getrokken wordt, beweegt verdachte zich wederom in de richting van [slachtoffer 1] en maakt daarbij een slaande beweging met de vuist richting [slachtoffer 1] .
(
Voorwaardelijk) opzet op de dood
Door de verdediging is betwist dat verdachte opzet, in welke vorm dan ook, had op het doden van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft immers verklaard dat, hoewel hij zich niets van het voorval kan herinneren, het niet in zijn aard ligt om iemand pijn te doen, laat staan, iemand om het leven te brengen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het geweld dat verdachte heeft toegepast tegen [slachtoffer 1] onder meer bestond uit het meermalen met kracht trappen/schoppen en slaan/stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . Nu uit het dossier niet volgt dat verdachte het zogeheten volle opzet had om [slachtoffer 1] letsel toe te brengen - hij zegt zich het voorval niet te kunnen herinneren - moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] .
Het beoordelingskader
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich bewust is van de aanmerkelijke kans dat het onderhavige gevolg zou intreden en dat hij die kans willens en wetens heeft aanvaard. Daarvoor is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans tijdens de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet kan worden afgeleid uit de verklaring van verdachte zelf of van de feitelijke omstandigheden van het geval. Bij dat laatste zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Dit houdt in dit geval in dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en de bewuste aanvaarding of het op de koop toe nemen van die kans door verdachte.
Aanmerkelijke kans
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is waarin zich vitale organen, zoals de hersenen, bevinden. Op het hoofd uitgeoefend geweld kan leiden tot (bijvoorbeeld) schedelfracturen, bloedingen in de hersenen en letsel aan het strottenhoofd of de nekwervels, die de dood kunnen veroorzaken. Daarbij weegt de rechtbank in dit geval met name mee dat uit de verklaring van aangever, getuige [getuige] en ook de camerabeelden volgt dat het trappen met dusdanig grote kracht geschiedde dat aangever daarbij zelfs kort het bewustzijn verloor. De rechtbank betrekt ook de omstandigheid dat aangever zich in een kwetsbare positie bevond, aanvankelijk laag voorovergebogen en later versuft op de grond, waardoor de trappen extra hard aankwamen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verwondingen van aangever niet als levensbedreigend kunnen worden aangemerkt en dat onder andere daarom, zo begrijpt de rechtbank, de aanmerkelijke kans niet kan worden aangenomen. Echter, uit vaste jurisprudentie volgt dat er geen grond is om de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg (vgl. HR 6 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2763, NJ 2017/198). De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de vaste jurisprudentie op dit punt.
Het meermalen en op verschillende momenten met geschoeide voet en met kracht trappen/schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] levert naar het oordeel van de rechtbank dan ook de aanmerkelijke kans op dat [slachtoffer 1] ten gevolge daarvan zou komen te overlijden.
Aanvaarding van de aanmerkelijke kans
Nu verdachte verklaart zich niets van het voorval te kunnen herinneren, moet de rechtbank beoordelen of de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm als zo zeer gericht op een bepaald gevolg moeten worden aangemerkt dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard (vgl. HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718, ro 5.3.3.)
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte tot driemaal toe de aanval kiest. Ook wanneer [slachtoffer 1] klaarblijkelijk is gedesoriënteerd en niet zelfstandig kan opstaan, schopt verdachte hem nogmaals tegen het hoofd. Verdachte kiest er telkens voor om
[slachtoffer 1] weer op te zoeken en om specifiek tegen zijn hoofd te trappen. Verdachte geeft ook meermalen geen gehoor aan verzoeken van omstanders en agenten om te stoppen en ontworstelt zich meermalen aan omstanders en agenten die hem proberen tegen te houden.
Dit alles in samenhang bezien brengt de rechtbank tot de conclusie dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm als zo zeer gericht op het gevolg van potentieel dodelijk trappen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] moeten worden aangemerkt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Conclusie
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, de onder 2 ten laste gelegde mishandeling eveneens wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 is omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair:

op 8 december 2019 te Laren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven,

  • meermalen met kracht heeft getrapt en geschopt tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] en vervolgens
  • met kracht heeft geslagen/gestompt tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 8 december 2019 te Laren, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] met kracht in het gezicht te stompen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1.primair:poging tot doodslag;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals beschreven in het reclasseringsrapport. Zij heeft gevorderd geen uitvoering te geven aan het reclasseringsadvies om het adolescentenstrafrecht toe te passen en om verdachte te berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het strafadvies uit de reclasseringsrapportages te volgen, waarbij zij naar voren heeft gebracht dat een taakstraf passend zou zijn in plaats van een gevangenisstraf. Daarnaast dient in de strafmaat te worden verdisconteerd dat het handelen van [slachtoffer 1] volgens de raadsvrouw disproportioneel is geweest, nu hij zonder noodzaak op verdachte heeft geschoten en hem heeft geraakt en mede gelet op de gevolgen die dit alles voor verdachte heeft gehad.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft, terwijl hij tijdens een vechtpartij in een café in het bijzijn van zijn vader, moeder en jongere broer, in vergaande mate onder invloed van alcohol verkeerde, een ter plaatse gekomen politieagent met kracht meermalen tegen het hoofd getrapt en geslagen. Politieagent [slachtoffer 1] heeft hierdoor verwondingen in zijn gezicht en blijvende gehoorschade opgelopen. Door het agressieve en bijna niet te stuiten handelen van verdachte heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en gezorgd voor blijvend fysiek letsel en ongemakken. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daarvan vaak nog jarenlang last en de herinnering daaraan hindert hen in hun dagelijks bestaan, zoals ook uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is het ook bepaald niet aan verdachte te danken dat [slachtoffer 1] geen verdergaand (dodelijk) letsel heeft opgelopen. Zo hebben meerdere personen tevergeefs geprobeerd verdachte te kalmeren of weg te trekken. Pas na het gebruik van het dienstwapen door [slachtoffer 1] , en nadat politieversterking was gearriveerd, is het aanhoudende geweld van verdachte gestopt.
Voorafgaand aan het geweld tegen de politieagent heeft verdachte, al in beschonken toestand, ook de barman van het café waar hem drank werd geweigerd in het gezicht geslagen.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat de poging doodslag is gepleegd tegen een te hulp gekomen politieagent, en hulpverlener, en dat verdachte zijn mateloze, kennelijk door een overdaad aan alcohol aangevuurde, geweld heeft uitgeoefend in het uitgaansleven, in het bijzijn van vele omstanders. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 28 januari 2020. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de inhoud van het reclasseringsadvies van
21 januari 2020 en een aanvulling daarop van 5 maart 2020, van Reclassering Nederland. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de eerste rapportage, die tevens als strafadvies dient, van 3 maart 2020 van Samen Veilig Midden-Nederland.
Uit deze rapportages volgt dat de reclassering het ten laste gestelde als een incident beschouwt. De reclassering ziet mogelijkheden om begeleiding en behandeling in te zetten. Het trauma van het feit dat verdachte zelf beschoten is en de juridische gevolgen van de rechtszaak hebben veel impact gehad op de psychische gezondheid van verdachte. De reclassering meent dan ook dat behandeling gericht op de voornoemde factoren noodzakelijk is om het oude leven van verdachte weer op te pakken. Verdachte staat open voor alle hulp die hem wordt geboden. De reclassering acht het recidiverisico, het risico op letselschade en onttrekking laag. Reclassering Nederland heeft geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte maakt op sociaal-emotioneel niveau namelijk een jongere indruk dan zijn kalenderleeftijd en uiterlijk doen voorkomen. Daarnaast is hij pedagogisch beïnvloedbaar door zijn ouders en spelen zij een grote rol in zijn leven. Voorts heeft de reclassering geen contra-indicaties voor toepassing van het adolescentenstrafrecht geconstateerd.
Bij een (deels) voorwaardelijke straf worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • meldplicht bij jeugdreclassering;
  • ambulante behandeling;
  • ambulante behandeling ten aanzien van het middelengebruik;
  • behandeling gericht op het gezinssysteem.
Daarbij merkt de reclassering op dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk is, nu dit de recent opgestarte begeleidings- en behandeltrajecten zal doorbreken. Indien een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, adviseert de reclassering verdachte te plaatsen in een Justitiële Jeugd Inrichting (JJI). Daarnaast is verdachte, rekening houdend met of na herstel van zijn fysieke beperkingen, in staat een taakstraf uit te voeren.
Toepassing geven aan het jeugdstrafrecht?
Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde meerderjarig. Dit betekent dat verdachte in beginsel volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De wet geeft de mogelijkheid om ten aanzien van jongvolwassenen die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit wel de leeftijd van achttien jaar, maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig hebben bereikt toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Een en ander dient tegen elkaar te worden afgewogen.
De rechtbank ziet in de ernst van de feiten en de persoon van verdachte contra-indicaties voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Ter onderbouwing dient het volgende. Ten eerste heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij een (goedlopend) eigen stukadoorsbedrijf heeft en op het punt stond om een ander stukadoorsbedrijf met vier werknemers over te nemen. Op grond van deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, kennelijk in staat is om de verantwoordelijkheid en risico’s te dragen die bij het ondernemerschap behoren en is hij in staat om ook de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor meerdere werknemers. Dat brengt, wat de rechtbank betreft, met zich mee dat verdachte als een volwaardig volwassen persoon meedoet in de maatschappij en daarbij zelfstandig zijn eigen keuzes maakt.
Verder zet de rechtbank vraagtekens bij de waarde van mogelijke pedagogische bijsturing vanuit het gezin van deze zelfstandig functionerende volwassene. De vader en broer hebben zich immers bij de geweldshandelingen in het café ook niet onbetuigd gelaten.
Tot slot, het jeugdige voorkomen van verdachte en het feit dat hij begeleidbaar en behandelbaar is, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig zwaarwegend om de balans richting het adolescentenstrafrecht te doen doorslaan.
De rechtbank ziet in voorgaande omstandigheden reden om het advies van de reclassering niet te volgen en zal daarom geen toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
De straf
Gelet op de aard en ernst van de ten laste gelegde feiten is naar het oordeel van de rechtbank alleen een gevangenisstraf van forse duur op zijn plaats. De rechtbank houdt er bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening mee dat de spijtbetuiging van verdachte ter terechtzitting op de rechtbank oprecht overkomt. Daarnaast lijkt het gedrag waarvoor verdachte terechtstaat niet te passen in zijn karakter. Hierdoor schat de rechtbank, met de reclassering, het risico op recidive laag in. Ook de omstandigheden dat verdachte ernstig gewond is geraakt door een kogel, al meerdere keren is geopereerd en het feit dat het verdere herstel van zijn verwondingen nog onduidelijk is, neemt de rechtbank mee in het bepalen van de hoogte van de straf.
Onverminderd het voorgaande acht de rechtbank met name de poging tot doodslag op een politieagent te ernstig om te volstaan met slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf, laat staan een taakstraf, zoals voorgesteld door de raadsvrouw. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 28 maanden, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk. Het doel van de voorwaardelijke gevangenisstraf is om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Om dit te bereiken zal de rechtbank, naast de geldende algemene voorwaarden, enkele bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Voorgaande geldt met dien verstande dat, nu de rechtbank geen toepassing geeft aan het jeugdstrafrecht deze zullen worden uitgevoerd in het kader van het volwassenenstrafrecht.

9.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.258,20. Dit bedrag bestaat uit € 758,20 materiële schade en € 5.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft hij € 300,00 aan proceskostenvergoeding gevorderd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 december 2019. Daarnaast vordert de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het conservatoir beslag zal worden aangewend om de vordering van de benadeelde partij te voldoen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. De gevorderde kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank wijst de schade daarom toe tot een bedrag van
€ 6.258,20, bestaande uit € 758,20 materiële schade en € 5.500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 december 2019, tot aan de voldoening.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 300,00.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 6.258,20, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 december 2019, tot die van de voldoening. De rechtbank zal aan verdachte geen vervangende gijzeling ex artikel 36f sub 5 van het Wetboek van Strafrecht opleggen, temeer nu de officier van justitie heeft aangeven het conservatoir beslag aan te zullen wenden ten behoeve van de vordering van de benadeelde partij.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten overvloede merkt de rechtbank ten aanzien van het verzoek van de officier van justitie, strekkende tot het aanwenden van het beslag om de vordering van de benadeelde partij te voldoen, dat de rechtbank geen beslissing kan nemen over conservatoir beslag in het kader van de huidige procedure.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
28 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres De Meent 4, 8224 BR Lelystad. Verdachte dient zich te blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
* wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij Tactus, of soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* wordt verplicht om zich te laten behandelen bij de Waag, of soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 6.258,20;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2019 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 6.258,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2019 tot de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 300,00;
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. Crouwel, voorzitter, mrs. M. Ferschtman en
J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2020.
Mr. A.M. Crouwel, mr. J. Wiersma en de griffier zijn buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 8 december 2019 te Laren, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven,
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft getrapt en/of geschopt in het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geslagen/gestompt in het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [slachtoffer 1] en/of heeft geslagen/gestompt in de richting van het gezicht, althans het hoofd, van voornoemde [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 december 2019 te Laren ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft getrapt en/of geschopt in het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [slachtoffer 1] en/of (vervolgens)
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geslagen/gestompt in het gezicht, althans tegen het hoofd, van voornoemde [slachtoffer 1] en/of heeft geslagen/gestompt in de richting van het gezicht, althans het hoofd, van voornoemde [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij, op of omstreeks 8 december 2019 te Laren, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) in het gezicht, althans op het lichaam, te slaan/stompen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 december 2019, genummerd PL0900-2019368569, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 254. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 41.
3.Pagina 42.
4.Pagina 35.
5.Pagina 67.
6.Pagina 20.
7.Pagina 71.
8.Pagina 72.
9.Pagina 73.
10.Pagina 74.
11.Pagina 75.
12.Pagina 76.
13.Pagina 77.
14.Pagina 26.
15.Pagina 27.
16.Pagina 35.
17.Pagina 50.