4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben hoofdagent van politie Midden-Nederland. Ik was op 8 december 2019 werkzaam in de noodhulp toezichtdienst en in uniform gekleed. We kregen een melding. De melding was een vechtpartij bij het [café] in [woonplaats] .
Ik weet dat ik op een gegeven moment voorovergebogen stond en dat ik op dat moment een harde trap of klap tegen de linkerzijde van mijn hoofd kreeg. De trap of klap kwam hard aan en deed ook veel pijn. Ik voelde mij gedesoriënteerd, duizelig en mijn waarnemingen namen af. Met waarnemingen bedoel ik het zien en horen.
Ik stond eerst gehurkt en door de trap of klap viel ik op mijn rug. Vervolgens belande ik in een soort nisje. Vervolgens werd ik van dichtbij meerdere malen geslagen tegen mijn gezicht, mijn rechterzijde van mijn hoofd en mijn linkerzijde van mijn hoofd. Dit ging met veel kracht en het veroorzaakte ook veel pijn. Ik weet mij te herinneren toen ik de linker vuistslag voelde, ik een lichtflits zag. Ik had het gevoel dat ik bewusteloos ging raken.
Ik zag dat mijn belager door bleef gaan.[…]
Ik ben bewusteloos geraakt en was erg verward en gedesoriënteerd. Achteraf heb ik hier een hersenschudding, letsel aan mijn neus, rechterkaak c.q. wang, pijn aan mijn linkerslaap en een stijve nek aan over gehouden.
[getuige] is op 10 december 2019 gehoord als getuige. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was zondagavond bij [café] . Ik ken [verdachte] nog van vroeger. Ik zag dat de mannelijke agent op zijn knieën zat en de vader van [verdachte] in bedwang hield. Ik zag vervolgens dat [verdachte] met zijn rechterbeen een zwaaiende beweging maakte naar het gezicht van de mannelijke politieagent. Ik zag dat de agent hierbij in het gezicht werd geraakt. Ik zag vervolgens dat de agent aangeslagen was. Ik zag namelijk dat hij draaide met zijn ogen en echt moest bij komen. Ik dacht echt dat hij een breuk in zijn schedel moest hebben. Ik zag vervolgens dat de vrouwelijke agente [verdachte] probeerde tegen te houden en zijn armen vast had. Ik zag vervolgens dat [verdachte] los kwam en de agent nogmaals met zijn rechterbeen in het gezicht trapte. Ik zag vervolgens dat de agent bloed op zijn gezicht had. Ik denk dat de agent zelfs even knock out is gegaan.
Ik heb achteraf nog veel bloed zien liggen in het schuurtje, dat moet van de agent zijn.
Verbalisant [verbalisant] heeft de bij genoemd café aanwezige camerabeelden bekeken en onder meer het volgende gerelateerd:
De eerste politie eenheid komt ter plaatse, bestaande uit politieagent [slachtoffer 1] en politieagente [politieagente] .
Door de politie wordt getracht de vechtende partijen uit elkaar te halen.
Ondanks dat politieagente [politieagente] verdachte [verdachte] tegen houdt schopt hij met een zijwaartse trap met zijn rechtervoet tegen het gezicht van politieagent [slachtoffer 1] . Deze stond op dat moment nog gebogen boven verdachte [medeverdachte] .
Meteen na de schop in zijn gezicht, valt politieagent [slachtoffer 1] achterover op de grond. Politieagente [politieagente] duwt verdachte [verdachte] bij haar collega vandaan.
De oude NN-man ondersteunt politieagent [slachtoffer 1] welke enkele seconden versuft op de grond blijft liggen. Politieagente [politieagente] duwt de verdachte [verdachte] steeds verder bij haar gewonde collega vandaan. Verdachte [verdachte] laat zich echter niet tegenhouden door politieagente [politieagente] . Hij loopt om haar heen richting politieagent [slachtoffer 1] die nog steeds versuft op de grond ligt en ondersteund wordt door de oude NN-man.
Verdachte [verdachte] duwt politieagente [politieagente] van zich af en stormt op de op de grond liggende politieagent [slachtoffer 1] af. 10 seconden na de eerste trap, trapt verdachte [verdachte] nogmaals met kracht, met zijn rechtervoet, tegen het gezicht aan van politieagent [slachtoffer 1] die nog steeds versuft op de grond ligt.
Politieagent [slachtoffer 1] gaat direct met zijn handen naar zijn gezicht. Politieagente [politieagente] trekt verdachte [verdachte] omver richting de grond. Politieagent [slachtoffer 1] blijft gewond op de grond zitten. Politieagente [politieagente] tracht verdachte [verdachte] aan te houden.
Het lukt politieagente [politieagente] niet om verdachte [verdachte] aan te houden. Hij neemt een gevechtshouding tegenover haar aan. De oude NN-man heeft politieagent [slachtoffer 1] overeind geholpen en geleid hem naar een opslaghok. Verdachte [verdachte] beweegt zich in de richting van politieagent [slachtoffer 1] . Verdachte [verdachte] houdt zijn gevechtshouding richting politieagente [politieagente] welke hem aanroept.
Plotseling richt verdachte [verdachte] zijn aandacht weer op politieagent [slachtoffer 1] .
De oude NN-man probeert verdachte [verdachte] nog tegen te houden, maar de verdachte stormt op politieagent [slachtoffer 1] af.
Met een trap richting politieagente [politieagente] probeert verdachte [verdachte] de politieagente tegen te houden. Ook de oude NN-man probeert verdachte [verdachte] tegen te houden.
Het lukt niet om verdachte [verdachte] tegen te houden en hij stormt op politieagent [slachtoffer 1] af welke in het opslaghok in het nauw gedreven zit. Te zien is dat verdachte [verdachte] met zijn rechterarm een vuistslag geeft richting het hoofd van politieagent [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 8 december 2019, was ik aan het werk. Ik zei dat hij bij ons ook geen drank meer kreeg. Meteen nadat ik hem dit had verteld, gaf de man mij met kracht een vuistslag in mijn
gezicht. Ik voelde direct pijn aan mijn kaak.
De neergeschoten persoon betrof dezelfde man die mij als eerste sloeg.
Deze man die mij geslagen heeft kan ik als volgt omschrijven:
Jongen, licht getint uiterlijk. ongeveer 20 jaar oud.
[getuige] is op 10 december 2019 gehoord als getuige. Zij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was zondagavond bij [café] . Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei: “Ik schenk niet meer”. Op dat moment zag ik meteen dat [verdachte] met zijn vuist een klap op het gezicht van [slachtoffer 2] gaf.
Verbalisant [verbalisant] heeft de bij genoemd café aanwezige camerabeelden bekeken en onder meer het volgende gerelateerd:
Op 8 december staat verdachte [verdachte] nabij de ingang van café [café] in gesprek met barman/aangever [slachtoffer 2] .
Verdachte [verdachte] geeft barman/aangever [slachtoffer 2] een klap in zijn gezicht.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De vastgestelde handelingen ten aanzien van [slachtoffer 1]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte twee keer met geschoeide voet met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft getrapt. Bij de eerste zijwaartse trap was
[slachtoffer 1] geknield en voorover gebogen. Hij is door de trap van verdachte achterover op de grond gevallen. Tien seconden na de eerste trap, trapt verdachte
[slachtoffer 1] nogmaals tegen het gezicht, die op dat moment nog steeds versuft op de grond ligt. Nadat [slachtoffer 1] door een omstander naar een opslaghok getrokken wordt, beweegt verdachte zich wederom in de richting van [slachtoffer 1] en maakt daarbij een slaande beweging met de vuist richting [slachtoffer 1] .
(
Voorwaardelijk) opzet op de dood
Door de verdediging is betwist dat verdachte opzet, in welke vorm dan ook, had op het doden van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft immers verklaard dat, hoewel hij zich niets van het voorval kan herinneren, het niet in zijn aard ligt om iemand pijn te doen, laat staan, iemand om het leven te brengen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het geweld dat verdachte heeft toegepast tegen [slachtoffer 1] onder meer bestond uit het meermalen met kracht trappen/schoppen en slaan/stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . Nu uit het dossier niet volgt dat verdachte het zogeheten volle opzet had om [slachtoffer 1] letsel toe te brengen - hij zegt zich het voorval niet te kunnen herinneren - moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] .
Het beoordelingskader
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich bewust is van de aanmerkelijke kans dat het onderhavige gevolg zou intreden en dat hij die kans willens en wetens heeft aanvaard. Daarvoor is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans tijdens de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet kan worden afgeleid uit de verklaring van verdachte zelf of van de feitelijke omstandigheden van het geval. Bij dat laatste zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Dit houdt in dit geval in dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en de bewuste aanvaarding of het op de koop toe nemen van die kans door verdachte.
Aanmerkelijke kans
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is waarin zich vitale organen, zoals de hersenen, bevinden. Op het hoofd uitgeoefend geweld kan leiden tot (bijvoorbeeld) schedelfracturen, bloedingen in de hersenen en letsel aan het strottenhoofd of de nekwervels, die de dood kunnen veroorzaken. Daarbij weegt de rechtbank in dit geval met name mee dat uit de verklaring van aangever, getuige [getuige] en ook de camerabeelden volgt dat het trappen met dusdanig grote kracht geschiedde dat aangever daarbij zelfs kort het bewustzijn verloor. De rechtbank betrekt ook de omstandigheid dat aangever zich in een kwetsbare positie bevond, aanvankelijk laag voorovergebogen en later versuft op de grond, waardoor de trappen extra hard aankwamen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verwondingen van aangever niet als levensbedreigend kunnen worden aangemerkt en dat onder andere daarom, zo begrijpt de rechtbank, de aanmerkelijke kans niet kan worden aangenomen. Echter, uit vaste jurisprudentie volgt dat er geen grond is om de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg (vgl. HR 6 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2763, NJ 2017/198). De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de vaste jurisprudentie op dit punt. Het meermalen en op verschillende momenten met geschoeide voet en met kracht trappen/schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] levert naar het oordeel van de rechtbank dan ook de aanmerkelijke kans op dat [slachtoffer 1] ten gevolge daarvan zou komen te overlijden.
Aanvaarding van de aanmerkelijke kans
Nu verdachte verklaart zich niets van het voorval te kunnen herinneren, moet de rechtbank beoordelen of de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm als zo zeer gericht op een bepaald gevolg moeten worden aangemerkt dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard (vgl. HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718, ro 5.3.3.) Op de camerabeelden is te zien dat verdachte tot driemaal toe de aanval kiest. Ook wanneer [slachtoffer 1] klaarblijkelijk is gedesoriënteerd en niet zelfstandig kan opstaan, schopt verdachte hem nogmaals tegen het hoofd. Verdachte kiest er telkens voor om
[slachtoffer 1] weer op te zoeken en om specifiek tegen zijn hoofd te trappen. Verdachte geeft ook meermalen geen gehoor aan verzoeken van omstanders en agenten om te stoppen en ontworstelt zich meermalen aan omstanders en agenten die hem proberen tegen te houden.
Dit alles in samenhang bezien brengt de rechtbank tot de conclusie dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm als zo zeer gericht op het gevolg van potentieel dodelijk trappen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] moeten worden aangemerkt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Conclusie
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, de onder 2 ten laste gelegde mishandeling eveneens wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 is omschreven.