Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
2 [verweerder sub 2] ,
3 [verweerder sub 3] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
Ontslag op 1 oktober 2019?
ófop zijn verzoek aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW.
.[verzoeker] was ten tijde van het ontslag ruim vier jaar werkzaam bij [naam bakkerij] . Eén van de vennoten van [verweerder sub 1] , de heer [verweerder sub 2] , was tot de overname zelf ook al langere tijd werkzaam bij [naam bakkerij] . [verweerder sub 2] was daardoor op de hoogte van de al langer bestaande arbeidsrelatie tussen [verzoeker] en [naam bakkerij] . Toch heeft [verweerder sub 1] [verzoeker] - en de andere medewerkers van [naam bakkerij] - een arbeidsovereenkomst op oproepbasis aangeboden. Vanwege de weigering van [verzoeker] om hiermee akkoord te gaan, heeft [verweerder sub 1] hem op staande voet ontslagen. Hieruit blijkt dat [verweerder sub 1] tegen beter weten in heeft geprobeerd [verzoeker] te bewegen om in te stemmen met een voor hem nadelige wijziging van zijn arbeidsvoorwaarden. [verzoeker] heeft vervolgens moeite moeten doen en rechtsbijstand moeten inschakelen om via deze procedure alsnog de loonbetaling en aanvullende vergoedingen te krijgen. [verzoeker] werkt vanaf 1 januari 2020 bij een andere zaak weer als kok, maar in een kleinere urenomvang van 25 uur per week in plaats van de 30 uur per week die hij bij [naam bakkerij] werkte. Hierdoor is zijn inkomen per maand ook lager,
720,00(tarief gemiddeld kanton kort geding)