In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij. De eiser, Zilveren Kruis, vorderde betaling van een factuur voor zorgkosten van € 65,11, vermeerderd met kosten. De gedaagde had de factuur echter al betaald en verzocht de eiser om de procedure niet voort te zetten. De eiser heeft dit verzoek genegeerd en de procedure voortgezet, wat leidde tot onnodige kosten voor de gedaagde.
De kantonrechter oordeelde dat de eiser onzorgvuldig had gehandeld door de dagvaarding niet in te trekken, ondanks dat de gedaagde had aangegeven dat hij de factuur al had betaald. De rechter verwees naar de artikelen 237-240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en concludeerde dat de eiser niet had voldaan aan de waarheidsverplichting van artikel 21 Rv. De kantonrechter vond voldoende grond om af te wijken van het liquidatietarief, omdat de eiser de gedaagde onterecht op kosten had gejaagd.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de eiser af en veroordeelde deze tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, begroot op € 242. Dit vonnis benadrukt het belang van zorgvuldig handelen door zorgverzekeraars en de noodzaak om de kosten van rechtsbijstand eerlijk te begroten.