ECLI:NL:RBMNE:2019:731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
22 februari 2019
Zaaknummer
UTR 16/2278-E en UTR 16/5898-E
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) met betrekking tot de ontwikkeling van het gebied De Krijgsman in de voormalige gemeente Muiden

In deze einduitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 21 februari 2019, wordt de zaak behandeld tussen Stichting RTV NH en KNSF Vastgoed II B.V. als eiseressen en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren als verweerder. De rechtbank oordeelt over de openbaarmaking van documenten in het kader van een Wob-verzoek met betrekking tot de ontwikkeling van het gebied De Krijgsman in Muiden. De rechtbank concludeert dat verweerder niet in voldoende mate heeft voldaan aan de herstelopdracht die in een eerdere tussenuitspraak was gegeven. De rechtbank stelt vast dat de geconstateerde gebreken deels zijn hersteld, maar dat er nog steeds motiveringsgebreken zijn. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten 2, 3 en 4, behoudens de delen die eerder zijn goedgekeurd. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van de uitspraak bepaalde documenten openbaar moet maken, met inachtneming van de privacy van betrokkenen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiseres 1 en het vergoeden van griffierechten aan beide eiseressen. De rechtbank legt een dwangsom op voor het geval verweerder niet tijdig aan de uitspraak voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/2278-E en UTR 16/5898-E

einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2019 in de zaak tussen

Stichting RTV NH, te Amsterdam, eiseres 1

(gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp),

KNSF Vastgoed II B.V., te Muiden, eiseres 2

(gemachtigde: M.S. Wieringa)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, verweerder
(gemachtigde: mr. A.A. Kleinhout en A. Zeegers).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2015 (het primaire besluit) heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Muiden (één van de rechtsvoorgangers van verweerder) het verzoek van eiseres 1 om openbaarmaking van informatie in documenten over de ontwikkeling van het gebied De Krijgsman in de voormalige gemeente Muiden op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2016 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het primaire besluit herroepen en het bezwaar van eiseres 1 ongegrond verklaard.
Eiseres 1 heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld (zaaknummer UTR 16/2278).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2017. Eiseres 1 heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Bij tussenuitspraak van 13 oktober 2016 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld het in het bestreden besluit 1 geconstateerde gebrek te herstellen.
Met het besluit van 20 december 2016 (het bestreden besluit 2), onder intrekking van het bestreden besluit 1, heeft verweerder een nieuw besluit genomen op het bezwaar van eiseres 1, het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en besloten tot gedeeltelijke openbaarmaking van documenten waar om is verzocht
Eiseres 2 heeft tegen het bestreden besluit 2 beroep ingesteld (zaaknummer UTR 16/5898).
Eiseres 1 en eiseres 2 (eiseressen) hebben een zienswijze ingediend.
Op 12 mei 2017 heeft een tweede onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Eiseres 1 is verschenen, vertegenwoordigd door [A] , bijgestaan door de gemachtigde. Eiseres 2 heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Op de zitting hebben partijen een aantal afspraken gemaakt die door de rechtbank zijn vastgelegd in een verkort proces-verbaal. Zo hebben partijen onder meer de rechtbank toestemming gegeven om kennis te nemen van de door verweerder met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank toegezonden stukken. Vervolgens heeft de rechtbank ter zitting het onderzoek geschorst.
Op 26 mei 2017 heeft verweerder een aanvullend standpunt over de besluitvorming, een inventarislijst met weigeringsgronden en de overeengekomen afspraak over welke documenten voorwerp van geschil zijn, aan de rechtbank doen toekomen.
Bij brief van 13 juni 2017 heeft eiseres 1 een reactie gegeven op de door verweerder aan de rechtbank toegezonden brief en de nadere stukken van 26 mei 2017.
Bij besluit van 12 juli 2017 (het bestreden besluit 3) heeft verweerder het Wob-verzoek van eiseres 1 opnieuw beoordeeld en zijn eerdere besluitvorming gewijzigd.
Met de brief van 14 juli 2017 heeft verweerder de rechtbank met een beroep op artikel 8:29 van de Awb de onderliggende stukken van het bestreden besluit 3 toegestuurd.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend kennis te nemen van de stukken die verweerder met een beroep op artikel 8:29 van de Awb aan de rechtbank heeft toegestuurd.
De rechtbank heeft vervolgens, met toestemming van partijen, het onderzoek gesloten. Partijen hebben tevens toestemming gegeven dat de uitspraak door een andere rechter zal worden gedaan dan de rechter die het onderzoek ter zitting heeft geleid.
Bij tussenuitspraak van 3 juli 2018 [1] heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, de gebreken in het bestreden besluit 2 en het bestreden besluit 3 te herstellen.
Bij brief van 16 juli 2018 heeft verweerder de rechtbank verzocht de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen.
De rechtbank heeft eiseres 1 en eiseres 2 in de gelegenheid gesteld op het verzoek van verweerder te reageren. Eiseres 2 heeft schriftelijk gereageerd op dit verzoek en ingestemd met verlenging van de hersteltermijn. Eiseres 1 heeft niet gereageerd.
Bij tussenuitspraak van 8 augustus 2018 heeft de rechtbank de met de tussenuitspraak van 3 juli 2018 gegeven hersteltermijn verlengd.
Met het besluit van 24 september 2018 (het bestreden besluit 4) heeft verweerder het Wob-verzoek van eiseres 1 opnieuw beoordeeld en zijn eerdere besluitvorming gewijzigd. Ook heeft verweerder de rechtbank met een beroep op artikel 8:29 van de Awb de onderliggende stukken doen toekomen.
Met de brief van 18 oktober 2018 heeft eiseres 2 een zienswijze ingediend.
Met de brief van 23 oktober 2018 heeft eiseres 1 een zienswijze ingediend.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend kennis te nemen van de stukken die verweerder met een beroep op artikel 8:29 van de Awb aan de rechtbank heeft toegestuurd.
De rechtbank heeft vervolgens, met toestemming van partijen, het onderzoek gesloten.

Overwegingen

I. Inleiding
1. De rechtbank doet nu einduitspraak. De overwegingen en beslissingen in de tussenuitspraken staan vast. De rechtbank mag deze alleen wijzigen in bijzondere gevallen. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) beslist. De rechtbank noemt als voorbeelden de uitspraken van 24 augustus 2011 en 15 augustus 2012. [2]
2. De rechtbank overweegt ambtshalve dat het beroep van eiseressen op grond van artikel 6:19 van de Awb van rechtswege mede betrekking heeft op het bestreden besluit 4.
3. In de tussenuitspraak van 3 juli 2018 heeft de rechtbank, voor zover van belang hier samengevat weergegeven, overwogen dat verweerder het Wob-verzoek van eiseres 1 ten onrechte niet heeft opgevat als verzoek om opheffing van de geheimhouding die op grond van de Gemeentewet is opgelegd wat de geheime delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen betreft. Verweerder dient het verzoek om opheffing van de geheimhouding die rust op delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen in behandeling te nemen en zo nodig ter beoordeling door te sturen aan de raad.
Wat de openbaarmaking van documenten en de weigering documenten openbaar te maken op grond van de Wob betreft heeft de rechtbank als volgt overwogen:
  • Over de map “Processtukken” heeft de rechtbank geconcludeerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom openbaarmaking is geweigerd met toepassing van artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob.
  • Over de map “Ander dossier” heeft de rechtbank geconcludeerd dat document 1 onvindbaar is op de USB-stick en dat document 1 en 4 geweigerd zijn met een tegenstrijdige motivering. Voor zover verweerder door plaatsing van de documenten in de map “Ander dossier” heeft willen stellen dat de documenten niet onder de reikwijdte vallen, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten dit nader te motiveren.
  • Over de map “CV-akte” heeft de rechtbank geconcludeerd dat verweerder niet gevolgd kan worden in zijn betoog dat sprake is van vertrouwelijke bedrijfsgegevens wat de e-mails in document 1, 2, 3 en 4 betreft. Ten aanzien van document 4, meer specifiek de bijlage, is verweerder evenmin te volgen in zijn betoog dat sprake is van bedrijfsvertrouwelijke gegevens, aangezien het gaat om een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
  • Over de map “Communicatie intern en knsf” heeft de rechtbank geconcludeerd dat verweerder ten aanzien van de documenten 5, 6, 31, 80, 83, 88, 193, 194, 198, 212, 241, 246, 253, 283, 295, 296, 312, 313, 314, 330, 332, 337, 367, 427 en 429 een tegenstrijdige motivering heeft gegeven. Verder heeft verweerder met betrekking tot document 251 onvoldoende gemotiveerd waarom alle bijlagen in integrale vorm zijn geweigerd. Wat document 331 betreft heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd op grond waarvan de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob is toegepast. Met betrekking tot de documenten 402 en 464 heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de documenten, met inbegrip van een eventuele bijlage, (integraal) zijn geweigerd met een beroep op artikel 11 en artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob.
  • Over de map “3oo” heeft de rechtbank geconcludeerd dat verweerder document 1 en 73 heeft geweigerd zonder een weigeringsgrond toe te passen hetgeen dus in zoverre een ontoereikende motivering oplevert. Met betrekking tot document 18 is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom sprake is van persoonlijke beleidsopvattingen opgesteld ten behoeve van intern beraad. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het belang van openbaarmaking van dit document niet opweegt tegen de financiële belangen van verweerder.
  • Over de map “openbaar” heeft de rechtbank geconcludeerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom openbaarmaking van de documenten 12, 18, 51, 55, 75, 76, 127, 128, 131, 137, 139, 141, 142, 160, 170, 177, 178, 179, 180, 186, 203 niet wordt geweigerd.
De rechtbank heeft verder geconcludeerd dat het bestreden besluit 2 en het bestreden besluit 3 onvoldoende zijn gemotiveerd wat de voorgenomen weglakking van namen betreft. Daarnaast heeft de rechtbank document 113 niet aangetroffen, waardoor de door verweerder gegeven motivering als niet toereikend wordt aangemerkt.
De rechtbank heeft opnieuw aanleiding gezien om verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid te stellen de geconstateerde gebreken te herstellen. Verweerder dient daarvoor alle geweigerde documenten opnieuw te beoordelen, behoudens de documenten waarvan de rechtbank de motivering akkoord heeft bevonden. Als verweerder na herbeoordeling tot de conclusie komt dat openbaarmaking (gedeeltelijk) moet worden geweigerd met toepassing van een weigeringsgrond, dient verweerder dat per document te motiveren. Indien verweerder overgaat tot integrale weigering, dient verweerder dit ook per document te motiveren. Verder dient verweerder het verzoek van eiseres 1 om opheffing van de geheimhouding die rust op delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen in behandeling te nemen en zo nodig ter beoordeling door te sturen aan de raad.
4. De vraag of verweerder de geconstateerde gebreken in voldoende mate heeft hersteld beantwoordt de rechtbank deels bevestigend, deels ontkennend. Daartoe is het volgende van belang.
Geheimhouding op grond van de Gemeentewet
5. Verweerder heeft toegelicht dat het verzoek van eiseres 1 om opheffing van de geheimhouding op grond van de Gemeentewet van delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen in behandeling is genomen. Omdat het gaat om geheimhouding op grond van artikel 25 van de Gemeentewet heeft verweerder het verzoek ter beoordeling doorgestuurd naar de raad. Verweerder verwijst in dit kader naar het collegebesluit en het raadsvoorstel.
6. Eiseres 1 bevestigt dat verweerder het verzoek om opheffing van de geheimhouding in behandeling heeft genomen. Eiseres 1 meent echter dat haar verzoek ten onrechte is afgewezen. Het besluit van verweerder van 18 september 2018, het raadsvoorstel en het besluit van de gemeenteraad zijn niet gedateerd en niet ondertekend. Voor eiseres 1 is nu niet duidelijk of er daadwerkelijk een besluit is genomen. Daarnaast volgt uit het collegevoorstel en het raadsvoorstel dat het verzoek om opheffing van de geheimhouding nauwelijks inhoudelijk is beoordeeld. Eiseres 1 meent dat het besluit met de gegeven motivering niet in stand kan blijven. Eiseres 1 verzoekt de rechtbank zelf in de zaak te voorzien, te overwegen dat de geheimhouding van delen van de Vaststellingsovereenkomst niet in stand kan blijven, omdat een belang in de zin van artikel 10 van de Wob ontbreekt, en te besluiten dat de Vaststellingsovereenkomst en de bijbehorende bijlagen in zijn geheel openbaar worden gemaakt.
7. Eiseres 2 heeft in reactie op de herstelpoging van verweerder gewezen op haar belangen en aangegeven bezwaar te hebben tegen de openbaarmaking van de geheime delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijbehorende bijlagen.
8. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat verweerder het verzoek om opheffing van de geheimhouding op grond van de Gemeentewet van delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen in behandeling heeft genomen en heeft doorgestuurd aan de gemeenteraad. Daarmee heeft verweerder voldaan aan de met de tussenuitspraak gegeven herstelopdracht. De besluitvorming die is gevolgd of nog zal volgen op het in behandeling nemen van het verzoek om opheffing van de geheimhouding valt buiten de reikwijdte van deze beroepsprocedures. De rechtbank gaat dan ook niet in op dat wat eisers in dit kader hebben aangevoerd.
De openbaarmaking van documenten en de weigering documenten openbaar te maken op grond van de Wob
9. Verweerder heeft het Wob-verzoek van eiseres 1 opnieuw beoordeeld en het resultaat daarvan opgenomen op een aan de rechtbank overgelegde usb-stick met een bijbehorende inventarislijst. De inventarislijst heeft verweerder op de usb-stick geplaatst in zowel een vertrouwelijke versie, als een versie die met eiseressen is gedeeld. Verweerder merkt verder nog op dat er in het kader van de Wob-besluitvorming en de toetsing daarvan door de rechtbank meerdere beoordelingen hebben plaatsgevonden, er verschillende inventarislijsten zijn opgesteld en de mappenstructuur tussentijds is gewijzigd. Hierdoor kan er op verschillende punten mogelijk verwarring zijn opgetreden, aldus verweerder.
Over de door de rechtbank geconstateerde tegenstrijdige motivering in het kader van artikel 11 van de Wob merkt verweerder op dat bedoeld is om te motiveren dat verweerder zich op dit artikel kon beroepen, maar dat niet heeft gedaan. In de bijgesloten nieuwe inventarislijst heeft verweerder enkel “intern beraad” genoemd waar daadwerkelijk openbaarmaking wordt geweigerd op die grond. [3] Verweerder heeft verder opgemerkt dat met de titel van de map “Openbaar” niet is beoogd te stellen dat alle documenten in die map openbaar zouden kunnen worden gemaakt. Evenmin heeft verweerder met de titel van de map “Ander dossier” bedoeld dat verweerder de documenten in die map als vallend buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek zou hebben beschouwd.
Over de vraag of de documenten integraal geweigerd kunnen worden merkt verweerder op dat de documenten op dit punt opnieuw en genuanceerder zijn beoordeeld.
10. Eiseres 1 voert aan, hier samengevat weergegeven, dat de door verweerder toegepaste beoordeling onvoldoende is. Volgens eiseres 1 heeft verweerder ten onrechte nagelaten toe te lichten waarom een specifieke weigeringsgrond van toepassing is per onderdeel van het document. Eiseres 1 wijst er verder op dat verweerder de met de tussenuitspraak gegeven verlengde hersteltermijn niet heeft gehaald. Eiseres 1 verzoekt de rechtbank om zelf in de zaak te voorzien en verweerder op te dragen de documenten die ten onrechte zijn geweigerd, of waarvan de motivering de weigering niet kan dragen, alsnog openbaar te maken.
11. Eiseres 2 voert aan, hier samengevat weergegeven, dat haar belangen zich verzetten tegen de openbaarmaking van de door verweerder beoordeelde documenten. Openbaarmaking heeft een evidente benadeling van eiseres 2 en haar entiteiten tot gevolg, aangezien er dan (indirect) vertrouwelijke bedrijfsgegevens en standpunten openbaar worden gemaakt. Het publiek maken van oude stukken heeft mogelijk negatieve aandacht
voor het KNSF project tot gevolg wat het bedrijfsbelang mogelijk zal schaden.
II. Beoordelingskader
12. De rechtbank verwijst wat het beoordelingskader betreft naar de overwegingen 14 t/m 15 van de tussenuitspraak van 3 juli 2018. De rechtbank heeft ter beoordeling van de toegepaste weigeringsgronden en de beoordeling van de stukken die verweerder openbaar wil maken de stukken op de door verweerder aangeleverde USB-stick ingezien. Ter beoordeling of verweerder de met de tussenuitspraak van 3 juli 2018 geconstateerde gebreken heeft hersteld zijn in ieder geval alle documenten waarvan de rechtbank de motivering onvoldoende heeft gevonden opnieuw beoordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank sommige mappen in zijn geheel opnieuw beoordeeld en sommige mappen opnieuw beoordeeld aan de hand van een steekproef. De steekproef heeft plaatsgevonden op dezelfde wijze als omschreven in overweging 16 van de tussenuitspraak van 3 juli 2018.
13. In algemene zin merkt de rechtbank op dat de nu door verweerder aangeleverde inventarislijst een grote verbetering is ten opzichte van de eerder aangeleverde inventarislijsten. Evenwel moet gezegd worden dat het hoogst ongelukkig is dat verweerder de mappenstructuur en de nummering van documenten gedurende de beroepsprocedures (meerdere keren) heeft gewijzigd. Ook de omstandigheid dat verweerder mapnamen gebruikt als “Openbaar” en “Ander dossier”, zonder dat daar blijkbaar mee bedoeld is dat de daarin opgenomen documenten allemaal openbaar worden gemaakt of buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen, is hoogst ongelukkig. De rechtbank verzoekt verweerder dit in de toekomst in voorkomende procedures op een meer consequente en inzichtelijke wijze aan te pakken.
De rechtbank houdt in deze uitspraak de originele nummering aan als gehanteerd in de tussenuitspraak van 3 juli 2018, met dien verstande dat de bij de documenten behorende bijlagen nu zijn voorzien van een letter (bijvoorbeeld: “map Openbaar”, document 12a is de eerste bijlage bij document 12).
III. Beoordeling
Niet door verweerder beoordeelde documenten en integrale weigering
14. De rechtbank constateert dat verweerder een groot aantal documenten integraal heeft geweigerd, behoudens weggelakte persoonsgegevens (zie hiervoor overweging 17 en verder). Integrale weigering zal in beginsel niet houdbaar zijn, tenzij daar een goede motivering voor bestaat. Verweerder heeft die motivering gegeven en de rechtbank vindt die motivering, na het zien van de documenten, veelal houdbaar. Uit de beoordeling van de rechtbank komt echter ook naar voren dat de integrale weigering zonder nadere motivering in specifieke gevallen niet houdbaar is. Die documenten heeft de rechtbank in de onderstaande overwegingen benoemd.
15. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de door verweerder aangeleverde documenten veelal de meeste recente e-mails in een reeks van opvolgende e-mails (al dan niet met bijlagen) betreffen. Deze e-mail berichtenreeksen (of: ‘threads’) [4] zijn als zodanig door verweerder beoordeeld en integraal geweigerd of openbaar gemaakt met eventuele weglakkingen van persoonsgegevens. De rechtbank beschikt echter niet over de afzonderlijke e-mails met per e-mail een (eventueel) toegepaste weigeringsgrond en onderliggende motivering. Het is aannemelijk dat verweerder veel van de e-mails ook als afzonderlijk document in bezit heeft. Verweerder heeft ten onrechte nagelaten een beoordeling op die afzonderlijke documenten los te laten. Voor eiseressen was deze handelwijze van verweerder op basis van de aan hen aangeleverde inventarislijsten niet inzichtelijk. Op basis van wat eiseressen hebben aangevoerd is echter duidelijk dat zij hier inzicht in dienen te krijgen. Het is namelijk nog maar zeer de vraag of iedere e-mail afzonderlijk, dus wanneer zo’n e-mail wordt aangemerkt als afzonderlijk document en dus ook in die context wordt beoordeeld, integraal geweigerd kan worden.
16. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit 4 genomen is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De beroepen tegen het bestreden besluit 4 zijn gegrond. Het bestreden besluit 4 komt voor vernietiging in aanmerking. Verweerder zal een nieuwe zoekslag moeten verrichten en de onderliggende e-mails in de ‘threads’ die in de huidige inventarislijst als document zijn opgenomen, alsnog afzonderlijk moeten beoordelen. Verweerder dient in zoverre alsnog te besluiten op het Wob-verzoek van eiseres 1.
De weglakking van persoonsgegevens (artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob)
17. Verweerder heeft met betrekking tot het weglakken van namen en andere persoonsgegevens op grond van artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob, een tweetal werkwijzen gehanteerd. Met betrekking tot de mappen “Openbaar” en “Bestemmingsplan” heeft verweerder de versies aan de rechtbank opgestuurd waar de namen zijn weggelakt. Voor de overige mappen heeft verweerder op de inventarislijsten aangegeven welke namen wel of niet weggelakt zullen worden bij de feitelijke verstrekking.
18. De rechtbank overweegt dat hoewel eiseres 1 terecht heeft opgemerkt dat de door verweerder gehanteerde werkwijzen ongelukkig zijn, de rechtbank in voldoende mate in staat is de (voorgenomen) weglakking te beoordelen. Op basis van deze beoordeling komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd op grond waarvan overgegaan is tot het weglakken van persoonsgegevens in de zin van artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob. Dit ligt anders met betrekking tot de weglakking in documenten van een specifieke weggelakte naam. De rechtbank verwijst ter illustratie naar document 45a van de map bestemmingsplan. De in dat document weggelakte naam heeft verweerder in
alledocumenten ten onrechte weggelakt. Het gaat immers blijkens vele stukken, waaronder krantenartikelen, om een bij het grotere publiek bekende persoon, zodat het op de weg van verweerder had gelegen om nader te motiveren waarom het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de (voorgenomen) weglakking van deze naam in alle voorkomende documenten ten onrechte is geweest. Ook hierom is het beroep van eiseressen tegen het bestreden besluit 4 gegrond.
19. In het hierna volgende gaat de rechtbank per map in op de door verweerder openbaar te maken documenten en de documenten waarvan verweerder openbaarmaking met toepassing van een weigeringsgrond heeft geweigerd. De rechtbank gaat, behoudens in overweging 32, niet nogmaals in op de weglakking van persoonsgegevens in de zin van artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob. De rechtbank volstaat gelet op de aangevoerde beroepsgronden met een verwijzing naar het hiervoor in overweging 18 gegeven oordeel.
De map “Ander dossier”
20. De rechtbank heeft van de inventarislijst behorend bij de map “Ander dossier” de documenten 1, 10, 20, 30 en 40 opnieuw beoordeeld. De rechtbank constateert dat verweerder de openbaarmaking van de documenten 1 en 40 niet (langer) weigert. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat daarbij de belangen van eiseres 2 niet in het geding zijn dan wel het belang van openbaarmaking zwaarder moet wegen dan het belang van eiseres 2. Over de documenten 10, 20 en 30 merkt de rechtbank op dat verweerder openbaarmaking van deze documenten weigert met in ieder geval een beroep op artikel 11, eerste lid, van de Wob. In de tussenuitspraak van 3 juli 2018 heeft de rechtbank al geconcludeerd dat de motivering daarvan door de beugel kan. Uit de toelichting van verweerder volgt verder dat met plaatsing van de documenten in de map “Ander dossier” niet is bedoeld te duiden dat de documenten buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen. De rechtbank concludeert dan ook dat op dat punt geen sprake is van een motiveringsgebrek.
21. De rechtbank heeft aanvullend de documenten 11, 12, 21, 22 en 32 beoordeeld. De rechtbank constateert dat verweerder de openbaarmaking van deze documenten niet (langer) integraal weigert. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat daarbij de belangen van eiseres 2 niet in het geding zijn.
De map “CV-Akte”
22. De rechtbank heeft de volledige map “CV-Akte” beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een voldoende motivering heeft gegeven op grond waarvan tot integrale weigering is overgegaan van de documenten 1a, 1b, 2c, 3a, 4 en 4a. Ten aanzien van de overige documenten gaat verweerder over tot openbaarmaking waarbij persoonsgegevens worden weggelakt. Ook dit kan door de beugel. Ten aanzien van document 3 merkt de rechtbank nog op dat de (voorgenomen) weglakking wordt opgevat als een kennelijke verschrijving. Verweerder heeft namelijk gemotiveerd dat de mail wordt geopenbaard met weglakking van een naam, maar de enige naam in het document is een naam waarvan verweerder heeft opgemerkt dat die naam juist niet wordt weggelakt.
Met betrekking tot het in de tussenuitspraak benoemde uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel merkt de rechtbank op dat verweerder dit document als document 2a heeft toegevoegd en dat verweerder de (integrale) openbaarmaking ervan niet langer weigert.
De map “Communicatie intern en knsf”
23. De rechtbank heeft van de map “Communicatie intern en knsf” de documenten 5, 6, 8, 11, 31, 46, 71, 72, 80, 83, 88, 91, 161, 162, 168, 193, 194, 198, 212, 241, 246, 251, 253, 283, 289, 295, 296, 312, 313, 314, 317, 325, 330, 331, 332, 335, 337, 338, 367, 392, 399, 402, 427, 429, 450, 464 en 465 opnieuw beoordeeld. Ook heeft de rechtbank de door verweerder toegevoegde bijbehorende bijlagen beoordeeld (door verweerder aangeduid als documentnummer van het document waar de bijlage bij hoort + letter). De rechtbank is van oordeel dat verweerder een voldoende motivering heeft gegeven voor zover sprake is van geheel of gedeeltelijke weigering om informatie openbaar te maken. Voor zover sprake is van openbaarmaking van documenten volgt de rechtbank verweerder in het standpunt dat het belang van eiseres 2 niet in het geding is dan wel het belang van openbaarmaking zwaarder moet wegen dan het belang van eiseres 2. Over document 293a merkt de rechtbank nog op dat het lijkt te gaan om een kennelijke verschrijving. De rechtbank houdt het ervoor dat verweerder hier document 283a heeft bedoeld te benoemen.
24. De rechtbank heeft aanvullend de documenten 2, 28, 48, 63, 117, 124, 134, 135, 154, 169, 179, 192, 203, 206, 215, 216, 219, 234, 235, 242, 243, 247, 264, 266, 270, 302, 318, 319, 329, 333, 339, 352, 375, 383, 385, 386, 401, 405, 418, 426, 436, 437, 456, 460, 463, 471, inclusief de bijbehorende bijlagen, beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een voldoende motivering heeft gegeven voor zover sprake is van geheel of gedeeltelijke weigering om informatie openbaar te maken. Voor zover sprake is van openbaarmaking van documenten volgt de rechtbank verweerder in het standpunt dat het belang van eiseres 2 niet in het geding is dan wel het belang van openbaarmaking zwaarder moet wegen dan het belang van eiseres 2.
De map “Processtukken”
25. De rechtbank heeft van de map “Processtukken” de documenten 23 en 115 opnieuw beoordeeld. De rechtbank constateert dat verweerder de grondslag van de weigering heeft aangepast, in die zin dat niet langer sprake is van een weigering wegens financiële belangen van verweerder, maar dat de documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad, met daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen (artikel 11, eerste lid, van de Wob). Met de tussenuitspraak heeft de rechtbank over deze map al geoordeeld dat verweerder laatstgenoemde weigeringsgrond voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank ziet geen aanleiding daar nu anders over te oordelen.
De map “3oo”
26. De rechtbank heeft van de map “3oo” de documenten 1, 18 en 73, inclusief de bijbehorende bijlagen 1a, 18a en 73a, opnieuw beoordeeld. Met betrekking tot de documenten 1, 18 en 73 volgt de rechtbank verweerder in het standpunt dat het belang van eiseres 2 niet in het geding is dan wel het belang van openbaarmaking zwaarder moet wegen dan het belang van eiseres 2. Met betrekking tot de documenten 1a, 18a en 73a is de rechtbank van oordeel dat verweerder de integrale weigering voldoende heeft gemotiveerd, aangezien sprake is van documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad, met daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen (artikel 11, eerste lid, van de Wob). Zo betreft document 18a bijvoorbeeld een concept met daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen, in aanloop naar een (mogelijke) eindversie van dat document.
27. De rechtbank heeft aanvullend de documenten 3, 19, 21, 24, 45, 46, 68, 87 en 89, inclusief de bijbehorende bijlagen, beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een voldoende motivering heeft gegeven voor zover sprake is van geheel of gedeeltelijke weigering om informatie openbaar te maken. Voor zover sprake is van openbaarmaking van documenten volgt de rechtbank verweerder in het standpunt dat het belang van eiseres 2 niet in het geding is dan wel het belang van openbaarmaking zwaarder moet wegen dan het belang van eiseres 2.
De map “Openbaar”
28. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt van de rechtbank in de tussenuitspraak van 3 juli 2018 was dat alle documenten in de map “Openbaar” door verweerder openbaar zullen worden gemaakt. De rechtbank heeft op basis hiervan in de tussenuitspraak geconcludeerd dat sprake is van een tegenstrijdige motivering voor zover verweerder ook concludeerde dat de documenten buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek vielen en als vertrouwelijk werden aangemerkt. Uit de nu door verweerder gegeven toelichting begrijpt de rechtbank dat het niet de bedoeling is geweest om met de plaatsing van de documenten in de map “Openbaar” aan te geven dat al deze documenten openbaar gemaakt zullen worden. Het voorgaande werpt een ander licht op de beoordeling van de documenten in deze map. Van een tegenstrijdige motivering is in zoverre geen sprake meer.
29. De rechtbank heeft de documenten 12, 18, 51, 55, 75, 76, 127, 128, 131, 137, 139, 141, 142, 160, 170, 177, 178, 179, 180, 186, 203 opnieuw beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten aanzien van de documenten 12, 12a, 51, 51a, 55, 75, 75a, 76, 127, 128, 131, 131s, 136, 136a, 136b, 139, 139a, 139b, 141, 142, 160, 170, 178, 179, 179a, 180, 186, 203 en 203a onvoldoende heeft gemotiveerd dat het document buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek valt. Verweerder heeft namelijk een niet-eenduidige motivering gegeven waarbij verweerder enerzijds vermeldt dat het betreffende document
buitende reikwijdte van het Wob-verzoek valt. Anderzijds vermeldt verweerder dat indien het document toch
binnende reikwijdte valt sprake is van integrale weigering met toepassing van een weigeringsgrond, dan wel openbaarmaking. Een dergelijke beoordeling en motivering door verweerder strookt niet met het systeem van de Wob, waarbij de vaststelling (door het bestuursorgaan) of een document binnen de reikwijdte valt, voorafgaat aan de vraag of het document (niet) openbaar dient te worden gemaakt. Over de door verweerder met betrekking tot document 137 gegeven motivering merkt de rechtbank nog op dat het kennelijk moet gaan om document 136 en verwijst de rechtbank naar het hiervoor gegeven oordeel met betrekking tot de door verweerder gegeven niet-eenduidige motivering.
Voor zover verweerder beoogd heeft documenten openbaar te maken kan de rechtbank de motivering hiervan wel volgen met betrekking tot de documenten, 12, 12a, 51, 51a, 55, 75, 76, 131, 131s, 136, 139, 141, 142, 160, 170, 179, 180, 186 en 203. Het belang van eiseres 2 is hierbij niet in het geding dan wel het belang van openbaarmaking moet zwaarder wegen dan het belang van eiseres 2.
Voor zover verweerder beoogd heeft om openbaarmaking van documenten te weigeren is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit onvoldoende heeft gemotiveerd met betrekking tot de documenten 75a, 136a en 136b, 170a, 170b, 170c, 177, 177a, 178 en 203a.
Met betrekking tot de documenten 18, 127, 128, 139a, 139b, 178a, 178b, 180a, en 180b heeft verweerder – voor zover van die weigeringsgrond in het concrete geval sprake is – onvoldoende gemotiveerd dat de financiële belangen van verweerder niet opwegen tegen openbaarmaking van de gevraagde informatie. Verweerder heeft echter wel voldoende gemotiveerd dat sprake is van documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad, met daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen (artikel 11, eerste lid, van de Wob) en de documenten om die reden mogen weigeren.
Ten aanzien van document 179a ligt het precies andersom. Verweerder heeft ten aanzien van dat document onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van een document opgesteld ten behoeve van intern beraad. Verweerder heeft wel voldoende gemotiveerd dat de financiële belangen van verweerder niet opwegen tegen openbaarmaking van de gevraagde informatie.
Ten aanzien van documenten 141a, 142a, 142b, 142c, 142d kan de motivering van beide toegepaste weigeringsgronden de toets doorstaan.
30. De rechtbank heeft aanvullend de documenten 7, 11, 29, 36, 47, 58, 64, 67, 72, 80, 102, 112, 133, 147, 151, 159, 181, 182, 191, 211, 212, 215, 220 en de bijbehorende bijlagen beoordeeld. De rechtbank volgt verweerder in de motivering die er toe strekt dat deze documenten openbaar gemaakt moeten worden en dat het belang van eiseres 2 niet in het geding is dan wel dat haar belang niet opweegt tegen het belang van openbaarmaking van deze documenten.
31. Gelet op het voorgaande is sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit 4. Het bestreden besluit 4 komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet aanleiding om zelf de in zaak te voorzien. Verweerder is er na meerdere herstelpogingen niet in geslaagd om de (weigering van de) openbaarmaking van de hierna genoemde documenten te motiveren. De rechtbank zal ten aanzien hiervan als volgt zelf in de zaak voorzien.
De rechtbank zal bepalen dat verweerder de documenten 12, 12a, 51, 51a, 55, 75, 75a, 76, 131, 131s, 136, 136a, 136b, 139, 141, 142, 160, 170, 170a, 170b, 170c, 177, 177a, 178 179, 180, 186, 203 en 203a openbaar moet maken, met weglakking van persoonsgegevens en met inachtneming van wat daarover is overwogen in overweging 18.
De rechtbank zal daarnaast bepalen dat openbaarmaking van de documenten 18, 127, 128, 139a, 139b, 178a, 178b, 180a, en 180b wordt geweigerd met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de Wob. Ook zal de rechtbank bepalen dat openbaarmaking van het document 179a wordt geweigerd met toepassing van artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob.
De map “Bestemmingsplan”
32. De rechtbank heeft van de map “Bestemmingsplan” de documenten 21, 29, 33, 37, 45, 58, 67, 83 en 86, inclusief de bijbehorende bijlagen, beoordeeld. De rechtbank volgt verweerder in zijn motivering dat het belang van eiseres 2 bij de openbaarmaking hierbij niet in het geding is dan wel het belang van openbaarmaking moet zwaarder wegen dan het belang van eiseres 2. De rechtbank merkt ten aanzien van document 29a dat verweerder ten onrechte weglakking van namen heeft voorgenomen, aangezien het gaat om een krantenartikel. Wat de weglakking van namen in document 45a en 58 betreft verwijst de rechtbank naar overweging 18. Ook in zoverre zijn de beroepen tegen het bestreden besluit 4 gegrond
.
IV. Conclusie
33. Zoals hiervoor al is overwogen ziet de rechtbank aanleiding om verweerder niet nogmaals in de gelegenheid te stellen om de geconstateerde gebreken te herstellen in het kader van de bestuurlijke lus. Hoewel de rechtbank daarom een einduitspraak doet, begrijpt de rechtbank dat het geschil daarmee voor partijen nog niet is opgelost. De rechtbank ziet echter geen andere mogelijkheid dan op de navolgende wijze te beslissen en spreekt de hoop uit dat partijen opnieuw met elkaar in overleg gaan om een oplossing van het geschil te bevorderen.
34. Het beroep van eiseres 1 tegen het bestreden besluit 1 is gelet op overweging 2 van de tussenuitspraak van 3 juli 2018 niet-ontvankelijk.
35. De rechtbank komt verder tot de conclusie dat de laatste herstelpoging van verweerder een verbetering is, maar dat er nog altijd sprake is van een groot aantal gebreken. De beroepen van eiseres 1 en eiseres 2 tegen het bestreden besluit 2, het bestreden besluit 3 en het bestreden besluit 4 zijn gegrond.
36. Het bestreden besluit 2 en het bestreden besluit 3 worden vernietigd, behoudens ten aanzien van de weigering van openbaarmaking van documenten die de rechtbank met de tussenuitspraak van 3 juli 2018 akkoord heeft bevonden (overwegingen 18 t/m 31 van de tussenuitspraak van 3 juli 2018).
37. Het bestreden besluit 4 wordt vernietigd
voor zoverdaarbij openbaarmaking van documenten of delen ervan ten onrechte is geweigerd
envoor zover de documenten ten onrechte openbaar zijn gemaakt, zoals hierna en onder 31 is weergegeven. Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde delen van het bestreden besluit 4 en te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 4 voor het overige in stand blijven. Omdat de rechtbank het niet in haar macht heeft om documenten feitelijk openbaar te maken geeft de rechtbank toepassing aan 8:72, vierde lid, van de Awb en draagt zij verweerder op dit te doen. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder nog moet besluiten op het verzoek van eiseres 1, voor zover daar nog niet op is beslist.
Dit betekent dat:
a) De openbaarmaking van bepaalde documenten wordt geweigerd (8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb).
Dit heeft betrekking op de documenten 18, 127, 128, 139a, 139b, 178a, 178b, 179a,180a, en 180b in de map ‘Openbaar’.
b) Verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak bepaalde documenten openbaar zal moeten maken (artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb).
Dit heeft betrekking op de documenten 12, 12a, 51, 51a, 55, 75, 75a, 76, 131, 131s, 136, 136a, 136b, 139, 141, 142, 160, 170, 170a, 170b, 170c, 177, 177a, 178 179, 180, 186, 203 en 203a in de map ‘Openbaar’. Hierbij dient verweerder telkens persoonsgegevens weg te lakken met inachtneming van wat daarover is overwogen in overweging 18.
c) Verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak de niet beoordeelde documenten alsnog moet beoordelen (artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb).
Verweerder moet alsnog een besluit nemen op het Wob-verzoek van eiseres 1 met inachtneming van overweging 15 ten aanzien van de e-mails die zich in een ‘thread’ bevinden maar niet losstaand zijn beoordeeld.
38. De rechtbank bepaalt dat verweerder gevolg dient te geven aan deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, zesde lid, van de Awb te bepalen dat verweerder aan eiseres 1 en eiseres 2 ieder afzonderlijk een dwangsom ten bedrage van € 1.000,- verbeurt voor elke week waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn van zes weken overschrijdt, met een maximum van € 6.000,- per procespartij.
39. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres 1 gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.304,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punten voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het indienen van twee zienswijzen, 0,5 punt voor het geven van schriftelijke inlichtingen, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
40. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiseres 1 het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
41. Met betrekking tot eiseres 2 is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Wel bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres 2 betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eiseres 1 tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
  • verklaart de beroepen van eiseres 1 en eiseres 2 tegen het bestreden besluit 2, het bestreden besluit 3 en het bestreden besluit 4 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit 2 en het bestreden besluit 3, behoudens ten aanzien van de weigering van openbaarmaking van documenten die de rechtbank met de tussenuitspraak van 3 juli 2018 akkoord heeft bevonden;
  • vernietigt het bestreden besluit 4 voor zover daarbij openbaarmaking van documenten ten onrechte is geweigerd of ten onrechte tot openbaarmaking ervan is overgegaan, een en ander met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde delen van het bestreden besluit 4;
  • laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 4 voor het overige in stand;
  • bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van de documenten 12, 12a, 51, 51a, 55, 75, 75a, 76, 131, 131s, 136, 136a, 136b, 139, 141, 142, 160, 170, 170a, 170b, 170c, 177, 177a, 178 179, 180, 186, 203 en 203a openbaar maakt, met weglakking van persoonsgegevens en met inachtneming van wat daarover is overwogen in overweging 18;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres 1 en eiseres 2 ieder afzonderlijk een dwangsom van € 1.000,- per week, met een maximum van € 6.000,- per procespartij, verbeurt, zolang hij in gebreke blijft na ommekomst van de in de uitspraak gegeven termijn gevolg te geven aan wat in deze uitspraak is bepaald;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres 1 gemaakte proceskosten van € 2.304,-;
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 334,- aan eiseres 1 te vergoeden;
  • draagt verweerder op het door eiseres 2 betaalde griffierecht van € 168,- aan eiseres 2 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.A. ter Schure, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2019.
De griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraken kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

3.R.o. 20 en 22 van de tussenuitspraak van 3 juli 2018.
4.E-mails waarin wordt gereageerd op een eerder bericht of waarin een eerder bericht wordt doorgestuurd maar waarbij de gehele berichtenreeks in het nieuwste bericht is opgenomen (