ECLI:NL:RBMNE:2019:6737

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
C/16/486168 / FO RK 19-1242
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen omgangsregeling tussen vader en kinderen na eerdere twijfels over naleving afspraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2019 een tussenbeschikking gegeven in een familiekwestie betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee kinderen. De vader had verzocht om een omgangsregeling, maar de rechtbank had eerder, op 15 augustus 2019, de beslissing hierover aangehouden. De moeder had tijdens een eerdere zitting haar twijfels geuit over de naleving van afspraken door de vader, gezien zijn verleden. De rechtbank heeft op basis van brieven van beide ouders, ontvangen in september 2019, besloten om het verzoek van de vader opnieuw te beoordelen.

De ouders hebben samen twee kinderen, geboren in 2006 en 2009. De moeder staat open voor omgang, maar heeft twijfels over de vader's vermogen om afspraken na te komen. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de vraag of omgang in het belang van de kinderen is en hoe deze omgang moet worden opgebouwd. De rechtbank heeft de beslissing over het verzoek van de vader voor vier maanden aangehouden in afwachting van de resultaten van dit onderzoek. De rechtbank benadrukt het belang van contact tussen kinderen en beide ouders, maar uit zorgen over de mogelijke belasting van de kinderen, vooral gezien de gedragsproblemen van de oudste.

De rechtbank heeft de vader erop gewezen dat het schadelijk zou zijn voor de kinderen als hij opnieuw afspraken niet nakomt. De beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2019. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/486168 / FO RK 19-1242
Vaststellen omgangsregeling
Beschikking van 15 oktober 2019
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.F.W. Veraar,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. W.J.L. Zwaan.

1.De procedure

1.1.
Op 15 augustus 2019 heeft de rechtbank een beschikking gegeven tussen partijen. Daarin heeft de rechtbank de beslissing aangehouden (uitgesteld) op het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen. De rechtbank heeft daarbij aan partijen gevraagd om haar uiterlijk op 15 november 2019 te informeren over de stand van zaken.
1.2.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende brieven ontvangen en gelezen:
  • een brief van de moeder van 4 september 2019;
  • een brief van de vader van 17 september 2019.
1.3.
De inhoud van deze brieven is voor de rechtbank aanleiding om het verzoek van de vader opnieuw te beoordelen.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
De ouders hebben samen twee kinderen, namelijk:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2006;
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2009.
2.2.
De vader wil graag dat er een omgangsregeling tussen hem en [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] wordt vastgesteld. De moeder heeft tijdens de eerdere zitting op 18 juli 2019 verklaard dat zij wel openstaat voor omgang tussen de vader en de kinderen, maar dat zij wel sterk haar twijfels heeft of de vader uiteindelijk de te maken afspraken wel gaat nakomen. In het verleden heeft hij dat namelijk niet gedaan.
2.3.
Tijdens zitting van 18 juli 2019 heeft de rechtbank met de ouders besproken dat zij aan de betrokken hulpverlening (Wijkteam en/of [naam organisatie] ) zouden vragen om te onderzoeken of omgang met de vader nu niet te belastend voor de kinderen is. In de brieven van 4 en 17 september 2019 geven de ouders echter aan dat de betrokken hulpverlening zo’n onderzoek niet willen/kunnen uitvoeren, omdat zij daarvoor de onafhankelijkheid en expertise missen. Daarbij is voorgesteld om de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) dit onderzoek te laten doen. De moeder heeft daarbij wel te kennen gegeven dat zij vindt dat zo’n onderzoek verloren moeite zal zijn, omdat zij verwacht dat de vader zijn afspraken niet zal nakomen.
Onderzoek door de Raad
2.4.
De rechtbank zal de Raad verzoeken om een onderzoek te doen naar de vraag of omgang tussen de vader en [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] in het belang van de kinderen is en, zo ja, hoe deze omgang dan moet worden opgebouwd. Daarbij zal de rechtbank de (definitieve) beslissing op het verzoek van de vader voor vier maanden aanhouden (uitstellen) in afwachting van de resultaten van het onderzoek van de Raad.
2.5.
De rechtbank kan namelijk op dit moment zelf onvoldoende beoordelen of herstel van het contact tussen de vader en de kinderen goed voor de kinderen zal zijn. In het algemeen is het zo dat het voor de ontwikkeling van kinderen goed is dat zij contact hebben met hun beide ouders. Op die manier kunnen zij zich spiegelen aan hun ouders en bepaald gedrag en bepaalde karaktereigenschappen van henzelf in hun ouders herkennen. In dit geval zijn er wel signalen die maken dat de rechtbank eraan twijfelt of in dit geval omgang met de vader niet te belastend voor de kinderen gaat zijn, met name voor [voornaam van minderjarige 1] . Bij [voornaam van minderjarige 1] is namelijk ADHD geconstateerd en hij heeft eerder gedragsproblemen laten zien. [voornaam van minderjarige 1] is aangemeld voor onderzoeken bij de GGZ, slikt medicatie en krijgt begeleiding. Het zou zo kunnen zijn dat herstel van het contact met de vader dan teveel gevraagd is, maar dat zal de Raad moeten onderzoeken. Waar de rechtbank zich ook zorgen om maakt, is dat de vader vroeger gemaakte afspraken met de hulpverlening niet is nagekomen. De vader moet zich goed beseffen dat het schadelijk voor de kinderen zou zijn als hij het in de toekomst opnieuw laat afweten. Mocht de Raad na zijn onderzoek tot de conclusie komen dat de omgang hersteld kan worden en mocht de rechtbank dat advies van de Raad overnemen, dan zal de vader alles in het werk moeten stellen om die omgangsregeling na te komen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
houdt de beslissing over het verzoek van de vader over de omgangsregeling aan tot
14 februari 2020, met het verzoek aan de Raad voor de Kinderbescherming om onderzoek te doen naar de vraag:
  • of omgang tussen de vader en [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] in het belang van de kinderen is, en;
  • zo ja, hoe deze omgang dan moet worden opgebouwd.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.M.H. de Wit, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.