In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2019 een tussenbeschikking gegeven in een familiekwestie betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee kinderen. De vader had verzocht om een omgangsregeling, maar de rechtbank had eerder, op 15 augustus 2019, de beslissing hierover aangehouden. De moeder had tijdens een eerdere zitting haar twijfels geuit over de naleving van afspraken door de vader, gezien zijn verleden. De rechtbank heeft op basis van brieven van beide ouders, ontvangen in september 2019, besloten om het verzoek van de vader opnieuw te beoordelen.
De ouders hebben samen twee kinderen, geboren in 2006 en 2009. De moeder staat open voor omgang, maar heeft twijfels over de vader's vermogen om afspraken na te komen. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de vraag of omgang in het belang van de kinderen is en hoe deze omgang moet worden opgebouwd. De rechtbank heeft de beslissing over het verzoek van de vader voor vier maanden aangehouden in afwachting van de resultaten van dit onderzoek. De rechtbank benadrukt het belang van contact tussen kinderen en beide ouders, maar uit zorgen over de mogelijke belasting van de kinderen, vooral gezien de gedragsproblemen van de oudste.
De rechtbank heeft de vader erop gewezen dat het schadelijk zou zijn voor de kinderen als hij opnieuw afspraken niet nakomt. De beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2019. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.