ECLI:NL:RBMNE:2019:6677

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
16/003810-19 en 20-002451-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking en bedreiging van ex-vriendin met gevangenisstraf en contactverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking en bedreiging van zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van ongeveer zes maanden herhaaldelijk contact heeft gezocht met [slachtoffer 1] en haar vriendin, [slachtoffer 2], waarbij hij hen bedreigde en hen in hun persoonlijke levenssfeer heeft aangetast. De verdachte heeft op 5 januari 2019 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedreigd en mishandeld, wat leidde tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd, waarbij de verdachte zich niet binnen een straal van 300 meter van de woningen van de slachtoffers mag bevinden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gesteldheid van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblemen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toegewezen, waarbij schadevergoeding is vastgesteld voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat te betalen ter compensatie van de schade aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/003810-19 en 20-002451-15 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] , locatie [naam locatie] , te [plaatsnaam]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 april 2019 en 16 juli 2019. Op deze laatste zitting heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Zeilstra en van hetgeen verdachte en mr. K.W. Hau, advocaat te Zoetermeer, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht, en ook van hetgeen zij in het kader van het spreekrecht als slachtoffer hebben aangevoerd.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 5 januari 2019 te Nieuwegein [slachtoffer 1] woordelijk heeft bedreigd;
feit 2:
in de periode van 8 juli 2018 tot en met 5 januari 2019 te Nieuwegein [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
feit 3:
op 5 januari 2019 te Nieuwegein [slachtoffer 2] woordelijk heeft bedreigd;
feit 4:
op 5 januari 2019 te Nieuwegein [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 5:
op 5 januari 2019 te Nieuwegein [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 6:
op 5 januari 2019 te Nieuwegein een ruit van [onderneming 1] heeft vernield;
feit 7:
in de periode van 12 februari 2019 tot en met 13 februari 2019 te Vlaardingen en/of Nieuwegein [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] woordelijk heeft bedreigd;
feit 8:
op 13 februari 2019 te Vlaardingen verwarwarmingsbuizen en/of brievenbussen van [onderneming 2] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte, de onder 6 en 8 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De raadsman heeft met betrekking tot de overige feiten vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank over de feiten 1 tot en met 6
Bewijsmiddelen: [1]
De verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] afgelegd tegenover de politie voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
In december 2017 is mijn relatie met [verdachte] over gegaan. Eind juni 2018 ben ik bij [voornaam van slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] te Nieuwegein ) gaan wonen.
Eerste incident in Nieuwegein: op 8 juli wilde ik en [voornaam van slachtoffer 2] naar het zwembad gaan. Ik zag dat [voornaam van verdachte] [2] aan kwam scheuren. Ik zag dat hij mij aanviel. Ik zag en voelde dat hij aan mij aan het duwen en het trekken was. Hij heeft vervolgens mijn telefoon en de huissleutels van het huis in Vlaardingen afgepakt. Toen is het stalken echt begonnen. Hij heeft mij ontzettend vaak gebeld om langs te komen om zijn zoon te kunnen zien en als ik dit niet toe liet werd hij boos en dan begon hij mij te bedreigen. Ik heb ergens vanaf augustus een nieuw nummer genomen, omdat hij mij meerdere malen per dag belde en appte. Vanaf dat moment heeft hij mij elke dag gemaild en contact gezocht via Facebook. Op 1 november 2018 was ik samen met [voornaam van slachtoffer 2] thuis. Ik hoorde voetstappen op het dak. Ik hoorde dat er een persoon heen en weer liep. Ik hoorde dat een persoon vervolgens op de woonkamerruit begon te bonken. Ik herkende direct de stem van [voornaam van verdachte] . [voornaam van verdachte] doet er alles aan om contact te krijgen. Ik krijg dagelijks mails van hem binnen. In deze mails staat dat hij langs gaat komen, dat ik hem moet bellen. Hij stuurt foto's dat hij beneden bij de woning staat. Hij dreigt daarbij elke weer dat hij mij of [voornaam van slachtoffer 2] iets aan gaat doen. Op 26 december 2018 stond [voornaam van verdachte] ineens weer voor de deur [3] en op 30 december 2018 heeft [voornaam van verdachte] aangebeld bij de woning. Op 1 januari 2019 heeft hij weer gemaild. In de mail stond dat er iets gebeurd was die nacht en dat hij langs kwam. Hij heeft ook weer aangebeld. Hij heeft de hele dag in een auto voor onze deur geslapen. Op 5 januari 2019 omstreeks 08.00 uur is [voornaam van verdachte] begonnen met mailen dat ik hem moest bellen. Om 9:15 heb ik hem gebeld. Hij was weer met de dood aan het dreigen. Omstreeks 14.35 uur zijn [voornaam van slachtoffer 2] en ik naar beneden gegaan en zag ik weer een mail van hem. Hierin stond dat het mijn laatste kans was en nog meer bedreigingen. Toen we beneden waren zag ik dat [voornaam van verdachte] van de eerste etage van ons complex naar beneden sprong en dat hij ons direct aanviel. Ik zag dat hij [voornaam van slachtoffer 2] wilde slaan. Ik hoorde [voornaam van slachtoffer 2] zeggen dat hij haar geslagen had. Ik voelde dat hij mij bij mijn polsen pakte en dat hij een slaande beweging in de richting van mijn gezicht maakte. Ik voelde pijn op de linkerzijde van mijn kaak. Ik zag dat hij de ruit van de portiekdeur insloeg. [4]
Hij belde mij dagelijks om te vertellen dat hij mij ging vermoorden. [5]
De geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Uitwendige waargenomen letsel: kneuzing kaak links
Datum waarop de persoon werd onderzocht: d.d. 7 januari 2019. [6]
De bevindingen van [A] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 5 januari 2019 heb ik een aangifte opgenomen ter zake artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De aangever [slachtoffer 1] heeft mij tevens een aantal gesproken berichten doorgestuurd. Dit zijn berichten van de verdachte [verdachte] , die hij via de Whatsapp aan haar heeft gestuurd.
Op 4 november 2018 heeft de verdachte telefonisch contact gehad met de aangever. Ik hoorde dat het volgende werd gezegd: (vrouwenstem) [voornaam van verdachte] , niet mij bellen. (mannenstem) Niet jou bellen? (vrouwenstem) Nee, laat mij met rust. (mannenstem) Ik jou met rust laten. Ik kom nu naar kanker Nieuwegein. Ik ga niemand met rust laten. Ja ga maar nog een keer de politie erbij halen, want ik heb nog steeds geen straatverbod. (vrouwenstem) [voornaam van verdachte] , laat me gewoon met rust. (mannenstem) Ik laat niemand met rust. [7]
Op 7 november 2018 zijn er nog 5 spraakberichten opgenomen waarbij de verdachte dreigt dat er moorden worden gepleegd als er iemand in de buurt komt van zijn kind.
Op 10 november 2018 hoorde ik de verdachte zeggen: “vandaag is de dag dat ik ramen in ga gooien bij jou kanker hoeren vriendin. Ik ga wel een paar maanden vast zitten. Vandaag gaat er een eind komen aan jou kankergedrag. (…) Ik ga jou niet met rust laten. (…) Ik ga vastzitten. Ik heb niks meer te verliezen.
Op 5 januari 2019 zijn er drie spraakberichten opgenomen. Daarbij bedreigd de verdachte de vriendin van de aangeefster. Ik hoorde hem zeggen: “Zij gaat 2 sneeën in haar gezicht krijgen als alles voorbij is. (…) Ik maak haar dood. (…).” [8]
De bevindingen van [B] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
De aangeefster [slachtoffer 1] heeft mij rekeningen overhandigd waarop te zien is hoe vaak haar ex-vriend, [verdachte] , haar gebeld heeft in de maanden juli, augustus en september van het jaar 2018. In september 2018 heeft de aangeefster haar telefoonnummer veranderd
.
De aangeefster verklaarde dat [telefoonnummer 1] haar telefoonnummer was. De aangeefster verklaarde dat haar vriendin [voornaam van slachtoffer 2] ook geregeld werd gebeld door [voornaam van verdachte] . Haar telefoonnummer is [telefoonnummer 2] .
Het telefoonnummer waarvan de rekeningen afkomstig zijn is van [telefoonnummer 3] . De aangeefster heeft verklaard dat dit rekeningen zijn van verdachte.
In juli werd er 162 keer gebeld naar [telefoonnummer 1] . In juli werd er 74 keer gebeld naar [telefoonnummer 2] . In augustus werd er 380 keer gebeld naar [telefoonnummer 1] . In augustus werd er 34 keer gebeld naar [telefoonnummer 2] . In september werd er 246 keer gebeld naar [telefoonnummer 1] . In september werd er 46 keer gebeld naar [telefoonnummer 2] . [9]
De verklaringen van [slachtoffer 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Verklaring afgelegd op 5 januari 2019.
Op 5 januari 2019 omstreeks 14.35 uur bevond ik mij in mijn woning te Nieuwegein. Ik was samen met [slachtoffer 1] . Dit is een vriendin en huisgenoot van mij. [voornaam van slachtoffer 1] is de ex van [verdachte] . Hij stalkt haar al maanden, voornamelijk via de mail. Vandaag heeft [voornaam van verdachte] meerdere mailtjes naar [voornaam van slachtoffer 1] gestuurd. Ik heb mijn telefoon op opnemen gezet en ik hoorde hem onder andere zeggen dat ik een kankerhoer ben en dat hij mij dood zou maken. Ik hoorde hem ook zeggen dat hij mijn gezicht van links naar rechts zou opensnijden. Toen wij beneden waren zag ik dat [voornaam van verdachte] vanaf de galerij op de eerste verdieping naar beneden gesprongen kwam en [10] op mij en [voornaam van slachtoffer 1] afliep. Ik zag dat hij op mij afgelopen kwam en dat hij mij met een vlakke hand een klap aan de linkerzijde van mijn gezicht gaf. Ik voelde pijn aan mijn linkerwang. Ik zag dat [voornaam van verdachte] [voornaam van slachtoffer 1] in haar gezicht sloeg. Toen we ontzet waren zag ik dat [voornaam van verdachte] de portiek van mijn flat in liep. Ik zag dat hij een slaande beweging maakte in de richting van de deur van het portiek. Ik zag dat hij de ruit van de deur insloeg. [11]
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2019 voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik heb op 5 januari 2019 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bedreigd. Ik heb gezegd dat ik hen dood zou maken en dat ik het gezicht van [slachtoffer 2] van links naar rechts open zou snijden.
Ik ben op 5 januari 2019 naar de woning van [slachtoffer 2] aan de [straatnaam] te [woonplaats] gereden. Ik ben bij haar flat de portiek ingelopen en ben in de richting van haar woning gelopen. Op het moment dat ik op de eerste etage liep zag ik [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] buiten het flatgebouw lopen. Ik ben toen vanaf de eerste etage van de flat gesprongen en in hun richting gelopen. Ik heb toen de ruit van de deur kapot gemaakt.
De relatie tussen [slachtoffer 1] en mij is eind 2017 beëindigd. Zij is in de zomer van 2018 bij haar vriendin [slachtoffer 2] gaan wonen. Deze vriendin woont in Nieuwegein. Ik heb [slachtoffer 1] heel veel gebeld, gemaild en via whatsapp berichten gestuurd. Ook heb ik berichten over haar geplaatst op Facebook. In meerdere berichten heb ik mij in haar richting dreigend uitgelaten. Ik ben ook meerdere malen naar die woning in Nieuwegein toegegaan.
Overwegingen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de tenlastegelegde bedreigingen omdat niet is gebleken dat bij de aangeefsters vrees is opgewekt. De rechtbank overweegt dat, hoewel uit de verklaringen wel degelijk volgt dat door verdachtes geuite bewoordingen vrees is opgewekt bij de aangeefsters, uit vaste jurisprudentie volgt dat niet is vereist dat de bedreiging op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat er werkelijk vrees is opgewekt. Wel moet de bedreiging van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen vrees kan opwekken. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de door verdachte geuite bewoordingen en de omstandigheden waaronder deze zijn geuit, zeker sprake. Immers is verdachte vanaf de eerste etage naar beneden gesprongen om snel bij aangeefsters in de buurt te komen toen zij het flatgebouw al hadden verlaten, heeft hij daarna de bedreigingen geuit waarna hij het ruitje van het portiek heeft ingeslagen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Met betrekking tot de ten laste gelegde belaging heeft de raadsman aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer 1] ook zelf contact zocht met verdachte en van een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer geen sprake is geweest. De rechtbank overweegt hierover dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de gedragingen van verdachte gezien de aard, de duur, de frequentie en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden als een stelselmatige en wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster zijn aan te merken. Dat aangeefster enkele berichten naar verdachte heeft gestuurd, die overigens in het niet vallen bij de vele malen dat verdachte contact met haar zocht, doet aan het voorgaande niet af. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De overige verweren van de raadsman vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de feiten 1 tot en met 6 bewezen, zoals dit hieronder in rubriek 6 bewezen is verklaard.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het betrekking heeft, zoals blijkt uit de inhoud.
4.4
Het oordeel van de rechtbank over feit 7
Bewijsmiddelen feit 7
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 12 februari 2019 was ik in mijn woning te Nieuwegein. Dezelfde dag werd mijn moeder gebeld door het nummer [telefoonnummer 4] en werd haar gezegd: “Ben jij de moeder van [voornaam van slachtoffer 2] ? Regel de begrafenis maar alvast want ik ga haar vermoorden.” Vervolgens heeft zij mij opgebeld en vertelde zij mij dit in paniek. Ik kan u vertellen dat dit nummer van [voornaam van verdachte] is. [12] Omstreeks 20.00 uur werd ik gebeld door [voornaam van verdachte] met het nummer [telefoonnummer 4] . Hij heeft mijn moeder weer gebeld en gezegd: “Jouw dochter is de grootste kankerhoer en ik ga haar afmaken.”
In de nacht van 12 op 13 februari 2019 heeft hij mij gebeld. Opmerking verbalisant: een aantal van de onderstaande bedreigingen zijn opgenomen en deze heb ik gehoord. Aangever en [voornaam van slachtoffer 1] zijn beiden aan de telefoon met [voornaam van verdachte] .
- Herhaaldelijk zei hij : "Ik ga je afmaken, ik ga je afmaken."
- [voornaam van verdachte] heeft ook gezegd: "Als ik vast moet zitten door jouw en ik kom vrij. Dan ga jij er aan. Heb jij mij gehoord?"
- [voornaam van verdachte] zei : "Geloof mij jij hebt je eigen graf gegraven."
- [voornaam van verdachte] zei vervolgens : "Ik heb een pistool voor 1200 euro en dat ik ( [voornaam van slachtoffer 2] ) als eerste kogels ga zien en daarna [slachtoffer 1] ."
- [voornaam van verdachte] zei vervolgens : "Ik, [voornaam van slachtoffer 1] en mijn zoontje van 8 jaar ook achter onze schouders moeten kijken, want hij komt onverwachts."
- [voornaam van verdachte] zei : "Ik ben het laatste gezicht dat jij gaat zien."
- [voornaam van verdachte] zei : "Ik ga eerst één persoon vermoorden. eentje maar diegene die mijn leven heeft verziekt en dat ben jij kankerhoer."
Ik vroeg toen of ik dat was en toen zei hij : "Ja de eigenaar van dit nummer."
- [voornaam van verdachte] zei : "Jij gaat eraan [voornaam van slachtoffer 2] ."
- "Ik maak je dood." zei hij tegen [voornaam van slachtoffer 1] die met hem in gesprek was.
- [voornaam van verdachte] zei tegen mij : "Kankerhoer, jij gaat die kogel in je kanker kop krijgen.
- [voornaam van verdachte] zei ook: "Met jou heb ik geen contact verbod kankerhoer. Voor jou wil ik ook vastzitten kankerhoer."
zei ook: "Je mag elke dag achterom gaan kijken." [13] - [voornaam van verdachte] zei: "Jij mag aan jouw zoontje gaan uitleggen, wie jij hebt laten vastzitten. Jouw zoontje gaat zonder moeder achterblijven. [14]
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 12 februari 2019 werd de moeder van mijn beste vriendin, [slachtoffer 2] , gebeld door [voornaam van verdachte] . Ik hoorde dat de moeder van [voornaam van slachtoffer 2] zei dat [voornaam van verdachte] bedreigingen uitte zoals:
- je kan de begrafenis van je dochter regelen;
- ze gaat er aan;
- ik vermoord haar;
- ze gaat dood.
Dit waren de bedreigingen die naar [voornaam van slachtoffer 2] gericht waren.
Op dinsdag 12 februari 2019 werd [voornaam van slachtoffer 2] gebeld door [voornaam van verdachte] . [15] Ik hoorde dat [voornaam van verdachte] door de telefoon zei:
- ik vermoord jullie;
- ik ga jullie doodschieten;
- ik heb een pistool gekocht;
- jullie hebben je eigen graf gegraven;
- je gaat er aan;
- binnen 24 uur gaan jullie dood;
- jullie moeten over je schouder heen blijven kijken;
- ik ben niet alleen;
- ik ga liever 8 jaar vastzitten;
- als ik vrij kom dan ben jij de eerste die er aan gaat [16]
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2019 voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, inhoudende:
Het klopt dat ik op 12 februari 2019 de moeder van [slachtoffer 2] heb gebeld. Ik heb vervolgens meerdere dreigende woorden geuit over [voornaam van slachtoffer 2] . In de nacht van 12 op 13 februari heb ik [voornaam van slachtoffer 2] nog gebeld en toen heb ik haar en [slachtoffer 1] bedreigd.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank wijst met betrekking tot het verweer van de raadsman dat bij de aangeefsters geen vrees is opgewekt naar hetgeen de rechtbank hierover hiervoor heeft overwogen.
De rechtbank acht het onder 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals dit hieronder in rubriek 7 is weergegeven.
4.5
Het oordeel van de rechtbank over feit 8
Verdachte heeft ter zitting de onder feit 8 ten laste gelegde vernieling bekend. De verdediging heeft de rechtbank niet verzocht verdachte van die feiten vrij te spreken. Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering hoeft de rechtbank de bewijsmiddelen in dat geval niet uit te werken, maar mag zij de bewijsmiddelen opsommen. De rechtbank heeft voor het bewijs de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de aangifte namens [onderneming 2] ; [17]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 16 juli 2019.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te Nieuwegein
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
2.
op momenten in de periode van 8 juli 2018 tot en met 5 januari 2019 te Nieuwegein, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door telkens:
- voornoemde [slachtoffer 1] te bellen, en
- voornoemde [slachtoffer 1] te emailen, en
- voornoemde [slachtoffer 1] (dreigende) berichten te sturen via sociale media
,onder andere Facebook en Whatsapp, en
- bij voornoemde [slachtoffer 1] langs de woning te gaan en zich aldaar op
te houden, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en vrees aan te jagen.
3.
op 5 januari 2019 te Nieuwegein, [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] (onder meer via een bericht aan [slachtoffer 1] ) dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je doodmaken" en "ik maak haar dood" en "ik ga je gezicht van links naar rechts opensnijden" en
"zij krijgt twee sneeën in haar gezicht".
4.
op 5 januari 2019 te Nieuwegein [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan.
5.
op 5 januari 2019 te Nieuwegein [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in het gezicht te slaan.
6.
op 5 januari 2019 te Nieuwegein opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit, die aan een ander toebehoorde heeft vernield.
7.
in de periode van 12 februari 2019 tot en met 13
februari 2019 te Nieuwegein, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- de moeder van die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ben
jij de moeder van [voornaam van slachtoffer 2] ? Regel de begrafenis maar alvast want ik ga haar
vermoorden" en "Jouw dochter is de grootste kankerhoer en ik ga
haar afmaken" en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik
heb een pistool voor 1200 euro en jij gaat als eerste kogels zien en
daarna [slachtoffer 1] " en "Ik ben het laatste gezicht dat jij gaat
zien" en "Ik ga eerst één persoon vermoorden, eentje maar, dat is
diegene die mijn leven heeft verziekt en dat ben jij kankerhoer" en
"Kijk elke dag achterom" en "Jouw zoontje gaat zonder moeder
achterblijven" en "Je hebt je eigen graf gegraven" en "Ik maak je
dood! Eerst begin ik met je kankervriendinnen!" en "jij gaat die kogel
in je kankerkop krijgen" en "Voor jou wil ik ook wel vast zitten
kankerhoer".
8.
op 13 februari 2019 te Vlaardingen opzettelijk en wederrechtelijk verwarmingsbuizen en brievenbussen, toebehorende aan
[onderneming 2] , heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 8 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1 en 3bewezen verklaarde levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het
onder 2bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
belaging.
Het
onder 4 en 5bewezen verklaarde levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
mishandeling.
Het
onder 6 en 8verklaarde levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het
onder 7bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
 een meldplicht bij de reclassering;
 een ambulante behandeling;
 een contactverbod met [slachtoffer 2] en locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich niet binnen een afstand van 300 meter van haar woning mag bevinden;
 een contactverbod met [slachtoffer 1] tenzij dit contact, via tussenkomst van de reclassering of een tussenpersoon van een overheidsinstantie zou moeten plaatsvinden ten behoeve van het contact met [D] , en dit door de bevoegde autoriteiten aangewezen wordt geacht.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel – als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht – op te leggen. Deze maatregel dient inhoudelijk te bestaan uit de hiervoor genoemde contactverboden en het locatieverbod. Voor iedere overtreding van deze maatregel dient verdachte 14 dagen hechtenis te ondergaan, met een maximum van 6 maanden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
8.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval van bewezenverklaring, verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis, zoals verdachte deze ten tijde van het wijzen van het vonnis heeft ondergaan. Aan het voorwaardelijke deel kunnen dan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer 6 maanden schuldig gemaakt aan het stalken van [slachtoffer 1] , zijn ex-vriendin. Het stalken lijkt te zijn ontstaan nadat verdachtes ex-vriendin niet meer bij verdachte terug wilde komen en zij problemen kregen over de omgangregeling met hun zoon. Verdachte heeft zijn ex-vriendin veelvuldig gebeld, berichten gestuurd en berichten over haar geplaatst op Facebook. Veel van die berichten hadden een (be)dreigend karakter in de richting van [slachtoffer 1] , maar ook in de richting van haar vriendin, te weten [slachtoffer 2] . Bij deze vriendin was [slachtoffer 1] in die periode namelijk woonachtig. Verdachte is ook meermalen, terwijl hij wist dat dat niet gewenst was, naar die woning toegegaan.
Met de door hem gepleegde stalking heeft verdachte ernstige en herhaalde inbreuken gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] . Zijn gedrag is voor haar beklemmend en beangstigend geweest en hierdoor is zij in haar bewegingsvrijheid beperkt.
Verdachte heeft daarnaast op meerdere momenten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] woordelijk bedreigd en hij heeft hen beiden mishandeld. Verdachte heeft bij deze feiten de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geschonden en bij hen pijn, letsel en angst veroorzaakt. Ten slotte heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan meerdere vernielingen. Met deze door verdachte gepleegde feiten heeft hij aangetoond geen respect te hebben voor andermans goederen. Verdachte heeft zich bij het plegen van de feiten kennelijk telkens laten leiden door zijn eigen woede en frustraties.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 28 juni 2019 is gebleken dat verdachte op 5 september 2014 door het gerechtshof Den Haag onherroepelijk is veroordeeld ter zake van onder meer bedreiging. Nu verdachte wederom voor bedreiging wordt veroordeeld zal de rechtbank met deze eerdere veroordeling in strafverzwarende zin rekening houden. Verder is uit het strafblad van verdachte gebleken dat hij in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld, maar dat deze eerdere veroordelingen hem er kennelijk niet van hebben weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Naar de psychische gesteldheid van verdachte heeft N.P.A. van der Weegen, GZ-psycholoog, onderzoek gedaan. In rapport van 20 juni 2019 wat naar aanleiding van dit onderzoek is opgesteld wordt weergegeven dat verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en aan ernstige stoornissen in het gebruik van alcohol en softdrugs. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van de feiten. Verdachte neemt door zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis weinig verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Ook neemt hij weinig verantwoordelijkheid voor de gevolgen van zijn gedrag. Verdachte is door de ernstige stoornis in alcoholgebruik niet goed in staat onlustgevoelens op andere wijzen te dempen dan met het gebruik van alcohol. Ten tijde van de feiten was verdachte boos, gefrustreerd en onder invloed. Hij handelde impulsief. De stoornis in het gebruik van softdrugs lijkt niet van invloed te zijn geweest op het gedrag van verdachte ten tijde van de feiten. De stoornissen hebben verdachte beperkt in zijn keuzevrijheid. De psycholoog heeft geadviseerd om verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Zowel de antisociale persoonlijkheidsstoornis, als de stoornis in het gebruik van alcohol, maakt dat de kans dat verdachte opnieuw controle over zijn emoties zal verliezen, zeer aanwezig. Om de kans op herhaling terug te dringen is verdachte volgens de psycholoog gebaat bij een ambulante behandeling gericht op het stoppen met het gebruik van alcohol. Verdachte zal moeten leren anders om te gaan met onlustgevoelens. Deze behandeling kan het best gedaan worden door een polikliniek voor forensische verslavingszorg.
De rechtbank onderschrijft voornoemde conclusies en neemt het advies van de psycholoog over. Dit betekent dat de rechtbank verdachte de bewezen verklaarde feiten in verminderende mate zal toerekenen.
Over verdachte heeft [instelling 1] , [.....] , een reclasseringsadvies opgesteld. In dit advies van 3 juli 2019 wordt weergeven dat de reclassering de kans op herhaling hoog inschat. De reclassering heeft, met inachtneming van de het rapport van de psycholoog, geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. Aan deze voorwaardelijke straf dienen volgens de reclassering – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden:
 een meldplicht bij de reclassering;
 een ambulante behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
 een contactverbod met mw. [slachtoffer 1] , zijn kind en mw. [slachtoffer 2] ;
 een locatieverbod voor het adres: [straatnaam] [nummeraanduiding] te [woonplaats] .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich kan vinden in de over hem opgestelde rapportages en dat hij bereid is om de door de reclassering geadviseerde voorwaarden na te komen.
De op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de feiten, de daarop gestelde strafmaxima en de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, in dit geval niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht alles afwegende de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde en door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren nu er sprake is van misdrijven die zien op de onaantastbaarheid van het lichaam en uit de aard van het stalkingsdelict en hetgeen is beschreven omtrent de kans op herhaling er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De vrijheidsbeperkende maatregelen
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten acht de rechtbank het, overeenkomstig de officier van justitie, noodzakelijk dat aan verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen worden opgelegd. Deze maatregelen betreffen – kort gezegd – een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de woning van laatstgenoemde. De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren. Indien de verdachte zich niet houdt aan de geformuleerde maatregel zal verdachte telkens
7 dagen in hechtenis worden genomen, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en zal daarom bevelen dat de maatregel die verdachte wordt opgelegd dadelijk uitvoerbaar is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
[slachtoffer 1] heeft ten gevolge van het onder 1, 2, 5 en 7 ten laste gelegde schade geleden en een bedrag gevorderd van € 3.008,51. Dit bedrag bestaat uit € 3.000,- aan immateriële schade en € 8,51 (reiskosten) aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft ten gevolge van het onder 3, 4 en 7 ten laste gelegde schade geleden en een bedrag gevorderd van € 1.604,43. Dit bedrag bestaat uit € 1.200,- aan immateriële schade en € 404,43 (€ 376,02 aan eigen risico zorgverzekering en € 28,41 aan reiskosten) aan immateriële schade.
De benadeelde partijen hebben gevorderd deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en gevorderd aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partij toe te wijzen, met dien verstande dat in het geval van [slachtoffer 1] de immateriële schade gematigd dient te worden naar een bedrag van € 1.500,- en in het geval [slachtoffer 2] naar een bedrag van
€ 600,- met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaringen in hun vorderingen dan wel de vorderingen af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het door verdachte bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding voldoende onderbouw en zal deze geheel toewijzen. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.500,-.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 1.508,51,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 (voor zowel de immateriële als de materiële schadevergoeding) tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel desgewenst aan de orde stellen in een procedure bij de burgerlijke rechter.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.508,51,-, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De vordering van [slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het door verdachte bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding voldoende onderbouw en zal deze geheel toewijzen. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 600,-.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 1.004,43, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 (voor zowel de immateriële als de materiële schadevergoeding) tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel desgewenst aan de orde stellen in een procedure bij de burgerlijke rechter.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.004,43, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 juli 2017 (parketnummer 20-002451-15) is verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd. De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen. Bij die beslissing heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de thans bewezen verklaarde feiten van geheel andersoortige aard zijn.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 38v, 57, 63, 285, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 8 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 8 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
16 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan 3 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich binnen 5 werkdagen na zijn detentie meldt bij [.] [instelling 2] , afdeling reclassering te [plaatsnaam] . Hierna blijft verdachte zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt in het kader van het reclasseringstoezicht;
* zich laat behandelen door de forensische polikliniek van verslavingszorg [instelling 2] te [plaatsnaam] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duur de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* gedurende de gehele proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] ;
* gedurende de proeftijd zich niet zal bevinden binnen een straal van 300 meter van de woning van [slachtoffer 2] : [straatnaam] [nummeraanduiding] te [woonplaats] ;
* gedurende de gehele proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , tenzij dit contact via de reclassering of een tussenpersoon van een andere overheidsinstantie zou (moeten) plaatsvinden ten behoeve van het contact met [D] en enkel als dit door de bevoegde autoriteiten aangewezen wordt geacht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Vrijheidsbeperkende maatregelen
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren;
- beveelt dat verdachte:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] ;
* zich niet zal bevinden binnen een straal van 300 meter van de woning van [slachtoffer 2] : [straatnaam] [nummeraanduiding] te [woonplaats] ;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , tenzij dit contact via de reclassering of een tussenpersoon van een andere overheidsinstantie zou (moeten) plaatsvinden ten behoeve van het contact met [D] en enkel als dit door de bevoegde autoriteiten aangewezen wordt geacht;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 7 dagen hechtenis, met een maximum van 6 maanden (180 dagen). Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 20-002451-15
- verlengt de proeftijd – zoals deze bij arrest van 26 juli 2017 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch aan de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is verbonden – met één jaar;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1, 2 5 en 7 bewezen verklaarde tot een bedrag van € 1.508,51, bestaande uit € 8,51 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te bepalen van
€ 1.508,51,-, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met hechtenis van 25 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 3, 4 en 7 bewezen verklaarde tot een bedrag van € 1.004,43, bestaande uit € 404,43 aan materiële schade en € 600,- aan immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te bepalen van
€ 1.004,43,-, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met hechtenis van 20 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Voorlopige hechtenis

- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en S.B. Smit-Colenbrander, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juli 2019.
De griffier en mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en S.B. Smit-Colenbrander zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te Nieuwegein, althans in Nederland
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je dood"
en/of "je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 8 juli
2018 tot en met 5 januari 2019 te Nieuwegein en/of Vlaardingen, althans
in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft
gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door (telkens):
- voornoemde [slachtoffer 1] te bellen, en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] te emailen, en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (dreigende) berichten te sturen via sociale media
(onder andere Facebook en Whatsapp), en/of
- bij voornoemde [slachtoffer 1] langs de woning te gaan en/of zich aldaar op
te houden,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te Nieuwegein, althans in Nederland
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] (onder meer via een bericht aan [slachtoffer 1] ) dreigend
de woorden toe te voegen "ik ga je doodmaken" en/of "ik maak haar
dood" en/of "ik ga je gezicht van links naar rechts opensnijden" en/of
"zij krijgt twee sneeën in haar gezicht", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te Nieuwegein
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht, althans
tegen het hoofd te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te Nieuwegein
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in het gezicht, althans
tegen het hoofd te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 5 januari 2019 te Nieuwegein
opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan [onderneming 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
7
hij in of omstreeks de periode van 12 februari 2019 tot en met 13
februari 2019 te Vlaardingen en/of Nieuwegein, in elk geval in
Nederland,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- de moeder van die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ben
jij de moeder van [voornaam van slachtoffer 2] ? Regel de begrafenis maar alvast want ik ga haar
vermoorden" en/of "Jouw dochter is de grootste kankerhoer en ik ga
haar afmaken" en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik
heb een pistool voor 1200 euro en jij gaat als eerste kogels zien en
daarna [slachtoffer 1] " en/of "Ik ben het laatste gezicht dat jij gaat
zien" en/of "Ik ga eerst één persoon vermoorden, eentje maar, dat is
diegene die mijn leven heeft verziekt en dat ben jij kankerhoer" en/of
"Kijk elke dag achterom" en/of "Jouw zoontje gaat zonder moeder
achterblijven" en/of "Je hebt je eigen graf gegraven" en/of "Ik maak je
dood! Eerst begin ik met je kankervriendinnen!" en/of "jij gaat die kogel
in je kankerkop krijgen" en/of "Voor jou wil ik ook wel vast zitten
kankerhoer",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
8
hij op of omstreeks 13 februari 2019 te Vlaardingen opzettelijk en
wederrechtelijk (een) verwarmingsbui(s)(z)en) en/of brievenbus(sen), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
[onderneming 2] , toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0900-2019007488 Z, opgemaakt door district West-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 185. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen
2.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , pag. 10
3.Idem, pag. 11
4.Idem, pag. 12
5.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , p. 21.
6.Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1] , pag. 16.
7.Proces-verbaal van bevindingen van [A] , pag. 162.
8.Idem, pag. 163.
9.Proces-verbaal van bevindingen van [B] , pag. 5 (einddossier)
10.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 2] , pag. 5.
11.Idem, pag. 6.
12.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 2] , pag. 8 van het dossier met registratienummer PL1700-2019048259 Z.
13.Idem, pag. 9.
14.Idem, pag. 10
15.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , pag. 11 van het dossier met registratienummer PL1700-2019048259 Z. .
16.Idem, pag. 12
17.Proces-verbaal van verhoor van [C] , namens [onderneming 2] , pag. 6 van het dossier met registratienummer PL1700-2019048259 Z. .