ECLI:NL:RBMNE:2019:6556

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
16/134041-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding met geweld en poging tot ontuchtige handelingen

Op 17 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding en poging tot ontuchtige handelingen. De zaak kwam voort uit een incident op 2 juni 2019 in Nieuwegein, waarbij de verdachte geprobeerd zou hebben een minderjarige, [slachtoffer 1], te dwingen tot ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 21 augustus en 3 oktober 2019, waarbij de officier van justitie, mr. M. Kamper, de verdachte heeft aangeklaagd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.G.M. Lodder, heeft vrijspraak bepleit voor het eerste feit, terwijl de verdachte zich wel heeft bekend aan het tweede feit, dat betrekking had op [slachtoffer 2].

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen ten aanzien van [slachtoffer 1], en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, voor het tweede feit, de aanranding van [slachtoffer 2], was er wel voldoende bewijs, waaronder een bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het betasten van de vagina van [slachtoffer 2] en heeft hem hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 197 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan behandelingen voor zijn middelenverslaving.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en middelengebruik. De rechtbank heeft de conclusies van de psychiater en psycholoog overgenomen, die het recidiverisico als hoog inschatten indien de verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/134041-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd te PI Grave – te Grave.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 augustus 2019 en 3 oktober 2019. Op deze laatste zitting heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en mr. P.G.M. Lodder, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: primair
op 2 juni 2019 te Nieuwegein heeft geprobeerd [slachtoffer 1] met geweld/bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid te dwingen tot het plegen/dulden van ontuchtige handelingen;
subsidiair
op 2 juni 2019 te Nieuwegein heeft geprobeerd met [slachtoffer 1] (geboren [2009] ) die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen te plegen.
feit 2op 2 juni 2019 te Nieuwegein [slachtoffer 2] met geweld/bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het plegen/dulden van ontuchtige handelingen;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde integraal vrijspraak bepleit. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de ten laste gelegde ontuchtige handelingen niet blijken uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gewezen op de verklaring van zijn cliënt en heeft de verdediging geen verweer gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
4.3.1.1 Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft gereikt naar de vagina van het slachtoffer. Hij heeft daarbij verwezen naar de aangifte van de moeder van het slachtoffer en het studioverhoor van het slachtoffer.
4.3.1.2 Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het bewijs voor feit 1 enkel bestaat uit de verklaring van het slachtoffer en dat de handeling van het grijpen naar de vagina niet wordt waargenomen door de enige andere aanwezige getuige zijnde [getuige] . De raadsman stelt dat zich geen bewijs in het dossier bevindt dat de feitelijkheden, ten laste gelegd als de gedachtestreepjes 1 tot en met 6, hebben plaatsgevonden. Ten aanzien van het reiken naar de vagina voert de raadsman aan dat zijn cliënt heeft verklaard dat het mogelijk is dat er een armbeweging heeft plaatsgevonden, echter dat er geen enkele (seksuele) intentie aanwezig was bij verdachte om naar de vagina van het slachtoffer te reiken dan wel deze te betasten.
4.3.1.3 Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen onvoldoende kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Hoezeer de rechtbank ook begrijpt dat het handelen van verdachte voor het minderjarige slachtoffer beangstigend zal zijn geweest, is de rechtbank van oordeel dat het voornemen om de ontuchtige handelingen te plegen niet kan worden afgeleid uit de -te bewijzen- gedragingen van verdachte. Dit oordeel luidt niet anders in het licht van het andere ten laste gelegde feit, nu dit een ander feit betreft gelet op de omstandigheden waaronder dat heeft plaatsgevonden.
4.3.2.
De bewijsmiddelen ten aan zien van het onder 2 ten laste gelegde
Verdachte heeft ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde een bekennende verklaring afgelegd en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 2 juni 2019; [2]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 oktober 2019. [3]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 2 juni 2019 te Nieuwegein, door geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het onverhoeds stoppen van zijn, verdachtes hand op de onderbroek van [slachtoffer 2] en
- vervolgens het onverhoeds grijpen, betasten van de (met kleding bedekte) vagina en/of schaamlippen,

[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het grijpen en/of betasten van de bovenbenen en de (met kleding bedekte) vagina en/of schaamlippen;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder feit 2 bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 103 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten dat verdachte zich zal laten behandelen voor zijn middelenverslaving door mee te werken aan middelencontrole, een ambulante behandeling en klinische behandeling zal ondergaan en verplicht reclasseringscontact.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest gecombineerd met een voorwaardelijk strafdeel met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geformuleerd door de reclassering. De raadsman heeft verzocht aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van 2 jaar te verbinden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan aanranding van het slachtoffer. Door het slachtoffer tegen te houden en onverhoeds, via haar bovenbeen, de vagina te betasten heeft de verdachte zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en een ontoelaatbare inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Gezien het onverhoedse karakter van de handeling en de ingrijpende aard van de betasting, zal het gebeurde negatieve impact op het slachtoffer hebben gehad.
Persoon van verdachte en rapportages
Bij rapporten van Pro Justitia van 14 augustus 2019 hebben L.H.W.M. Kaiser, psychiater, en A.J. de Groot, psycholoog, over verdachte gerapporteerd.
Door de psychiater is geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een aanpassingsstoornis met vooral depressieve en angstklachten, naast vermijdende en antisociale trekken in zijn persoonlijkheid. Ook is er sprake van middelenproblematiek waarbij dit voor cocaïnegebruik als ernstig wordt ingeschat en cannabis- en alcoholgebruik als matig. Deze conclusie wordt onderschreven door de psycholoog. De psychiatrisch rapporteur heeft het recidiverisico, indien verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij, ingeschat als groot. De psycholoog beschrijft het recidiverisico, zonder gedragskundig interventie, als matig.
Door zowel de psycholoog als de psychiater is geconcludeerd dat de vastgestelde stoornis invloed heeft uitgeoefend op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte en zij adviseren derhalve het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal het feit dus in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De reclassering heeft over verdachte een rapport met de datum 23 augustus 2019 opgesteld. In dit rapport, opgemaakt door S. Verhees, reclasseringswerker, zijn voornoemde bevindingen van voornoemde psychologisch en psychiatrisch rapporteurs overgenomen. De reclasseringsrapporteur heeft het recidiverisico, op basis van de door haar uitgevoerde risicoanalyse, ingeschat als hoog.
De reclassering heeft geadviseerd – indien de rechtbank tot een veroordeling komt – aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • klinische opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek;
  • meewerken aan middelencontrole;
Strafoplegging en bijzondere voorwaarden
De rechtbank heeft acht geslagen op voornoemde rapportages van Kaiser en De Groot en het hierin opgenomen, en door de reclassering overgenomen, advies tot opleggen van gedragskundige interventie in de vorm van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank zal derhalve de bijzondere voorwaarden, zoals geformuleerd door de reclassering, opleggen aan verdachte in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven en rekening houdend met de ernst van het bewezen verklaarde, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht de rechtbank, met de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 197 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde, en door de officier van justitie gevorderde, voorwaarden verbinden. De tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis zal in mindering worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen vrijheidsstraf.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
197 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
60 dagen, nietzal worden
ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 3 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
*
Meldplicht
zich persoonlijk binnen twee dagen volgend op de datum waarop het vonnis onherroepelijk is geworden zal melden bij Reclassering Verslavingszorg Noord Nederland op het adres Overcingellaan 19, 9401 LA te Assen. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
*
Klinische behandeling
zich ter behandeling zal laten opnemen bij Forensisch Psychiatrische Polikliniek te Assen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig acht doch niet langer dan de duur van de door de rechtbank gestelde proeftijd. Van deze behandeling zal een deel van
maximaal 12 maandeneen klinische behandeling inhouden. Verdachte zal zich houden aan de regels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
*
Ambulante behandelverplichting
zich zal laten behandelen door een zorgverlener van ambulante zorg, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig acht doch niet langer dan de duur van de door de rechtbank gestelde proeftijd. Van deze behandeling zal een deel van
maximaal 7 wekeneen klinische (detox-)behandeling inhouden, indien de reclassering dit nodig acht. Verdachte zal zich houden aan de regels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
*
Middelencontrole
zal meewerken aan controle van het gebruik van verdovende middelen, waarbij door de reclassering zal worden bepaald welke controlemiddelen hiertoe zullen worden ingezet. De controle zal voortduren zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering geeft voor de controle;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Bevel tot voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. S.B. Smit-Colenbrander en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 2 juni 2019 te Nieuwegein, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- met de scooter meermalen, althans éénmaal (een) rondje(s) heeft gereden om de schommel waar zich die [slachtoffer 1] bevond en/of
- ( daarbij) de vrije doorgang voor die [slachtoffer 1] heeft versperd en/of
- ( vervolgens) heeft belet dat die [slachtoffer 1] kon ontkomen/weg gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft beet-/vastgepakt en/of vastgehouden (bij de arm) en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] naar zich toe heeft getrokken en/of
- plotseling en/of onverhoeds heeft gegrepen/gereikt naar de vagina, althans de geslachtsdelen/schaamstreek van [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 246 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juni 2019 te Nieuwegein, althans in Nederland, ter uitvoering van zijn, verdachtes, voornemen om met [slachtoffer 1] , geboren op [2009] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen - met de scooter meermalen, althans éénmaal (een) rondje(s) heeft gereden om de schommel waar zich die [slachtoffer 1] bevond en/of
- ( daarbij) de vrije doorgang voor die [slachtoffer 1] heeft versperd en/of
- ( vervolgens) heeft belet dat die [slachtoffer 1] kon ontkomen/weg gaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft beet-/vastgepakt en/of vastgehouden (bij de arm) en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] naar zich toe heeft getrokken en/of
- plotseling en/of onverhoeds heeft gegrepen/gereikt naar de vagina, althans de geslachtsdelen/schaamstreek van [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(Artikel art 247 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 2 juni 2019 te Nieuwegein, althans in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het onverhoeds stoppen van zijn, verdachtes hand(en) in/op de (onder)broek van [slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) het onverhoeds grijpen, pakken en/of betasten van de (met kleding bedekte) vagina en/of schaamlippen, althans de geslachtsdelen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het grijpen en/of betasten van de bovenbenen en/of de (met kleding bedekte) vagina en/of schaamlippen, althans de geslachtsdelen;
(Artikel art 246 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2019161167/2019161207, opgemaakt door Team Zeden, doorgenummerd 1 tot en met 75. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 2 juni 2019, p. 36 t/m 40.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 oktober 2019.