ECLI:NL:RBMNE:2019:6369
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde woning en de toepassing van de vergelijkingsmethode
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] vastgestelde waarde van € 266.000,- voor het belastingjaar 2018, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2017. Na het bezwaar werd de waarde verlaagd naar € 217.000,-, maar de eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 23 mei 2019 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De eiser stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en bepleitte een lagere waarde van € 180.000,-. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde met een taxatierapport van [taxateur], waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen in dezelfde straat. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, en dat de vergelijkingsmethode correct was toegepast.
De rechtbank overwoog dat de waarde van de woning op de waardepeildatum niet hoger was vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer, en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser over het niet inpandig taxeren van de woning en de stijging van de waarde ten opzichte van voorgaande belastingjaren. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.