ECLI:NL:RBMNE:2019:6327

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
16/163899-19 en 16/652600-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben vuurwapen en gijzeling

Op 24 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1989, die beschuldigd werd van gijzeling en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak werd behandeld in Lelystad, waar de rechtbank op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 25 september en 13 december 2019 tot een oordeel kwam. De officier van justitie, mr. D.C. Smits, vorderde vrijspraak voor het eerste feit, maar achtte het tweede feit wettig en overtuigend bewezen. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het eerste feit en een partiële vrijspraak van het tweede feit, waarbij werd betoogd dat de verdachte alleen de beschikkingsmacht over het wapen had.

De rechtbank oordeelde dat het eerste feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Voor het tweede feit, het voorhanden hebben van een vuurwapen, werd de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 6 juli 2019 tot en met 7 juli 2019 een vuurwapen van categorie III, te weten een Grand Power model P1, kaliber 9mm, voorhanden had. De rechtbank overwoog dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en wees een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 dagen toe. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte, die eerder justitiële documentatie had maar niet voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak benadrukte de noodzaak van strenge maatregelen tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/163899-19 en 16/652600-18 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
thans verblijvende in het [verblijfplaats] te [plaatsnaam] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 september 2019 en 13 december 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.C. Smits en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. I. Stas, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 6 juli 2019 te Lelystad, samen met een ander, [slachtoffer] heeft gegijzeld;
feit 2:
in de periode van 6 juli 2019 tot en met 7 juli 2019 te Lelystad, samen met een ander, een
verboden vuurwapen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde. Hij
acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het medeplegen omdat alleen hij de beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, omdat van betrokkenheid van verdachte bij dit feit niet is gebleken, en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde voor zover dit betrekking heeft op het medeplegen. Niet kan worden vastgesteld dat voldaan is aan het vereiste van een op het voorhanden hebben van het wapen gerichte bewuste en nauwe samenwerking van verdachte en zijn mededader.
Bewijsmiddelen feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 december 2019;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 7 juli 2019, genummerd 6, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 84 en volgende van het (digitale) dossier;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 juli 2019, genummerd PL0900-2019200376-58, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 169 en volgende van het (digitale) dossier.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2:
in de periode van 6 juli 2019 tot en met 7 juli 2019 te Lelystad een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen van het merk Grand Power type model P1, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die niet langer is dan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Er is gevraagd oog te hebben voor de achtergrond van het wapenbezit door verdachte. Hij heeft het wapen in de nacht van 5 op 6 juli 2019 gekocht omdat hij op 5 juli 2019 was beschoten. Voorts is verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat hij drie jonge kinderen heeft, dat hij psychologische hulp heeft gezocht alsmede hulp om na zijn detentie zijn huisvesting, werk en financiële situatie op orde te krijgen. De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank de landelijk geldende oriëntatiepunten, zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna te noemen: LOVS-oriëntatiepunten) hanteert en niet dient aan te sluiten bij de recente straftoemeting ten aanzien van vuurwapenbezit in Amsterdamse strafzaken zoals de officier van justitie heeft voorgesteld.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft een vuurwapen voorhanden gehad. De rechtbank overweegt - zoals zij ook in haar vonnis van 13 december 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:5953) heeft overwogen - dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. Dat die risico’s zich realiseren blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt en (dodelijke) slachtoffers moeten worden betreurd. Daarom is de rechtbank van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden.
Het wapen dat verdachte voorhanden had betrof een semi-automatisch vuurwapen, dat bovendien geladen was. Verdachte heeft het onder handbereik bij zich gedragen in de publieke ruimte, naar eigen zeggen om zichzelf te kunnen verdedigen in een conflict. Hiermee heeft verdachte het risico op een geweldsincident met het vuurwapen welbewust in het leven heeft geroepen en een ernstige inbreuk gemaakt op de veiligheid in de samenleving. Aangevoerd is dat verdachte zijn verantwoordelijkheid voor zijn handelen neemt, maar ter zitting heeft hij er geen enkele blijk van gegeven het gevaar van zijn handelen in te zien.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 18 juli 2019 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat er sprake is van justitiële documentatie, onder meer wegens geweldsdelicten, maar niet van relevante recidive ter zake van een soortgelijk feit als het onderhavige.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 19 augustus 2019, uitgebracht door [A] , reclasseringswerker. In dit advies staat dat verdachte impulsief handelt en onvoldoende nadenkt over de gevolgen van zijn handelen en over het gevaar van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De ontbrekende inzet voor gedragsverandering, het gebrek aan een vast inkomen en dagbesteding en het hebben van een negatief sociaal netwerk kunnen gezien worden als riscofactoren. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
De straf
De rechtbank stelt vast dat de LOVS-oriëntatiepunten voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III sub I als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden noemen.
De rechtbank is van oordeel dat inmiddels vanwege toenemend wapengebruik in de samenleving tegen illegaal wapenbezit aanzienlijk strenger moet worden opgetreden. Daarom kan, niet volstaan worden met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden. Daarmee beoogt de rechtbank allereerst vergelding vanwege de ernst van het feit. De rechtbank wil daarnaast dat van de op te leggen straf een generaal preventieve werking uitgaat, zodat ook anderen ervan worden weerhouden om vuurwapens voorhanden te hebben.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij de stukken bevindt zich de op 22 juli 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 november 2019 in de zaak met parketnummer 16/652600-18 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 12 dagen.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De politierechter heeft destijds bepaald dat de tenuitvoerlegging van de betreffende straf kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 12 dagen alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/652600-18
- wijst de vordering toe;
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 7 november 2018 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstrafvoor de duur van
12 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en V.M.A. Sinnige, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Campmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2019.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 juli 2019 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- bij die [slachtoffer] in de auto te stappen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] rondjes te laten rijden in de auto onder bedreiging van een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] onder schot te nemen en/of houden met een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp en/of
- (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen dat hij, verdachte, gisteren 8 keer had geschoten, allemaal mis, maar dat hij, verdachte, nu in 1 keer raak zou schieten en/of die [slachtoffer] lek zou schieten en/of dat die [slachtoffer] zijn broertje moest bellen, anders maakte hij, verdachte, hem af, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] anderszins te bedreigen en/of
- die [slachtoffer] gedurende lange tijd te beletten om die auto te verlaten met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer] en/of [B] en/of [C] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het betalen van een geldbedrag van 15.000 euro, althans enig geldbedrag;
2
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2019 tot en met 7 juli 2019 te Lelystad tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapen, van het merk Grand Power type model P1, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.