ECLI:NL:RBMNE:2019:5953

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
16/705944-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van vuurwapen met munitie en vrijspraak voor het bezit van messen in de vorm van een pasje

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 20 april 2018 in Diemen samen met een ander een verboden vuurwapen en 66 bijbehorende patronen voorhanden heeft gehad en overgedragen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De zaak kwam voor de rechtbank na meerdere zittingen, waarbij de officieren van justitie, mr. B.S. Schnier en mr. H.J. Starrenburg, de vordering en standpunten naar voren brachten. De verdachte heeft tijdens de zitting van 28 november 2019 bekend dat hij het vuurwapen heeft overgedragen aan politieagenten, maar de rechtbank sprak hem vrij van het tweede ten laste gelegde feit, het voorhanden hebben van messen in de vorm van een pasje, omdat niet bewezen kon worden dat deze als een wapen gekwalificeerd konden worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet voldoende bewust was van de gevaren van het bezit van vuurwapens en dat dit een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere contacten met justitie, en legde een gevangenisstraf op die langer was dan de LOVS-oriëntatiepunten voor soortgelijke feiten. De vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, en de rechtbank besliste over het beslag, waarbij enkele in beslag genomen voorwerpen verbeurd werden verklaard en andere aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/705944-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 juni 2019, 28 november 2019 en 29 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie, mr. B.S. Schnier en mr. H.J. Starrenburg (hierna gezamenlijk te noemen: officier van justitie), en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. van Appia, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 28 juni 2019 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 20 april 2018 in Diemen, samen met een ander, een verboden (vuur)wapen met 66
bijbehorende patronen voorhanden heeft gehad en overgedragen;
2. op 19 oktober 2018 in Amsterdam, samen met een ander, één of meer messen in de vorm
van een pasje voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, zoals betoogd in een ter zitting overgelegd en voorgedragen schriftelijk requisitoir. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte] over het wapen en dat de verdachte het wapen met munitie vervolgens heeft overgedragen aan – naar later bleek – twee politieagenten. Verdachte heeft dit ook bekend.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken. De uiterlijke verschijningsvorm van de onder verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen messen lijkt niet op een creditcard of een ander daaraan soortgelijk pasje en zijn daarom niet te kwalificeren als een heimelijk wapen als bedoeld in categorie I, onder 4 van de Wet wapens en munitie (hierna te noemen: WWM).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering van de officier van justitie voor zover het gaat om het onder 1 tenlastegelegde feit op dit onderdeel niet weersproken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich niet uitgelaten over het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal de verdachte hiervan vrijspreken. Het enkele feit dat de mesjes in opgevouwen toestand ongeveer dezelfde lengte en breedte hebben als een pasje en plat op het pasje zitten, is onvoldoende om deze aan te kunnen merken worden als een blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen. Evenmin is daarvoor voldoende dat het lemmet geheel binnen de afmetingen van de behuizing valt. Het voor een dergelijk mesje onderscheidende aspect is nu juist dat het snijvlak niet continu aanraakbaar is, zoals in het geval van een zakmes of een stanleymes. De rechtbank stelt vast dat de onder de verdachte aangetroffen mesjes lijken op opvouwbare mesjes en daarom niet vallen onder de strafbaarstelling van artikel 2, categorie I, onder 4, WWM.
Feit 1 [1]
Het feit is door de verdachte begaan. De verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde ter terechtzitting bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 november 2019; [2]
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 van 21 april 2018, genummerd I20042018, opgemaakt door A-4114 en A-4115, als zodanig ingeschreven bij het Team Operationele Support, werkzaam bij het Team Werken Onder Dekmantel, afdeling Afgeschermde Operaties, Dienst Landelijke Operationele Samenwerking van de Landelijke Eenheid, houdende de verklaringen van A-4114 en A-4115, pagina’s 155 en156;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2019, genummerd 1904120859.AMB, opgemaakt door [verbalisant 1] , brigadier werkzaam bij de Eenheid Midden-Nederland, houdende de uitwerking van tapgesprekken tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , pagina’s159 tot en met164;
  • kennisgevingen van inbeslagneming ex artikel 94 en 94a Wetboek van Strafvordering, pagina’s 1533 tot en met1538;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 september 2018, genummerd PL0900-2017111541-9, opgemaakt door [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, domein generieke opsporing, werkzaam bij de Politie Eenheid Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Forensische opsporing, Wapens Munitie Explosieven, houdende een nader onderzoek aan voorwerpen, pagina’s 3034 tot en met 3039.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 20 april 2018 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III en munitie van categorie III Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen (merk/model/kaliber: Zastava/M70/7.65mm) (categorie III) en zesenzestig (66) bijbehorende patronen (kaliber: 7.65 mmBr),
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan andere personen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft samengevat het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft een wapen en munitie voorhanden gehad en overgedragen aan, naar later bleek, politieagenten. Daaraan voorafgaand heeft hij hierover met medeverdachte [medeverdachte] gebeld. Van een andere of verdergaande betrokkenheid van verdachte is niet gebleken. Hij heeft slechts een minimale rol gespeeld in vergelijking met de medeverdachte [medeverdachte] , zoals daarvan blijkt in het van het onder de naam 25Parka verrichte opsporingsonderzoek opgemaakte dossier.
De vordering van de officier van justitie is kennelijk mede ingegeven door de recente straftoemeting in Amsterdamse strafzaken. De rechtbank dient zich bij de straftoemeting niet te laten leiden door de bestaande en aan wapengebruik te relateren maatschappelijke onrust, die de Amsterdamse rechtbank ertoe heeft gebracht lokale oriëntatiepunten te formuleren, en een hogere strafoplegging uitwijzen dan de binnen de organisatie van de Rechtspraak landelijk vigerende oriëntatiepunten, zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna te noemen: LOVS-oriëntatiepunten). In dit geval dient de rechtbank terug te vallen op de LOVS-oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten gaan bij het voorhanden hebben en overdragen van een (vuur)wapen uit van de oplegging van een gevangenisstraf van drie maanden.
Verdachte is sinds 2010 niet meer met politie en justitie in aanraking geweest. Er is sprake van een incident; hij wilde zich juist ontdoen van het wapen. Verdachte heeft een eigen bedrijf opgericht en daarvoor een lening afgesloten. Hij heeft reeds twee maanden in voorarrest doorgebracht. De reclassering ziet positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte. Het opleggen van een gevangenisstraf die alsnog vrijheidsbeneming meebrengt zal die positieve ontwikkelingen doorkruisen en is daarom niet passend. Het opleggen van een geldboete of een deels voorwaardelijke taakstraf zou passender zijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft een (vuur)wapen en munitie voorhanden gehad en deze in de publieke ruimte overgedragen aan – naar later bleek – politieagenten. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Dat die risico’s zich realiseren blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt en (dodelijke) slachtoffers moeten worden betreurd. In deze context moet tegen de handel in en het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng worden opgetreden. De rechtbank neemt aan dat het deze notie is die de Amsterdamse rechtbank ertoe heeft gebracht lokale oriëntatiepunten te formuleren.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij totaal geen besef heeft getoond voor de grote gevaren die wapens met zich brengen en het doel waarmee deze wapens door de klanten konden worden gebruikt. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat verdachte (blijkens het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 mei 2019) in 2010 met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake van bezit/handel in wapens. De rechtbank ziet daarin aanleiding om daarmee in strafverzwarende zin rekening te houden. Aan de raadsman moet worden toegegeven dat de inhoud van het over verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 8 mei 2019 ook aanknopingspunten biedt voor het door de verdediging geschetste positieve beeld van de verdachte, niettemin baart het kennelijk gemak waarmee de bewezen geachte misdrijven zijn begaan zorgen voor de toekomst.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten, zal de rechtbank – anders dan de raadsman heeft bepleit – niet volstaan met het opleggen van een geldboete of een taakstraf. De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten en stelt vast dat voor het voorhanden hebben en overdragen van een wapen van categorie III sub I een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden staat.
De verdachte heeft echter niet alleen een doorgeladen vuurwapen, maar ook 66 patronen voorhanden gehad en (in het criminele milieu) overgedragen. Dit rechtvaardigt op zichzelf beschouwd de oplegging van een gevangenisstraf van een langere duur dan drie maanden. Daarnaast dient, gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor reeds uiteengezet, van een op te leggen gevangenisstraf een voor anderen afschrikwekkend effect uit te gaan, zodat ook om die reden een gevangenisstraf van een langere duur dan drie maanden passend is. Ook heeft de rechtbank in strafverzwarende zin gelet op de persoon van verdachte en zijn omstandigheden, in die zin dat sprake is van recidive.
De verdediging heeft terecht naar voren gebracht dat het gewicht van de rol van verdachte in het onderhavige dossier vergelijking met die van de medeverdachte [medeverdachte] als betrekkelijk moet worden gewaardeerd, nu in zijn geval niet ook van andere strafbare gedragingen is gebleken. De rechtbank zal dit aspect bij de straftoemeting meewegen, verdergaand dan reeds door de officier van justitie in zijn vordering tot uitdrukking is gebracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke zin op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend is.

9.Voorlopige hechtenis

De vordering en het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van haar requisitoir gevorderd dat de rechtbank aan verdachte gevangenisstraf zal opleggen. Hij heeft die vordering vergezeld doen gaan van een andere vordering, te weten de opheffing van de schorsing van het bevel tot verdachtes voorlopige hechtenis. Deze laatste vordering is door de officier van justitie onderbouwd onder verwijzing naar de ernst van het feit.
De raadsman heeft zich onder verwijzing naar het gewicht van de persoonlijke belangen van de verdachte tegen toewijzing van de vordering verzet.
De beoordeling van de vordering
De rechtbank stelt voorop dat de strafvorderlijke regeling meebrengt dat de opheffing van een schorsing van voorlopige hechtenis te allen tijde door de rechtbank kan worden bevolen, ambtshalve door de rechtbank of op vordering van de officier van justitie. Kortom, een aan de rechter toegekende bevoegdheid.
De rechtbank releveert het verloop van de preventieve hechtenis.
Nadat verdachte op 19 oktober 2018 in verzekering is gesteld, is hij op 22 oktober 2018 in bewaring gesteld. De rechtbank heeft op 1 november 2018 verdachtes gevangenhouding bevolen. Het hof heeft deze beschikking bekrachtigd en de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van 20 november 2018, en heeft aan die schorsing een aantal voorwaarden verbonden. Naar het oordeel van het hof kon door het stellen van die voorwaarden het met voorlopige hechtenis nagestreefde doel – kort gezegd: het voorkomen van herhaling – toereikend worden gewaarborgd. Gesteld noch is gebleken dat verdachte zich vervolgens niet aan enige aan die schorsing verbonden voorwaarde heeft gehouden.
Bij die stand van zaken acht de rechtbank geen termen aanwezig die opheffing ambtshalve te bevelen, zodat vervolgens de vraag voorligt of de vordering van de officier van justitie voor toewijzing gereed ligt. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Gelijk de rechtbank hiervoor heeft overwogen is een overtreding van enige voorwaarde niet gesteld noch is daarvan gebleken. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het enkele gegeven dat heden vonnis wordt gewezen - met een strafoplegging als na te melden - maakt, dat opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis is aangewezen. Daarom zal de rechtbank de vordering afwijzen.

10.Beslag

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht te beslissen overeenkomstig de ‘Beslaglijst 25Parka’, die de officier van justitie voorafgaande aan het onderzoek ter terechtzitting aan het procesdossier heeft doen toevoegen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de onder verdachte inbeslaggenomen, en aan hem toebehorende telefoon, aan hem terug te geven. Deze telefoon houdt geen verband met de aan hem ten laste gelegde feiten.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal beslissen conform de door de officier van justitie aan de rechtbank verstrekte ‘Beslaglijst 25Parka’, hetgeen de volgende overwegingen en beslissingen met zich brengt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het na te noemen in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaren, te weten:
- zwarte LG G6 (goednummer 483929).
Tijdens het verhoor van verdachte heeft de verbalisant aangegeven dat er een video is aangetroffen op deze telefoon, waarin een persoon te zien is die een wapen vastheeft, welk wapen in elk geval zeer veel lijkt op het door verdachte verkochte vuurwapen. Naar het oordeel van de rechtbank houdt deze video verband met het bewezenverklaarde feit. Teruggave van de telefoon waarop deze video is aangetroffen is wat de rechtbank betreft niet aan de orde, gelet op de kennelijke verheerlijking van vuurwapens in die betreffende video.
Teruggave beslagene
De rechtbank zal teruggave gelasten aan de beslagene van de na te noemen in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • IPhone 4s zwart inclusief simkaart Lyca (p. 1716) (goednummer 483809);
  • IPhone 4 zwart, stuk, zonder simkaart (p. 1717) (goednummer 483810);
  • Messen in vorm pasje (goednummers 483811 + 483812).

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31, 55 van de Wet wapens en munitie zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 zwarte LG G6 (goednummer 483929);
- gelast de teruggave aan de beslagene van de volgende voorwerpen:
  • IPhone 4s zwart inclusief simkaart Lyca (p. 1716) (goednummer 483809);
  • IPhone 4 zwart, stuk, zonder simkaart (p. 1717) (goednummer 483810);
  • Messen in vorm pasje (goednummers 483811 + 483812).
Dit vonnis is gewezen door mrs. V.M.A. Sinnige, voorzitter, R. Veldhuisen en
P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 april 2018 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III en/of munitie van categorie III Wet wapens en munitie, te weten
-een (vuur)wapen (merk/model/kaliber: Zastava/M70/7.65mm) (categorie III) en/of zesenzestig (66) bijbehorende patro(o)nen (kaliber: 7.65 mmbr)
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan één of meerdere andere pers(o)n(en);
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, 2 (twee) in elk geval één of meer, wapen(s) van categorie I onder 4°, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, te weten 2 (twee), in elk geval één of meer mes(sen) in de vorm van (een) pasje(s), in elk geval één of meer blank(e) wapen(s) dat/die uiterlijk gelijkt/gelijken op een ander voorwerp dan een wapen,
heeft gedragen en/of voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd MDRAA17011 (Onderzoek 25Parka), opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3396. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van