Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2019 in de zaak tussen
Gemeente Utrecht, te Utrecht, eiseres
[betrokkene](betrokkene), te [woonplaats] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de Gemeente Utrecht als eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als verweerder. De zaak betreft de toekenning van een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan een betrokkene die zich arbeidsongeschikt had gemeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, die op 27 augustus 2014 arbeidsongeschikt was geraakt, een WIA-uitkering had aangevraagd en dat de verweerder deze uitkering had toegekend met ingang van 24 augustus 2016, omdat de betrokkene 68,46% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft de rechtbank een deskundige, J.T.J.A. Klijn, benoemd om de medische situatie van de betrokkene te beoordelen. Klijn concludeerde dat de betrokkene psychische klachten had, maar dat hij op basis van de beschikbare informatie en zijn eigen onderzoek in staat was om 20 uur per week te werken. De rechtbank heeft de bevindingen van Klijn gevolgd en geoordeeld dat de gronden van eiseres niet konden slagen. De rechtbank oordeelde dat de toekenning van de WIA-uitkering door verweerder terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van medische gegevens.