In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. Eiseres ontving vanaf 21 juli 2011 een bijstandsuitkering. Na het overlijden van haar moeder in 2016, die een langstlevende testament had opgesteld, en haar vader in 2018, heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres stopgezet en teruggevorderd. Eiseres betwistte de terugvordering, stellende dat haar aanspraak op de erfenis pas ontstond na het overlijden van haar vader, omdat zij feitelijk niet over het erfdeel kon beschikken. De rechtbank oordeelde dat de aanspraak op het erfdeel bij het overlijden van de moeder van eiseres ontstond, en dat verweerder recht had op terugvordering van de bijstand tot dat moment. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, en benadrukte dat de wet en jurisprudentie in deze situatie gevolgd moesten worden. De rechtbank kon de wet niet aanpassen en wees het verzoek van eiseres af.